ECLI:NL:RBZWB:2023:4649

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
22-017614 en 22-017615
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na onterecht ondergane inverzekeringstelling en verzoek om reiskostenvergoeding

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op 1 augustus 2022, met betrekking tot de toekenning van schadevergoeding aan een verzoeker die onterecht in verzekering was gesteld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.L.D. Thomas, had verzocht om een vergoeding van € 130,00 voor de schade die hij had geleden door de onterecht ondergane inverzekeringstelling, alsook om reiskostenvergoeding van € 29,46 en een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

Tijdens de zitting op 1 juni 2023 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie heeft zich positief uitgelaten over de schadevergoeding voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling, maar heeft de reiskosten afgewezen, omdat deze niet onder de reikwijdte van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering vallen. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en de LOVS-uitgangspunten voor schadevergoeding.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op de vergoeding van € 130,00 voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling en heeft de forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift toegewezen. De verzoeken voor de reiskosten zijn afgewezen, omdat deze niet in aanmerking komen voor vergoeding volgens de geldende wetgeving. De totale toegekende schadevergoeding bedraagt € 810,00, dat zal worden overgemaakt op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Thomas Advocaten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/063172-22
rk-nummers: 22-017614 en 22-017615
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 1 augustus 2022, in de zaak:
[verzoeker01]wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] , [land01] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.L.D. Thomas, Ceintuurbaan 259-261 H, 1074 CZ Amsterdam

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 29,46, voor vergoeding van reiskosten;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 680,00 € 680,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 23 juni 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker in verzekering is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 1 juni 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. G.L.D. Thomas als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat verzoeker door de politierechter in de zaak met parketnummer 02/063172-22 is vrijgesproken. Verzoeker is onder verdenking van het strafbare feit in verzekering gesteld op 14 maart 2022 en diezelfde dag heengezonden. Verzoeker komt om die reden in aanmerking voor een vergoeding van € 130,00. Daarnaast
heeft verzoeker reiskosten gemaakt na heenzending ter hoogte van € 29,46 om thuis te (kunnen) komen. Ten slotte vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding ter hoogte van
€ 680,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift voor zover dat ziet op de immateriële schade met betrekking tot de onterecht ondergane inverzekeringstelling van één dag toegewezen kan worden ter hoogte van € 130,00. De gevraagde reiskosten ter hoogte van € 29,46 dienen afgewezen te worden nu deze kosten niet vallen onder de reikwijdte van art. 530 Sv. De forfaitaire vergoeding kan toegewezen worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
één dag in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Voor wat betreft de verzochte reiskosten het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat slechts reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de (straf)zaak op basis van de artikelen 530 en 533 Sv voor vergoeding in aanmerking komen. De reiskosten die een verdachte maakt ten behoeve van bezoeken aan het kantoor van zijn raadsman, van en naar een deskundige en bij heenzending na aanhouding, ophouding voor verhoor, inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis vallen buiten het beslissingskader van deze artikelen (zie ook ECLI: NL: GHAMS: 2018:1196 en ECLI: NL: GHAMS: 2018: 4638). Het verzoek om deze kosten te vergoeden wordt gelet op het voorgaande dan ook afgewezen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,00, bestaande uit de vergoeding voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling; en
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 810,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer01] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Thomas Advocaten, onder vermelding van “ [omschrijving01] ”.
Deze beslissing is op 15 juni 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).