ECLI:NL:RBZWB:2023:4614
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden van onroerende zaken in Middelburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg beoordeeld. De zaak betreft de vastgestelde waarden van drie onroerende zaken per 1 januari 2021, die zijn gebruikt voor de aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2022. De rechtbank behandelt de bezwaren van belanghebbende, die eigenaar is van de onroerende zaken, tegen de waardevaststellingen en de daarop gebaseerde aanslagen.
De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op € 247.000, € 201.000 en € 891.000. Tijdens de procedure heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende voor de onroerende zaak met een waarde van € 201.000 gegrond verklaard, waardoor de waarde werd verlaagd tot € 166.000. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarden aannemelijk heeft gemaakt, waarbij de huurwaardekapitalisatiemethode en vergelijkingsmethode zijn toegepast. Belanghebbende heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van de coronapandemie en het leegstandsrisico, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende marktgegevens heeft gepresenteerd ter onderbouwing van de vastgestelde waarden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, waardoor de beschikkingen en de daarop gebaseerde aanslagen OZB gehandhaafd blijven.