ECLI:NL:GHAMS:2018:4638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
001070-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand eiste. Het verzoekschrift was ingediend op 11 september 2018 en betrof een schadevergoeding van € 630,00 voor schade die de verzoeker zou hebben geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling in een strafzaak. De verzoeker, geboren in 1996, had zijn advocaat, mr. T. Fuchs, gemachtigd om het verzoek in te dienen. Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer heeft de advocaat van de verzoeker het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ingetrokken. Het hof heeft de relevante stukken in de strafzaak bestudeerd en de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord op 30 november 2018. De verzoeker was niet aanwezig bij deze zitting.

Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 30 september 2016 in verzekering was gesteld en op 3 oktober 2016 weer in vrijheid was gesteld. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een schadevergoeding van € 315,00 voor de ondergane inverzekeringstelling, maar wees het verzoek om een hogere vergoeding af, omdat de verzoeker niet voldoende had onderbouwd waarom zijn situatie anders was dan die van andere personen die in vergelijkbare omstandigheden schadevergoeding aanvragen.

Daarnaast heeft het hof de verzoeken om vergoeding van reiskosten en verblijfskosten beoordeeld. Het hof wees de reiskosten voor de thuisreis na de detentie af, maar kende wel een vergoeding toe van € 180,12 voor reiskosten naar de zitting en € 26,50 voor parkeerkosten. Ook werd een vergoeding van € 21,00 voor lunchkosten toegewezen. Tot slot werd een forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand toegekend. De totale vergoeding die aan de verzoeker werd toegekend, bedroeg € 1.092,62, waarvan € 315,00 voor de inverzekeringstelling en € 777,62 voor de overige kosten.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001071-18 (89 Sv) en 001070-18 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-004269-16
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. T. Fuchs, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding, op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 630,00 (A) ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 143,00 (B);
reiskosten en verblijfskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek en het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 331,00 (C) en € 47,50 (D);
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00 (E).
Ter terechtzitting van de raadkamer van dit hof heeft de advocaat namens verzoeker het verzoek tot toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak ingetrokken.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 11 september 2018 ingekomen.
Op 8 november 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 november 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij arrest van dit hof van 13 juni 2018 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv (A)
Verzoeker is op 30 september 2016 in verzekering gesteld. Vervolgens is hij op 3 oktober 2016 in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De forfaitaire bedragen ter vergoeding van schade door preventieve detentie, zoals die in de oriëntatiepunten en aanbevelingen van het LOVS zijn opgenomen, worden beschouwd zowel materiële als immateriële schade te betreffen. In bijzondere gevallen, en voor zover gesteld en deugdelijk onderbouwd, kunnen hogere bedragen worden toegekend (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2018:978).
Verzoeker heeft anderhalf maal de forfaitaire dagvergoeding gevraagd en daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat de detentie voor verzoeker als net meerderjarige, die niet eerder met de politie in aanraking is gekomen, zeer traumatisch was en dat hij eveneens een schooldag heeft moeten missen.
In hetgeen door verzoeker is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding een hogere dan forfaitaire vergoeding toe te wijzen, mede gelet op de omstandigheid dat verzoeker niet onderbouwd heeft aangegeven waarin het verschil bestaat tussen zijn ervaringen en die van andere in verzekering of voorlopige hechtenis gestelde personen die voor schadevergoeding in aanmerking komen. Wat daartoe is aangevoerd (gemiste schooldag, geringe leeftijd, eerste ervaring met politie/justitie) is onvoldoende voor een hogere vergoeding dan de forfaitaire.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane inverzekeringstelling tot een bedrag van € 315,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Reis- en verblijfskosten (C en D)
Verzocht is om vergoeding van de reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting (2 zittingsdagen) alsmede van de reiskosten gemaakt voor de thuisreis na ommekomst van zijn detentie..
Volgens vaste jurisprudentie van dit hof komen reiskosten bij heenzending na aanhouding, ophouding voor verhoor, inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis niet voor vergoeding in aanmerking nu deze kosten niet zijn gemaakt ‘ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak’ als bedoeld in het eerste lid van artikel 591a Sv (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2018:1196). In zoverre moet het verzoek worden afgewezen.
Ten aanzien van de reiskosten waarvoor de gewezen verdachte op grond van artikel 591a, lid 1 Sv een vergoeding kan krijgen hanteert het hof bij gebruik van een auto een forfaitaire kilometervergoeding van 0,19 cent per kilometer. Hiervan kan onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken mits het verzoek deugdelijk van argumenten en bewijstukken is voorzien.
Uitgaande van 4 maal de afstand Edingen (België) naar Amsterdam van -zoals ook door verzoeker is gesteld- 237 km, zijnde 948 km in totaal, kan het verzoek worden toegewezen tot een bedrag van
€ 180,12.
Bovenforfaitair heeft verzoeker verzocht om vergoeding van € 26,50 aan parkeerkosten. Deze kosten zijn door overlegging van betaalbewijzen aannemelijk geworden en voor toewijzing vatbaar.
Verzocht wordt voorts om vergoeding van de lunch à € 21,00, waartoe verzoeker eveneens een betaalbewijs heeft overgelegd.
Het hof overweegt dat onder verblijfkosten die kosten moeten worden begrepen die nodig zijn ten behoeve van het onderzoek. Gezien de afstand die verzoeker heeft moeten afleggen voor het bijwonen van de zitting en de tijd die daarmee gemoeid is geweest acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
Kosten rechtsbijstand (E)
Voorts zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van een forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand ten aanzien van het onderhavige verzoekschrift.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 315,00 (driehonderdvijftien euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 777,62 (zevenhonderdzevenenzeventig euro en tweeënzestig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 december 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.092,62 (duizend tweeënnegentig euro en tweeënzestig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 14 december 2018.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.