ECLI:NL:RBZWB:2023:4710

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
10243410 \ CV EXPL 22-3881 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over terugbetaling van huur en waarborgsom met vordering tot herstelkosten en boete

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen [eiseres in conventie01] en [gedaagden in conventie01]. [Eiseres in conventie01] heeft een woning gehuurd van [gedaagden in conventie01] en vordert in conventie de terugbetaling van huur en een waarborgsom, terwijl [gedaagden in conventie01] in reconventie herstelkosten en een boete vorderen. De huurovereenkomst, die op 1 maart 2013 inging, bevat bepalingen over de staat van het gehuurde bij aanvang en beëindiging van de huur, alsook over de opzegtermijn en boetebedingen. Na opzegging van de huurovereenkomst door [eiseres in conventie01] per 27 mei 2021, heeft zij de woning op 14 juni 2021 opgeleverd. [Eiseres in conventie01] vordert een bedrag van € 1.674,73, bestaande uit onverschuldigd betaalde huur en de waarborgsom, terwijl [gedaagden in conventie01] verweer voeren en in reconventie een bedrag van € 25.000,00 vorderen voor herstelkosten en een boete. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres in conventie01] recht heeft op terugbetaling van € 503,00 voor onverschuldigd betaalde huur, maar dat de waarborgsom niet kan worden terugbetaald vanwege tekortkomingen in de oplevering van het gehuurde. De vordering van [gedaagden in conventie01] tot schadevergoeding is toegewezen, maar de boete is afgewezen als oneerlijk beding. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van [gedaagden in conventie01].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10243410 \ CV EXPL 22-3881
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie01]
te [plaats01]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: [eiseres in conventie01]
procederend in persoon
tegen

1.[gedaagde in conventie01]

te [plaats02]

2. [gedaagde in conventie02]

te [plaats03] ( [land01] )

3. [gedaagde in conventie03]

te [plaats02] ,
gedaagde partijen in conventie
eisende partijen in reconventie
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie01]
gemachtigde: mr. H.M.H. van Dongen

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 25 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

a. [eiseres in conventie01] heeft met ingang van 1 maart 2013 de woning die is gelegen aan het [adres01] te [plaats02] van [gedaagden in conventie01] gehuurd.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte (ROZ-model van juli 2003) van toepassing. Daarin zijn onder andere de volgende bepalingen opgenomen:

Toestand bij begin en einde huur
2.1
Het gehuurde wordt/is bij aanvang van de huurovereenkomst aan huurder opgeleverd en door huurder aanvaard in goede staat, zonder gebreken. (…)
De staat/toestand waarin het gehuurde zich bij het begin van de huur bevindt, wordt vastgelegd in een (…) inspectierapport/beschrijving, dat/die door partijen wordt ondertekend en waarvan elk van partijen een exemplaar ontvangt.
(…)
2.2
Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, zal huurder het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst of bij het einde van het gebruik van het gehuurde, aan verhuurder opleveren in de staat die bij aanvang van de huur is beschreven, waarbij rekening moet worden gehouden met latere door verhuurder verrichte werkzaamheden en de normale slijtage en veroudering.
(…)
2.4
Partijen zullen het gehuurde bij beëindiging van de huurovereenkomst gezamenlijk inspecteren. Daarbij wordt door verhuurder een door partijen te ondertekenen inspectierapport opgemaakt.
(…)
2.5
Huurder zal de in het inspectierapport vermelde onderhouds- en herstelwerkzaamheden verrichten voordat hij het gehuurde definitief verlaat.
2.6
Als huurder geen of onvoldoende uitvoering geeft aan de in het inspectierapport weergegeven onderhouds- en herstelwerkzaamheden dan is de verhuurder gerechtigd om die werkzaamheden voor rekening van huurder te laten uitvoeren zonder dat huurder daarvoor door of namens verhuurder in gebreke behoeft te worden gesteld.
(…)
Beëindiging door opzegging
19. Beëindiging van de huurovereenkomst door opzegging dient te geschieden:
- per deurwaardersexploot of aangetekende brief en
- met ingang van de dag waarop een nieuwe betaalperiode aanvangt en
- met inachtneming van een opzegtermijn.
De opzegtermijn is gelijk aan de duur van een betaalperiode, maar is voor een opzegging door huurder niet korter dan één maand (…).
In verzuim zijn / boetebeding
20.6
Huurder is aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 25,- per
kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit deze overeenkomst met de
bijbehorende algemene bepalingen die hij niet nakomt of overtreedt, onverminderd
zijn verplichting om alsnog aan die verplichting te voldoen en onverminderd
verhuurders overige rechten op schadevergoeding of anderszins. Genoemd bedrag is gebaseerd op het prijspeil 1 januari 2003 en wordt met ingang van 1 januari 2004 jaarlijks geïndexeerd.
Op 21 februari 2013 werd een door partijen ondertekende beschrijving van de woning opgemaakt (hierna: het inspectierapport).
Bij aanvang van de huur heeft [eiseres in conventie01] een waarborgsom van € 905,00 aan [gedaagden in conventie01] betaalt.
In een e-mail van 27 mei 2021 heeft [eiseres in conventie01] de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2021. Zij heeft de woning per 15 juni 2021 verlaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1
Bij dagvaarding vordert [eiseres in conventie01] (in conventie) dat [gedaagden in conventie01] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld om aan haar te voldoen het bedrag van
€ 1.674,73, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de dagvaardingen werden uitgebracht tot de dag van de algehele voldoening. Tevens vordert zij dat [gedaagden in conventie01] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
[gedaagden in conventie01] voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres in conventie01] , althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres in conventie01] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
in reconventie
3.3
[eisers in reconventie01] vorderen op hun beurt (in reconventie) dat [verweerster in reconventie01] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan hen van
€ 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van de algehele voldoening. Daarnaast vorderen zij dat [verweerster in reconventie01] wordt veroordeeld, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van de proceskosten, de wettelijke rente daarover en nakosten.
3.4
Daartegen voert [verweerster in reconventie01] verweer.

4.De beoordeling

4.1
Op hetgeen partijen ter onderbouwing van hun stellingen naar voren hebben gebracht wordt, voor zover dit voor de beoordeling van het geschil van belang is, hierna ingegaan.
in conventie
4.2
[eiseres in conventie01] stelt dat zij na opzegging van de huurovereenkomst het gehuurde op 14 juni 2021 heeft opgeleverd. Voor de maand juni 2021 heeft zij de volledige huurprijs, die toen
€ 1.006,00 bedroeg, betaald. Maar omdat zij in die maand slechts een halve maand in het gehuurde heeft gewoond dient zij ook slechts voor deze halve maand huur te betalen. Het verschil van € 503,00 vordert zij terug. Daarnaast dienen [gedaagden in conventie01] de waarborgsom van € 905,00 nog terug te betalen. Ondanks herhaalde betalingsherinnering zijn [gedaagden in conventie01] niet bereid gebleken deze bedragen aan haar te voldoen, zodat zij werd genoodzaakt haar vordering ter incassering uit handen te geven aan haar (toenmalige) gemachtigde. Omdat [gedaagden in conventie01] zelfs na ingebrekestelling met betaling achter zijn gebleven zijn zij op grond van de wet voor buitengerechtelijke incassokosten een vergoeding van € 255,55 inclusief btw verschuldigd. Daarnaast maakt zij jegens [gedaagden in conventie01] aanspraak op wettelijke rente, die zij vooralsnog, tot aan de dagvaarding, heeft berekend op € 11,18. De som van de verschuldigde bedragen is € 1.674,73.
4.3
[gedaagden in conventie01] weerspreken niet dat zij de helft van de huur voor de maand juni 2021 en de indertijd door [eiseres in conventie01] betaalde waarborgsom niet hebben terugbetaald. [eiseres in conventie01] kan geen aanspraak maken op terugbetaling van huur omdat zij op 27 mei 2021 de huurovereen-komst heeft opgezegd, waardoor ingevolge artikel 3.1 van die huurovereenkomst in verbinding met artikel 19 van de Algemene bepalingen, en artikel 7:271 BW, de overeen-komst eerst op 1 juli 2021 eindigde. Dat zij, [gedaagden in conventie01] , ermee hebben ingestemd dat [eiseres in conventie01] de woning eerder zou opleveren verplicht hen niet tot terugbetaling een halve maand huur. Evenmin zijn zij gehouden tot terugbetaling van de waarborgsom. Aan de voor-waarden voor terugbetaling is niet voldaan. Ingevolge artikel 10.1 van de huurovereenkomst diende de woning in behoorlijke staat te zijn opgeleverd. Het is [gedaagden in conventie01] gebleken dat het gehuurde in een matige staat, beschadigd, vervuild en enigszins uitgeleefd is opgeleverd. Dit blijkt onder andere uit een vergelijking van het opnamerapport d.d. 14 juni 2021 met het inspectierapport van 21 februari 2013 en is door hen herhaaldelijk aan [eiseres in conventie01] meegedeeld, aldus [gedaagden in conventie01] .
4.4
Ten aanzien van de huur die [eiseres in conventie01] voor de gehele maand juni 2021 heeft betaald overweegt de kantonrechter dat [gedaagden in conventie01] in beginsel gelijk hebben wanneer zij met verwijzing naar de huurovereenkomst, de Algemene bepalingen die daarop van toepassing zijn en artikel 7:271 lid 2 BW betogen dat de huur enkel tegen 1 juli 2021 kon worden opgezegd en [eiseres in conventie01] dus strikt genomen de huur voor de volledige maand juni 2021 verschuldigd is. [eiseres in conventie01] heeft echter onweersproken verklaard dat de huurster die medio juni 2021 na haar in de woning is getrokken eveneens huur heeft betaald voor de laatste twee weken van die maand, terwijl uit de e-mails die [gedaagde in conventie02] op 23 en 24 augustus 2021 aan [eiseres in conventie01] zond (conclusie van antwoord, productie 8) volgt dat ook [gedaagden in conventie01] aanvankelijk van mening waren dat die halve maand huur aan [eiseres in conventie01] toekwam. Ter zitting heeft [gedaagde in conventie02] nog verklaard dat aanvankelijk het voornemen bestond om het bedrag aan [eiseres in conventie01] terug te betalen. Gelet op deze omstandigheden moet er vanuit worden gegaan dat [gedaagden in conventie01] hebben ingestemd met een eerdere huurbeëindiging dan per 1 juli 2021, de opzegdatum volgens huurovereenkomst, en [eiseres in conventie01] onverschuldigd € 503,00 ten titel van huur heeft betaald. In beginsel dient dat bedrag dan ook aan haar te worden terugbetaald.
4.5.1
Voor de aanspraak van [eiseres in conventie01] op terugbetaling van de waarborgsom geldt het volgende. Op grond van artikel 2.2 van de op de huurovereenkomst toepasselijke Algemene bepalingen was [eiseres in conventie01] gehouden om bij het einde van de huurovereenkomst de woning aan [gedaagden in conventie01] op te leveren in de staat die bij aanvang van de huur is beschreven, waarbij echter wel rekening moest worden gehouden met latere door [gedaagden in conventie01] verrichte werkzaamheden en de normale slijtage en veroudering. Een enigszins gelijkluidende verplichting is opgenomen in artikel 7:224 lid 2 BW.
4.5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres in conventie01] en [gedaagde in conventie02] op 14 juni 2021 de woning gezamenlijk hebben geïnspecteerd. Bij die gelegenheid heeft [gedaagde in conventie02] aan [eiseres in conventie01] kenbaar gemaakt dat verschillende zaken dienden te worden hersteld. Partijen verschillen echter van mening over de ernst en omvang van de uit te voeren herstelwerk-zaamheden. Waar [gedaagden in conventie01] in hun conclusie van antwoord (§ 12) stellen dat ten tijde van de oplevering aan [eiseres in conventie01] kenbaar is gemaakt dat de woning is opgeleverd in een matige staat, te weten beschadigd, vervuild en uitgeleefd, betwist [eiseres in conventie01] de aldus beschreven staat van de woning en wijst zij op haar e-mail van 21 juni 2021 aan [gedaagde in conventie02] waarin zij hem schreef dat zij enkele van de besproken zaken heeft hersteld, dat zij met de nieuwe bewoonster een afspraak heeft gemaakt inzake het schoonmaken van de badkamer en ten slotte dat zij het door [gedaagde in conventie02] toegezegde rapport afwacht alvorens zij met verdere werkzaamheden zou aanvangen (conclusie van antwoord in reconventie, productie 7). Dat opnamerapport heeft [gedaagde in conventie02] eerst op 28 juli 2021 aan [eiseres in conventie01] toegezonden.
4.5.3
Ondanks haar eerder toezegging heeft [eiseres in conventie01] geen verdere werkzaamheden meer verricht in het gehuurde. Daarmee staat vast dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Omdat [eiseres in conventie01] het gehuurde niet volgens de beschrijving in het inspectierapport van 2013 heeft opgeleverd hebben zij de waarborgsom niet terugbetaald en maken zij overeenkomstig artikel 6:95 BW aanspraak op schade-vergoeding, aldus [gedaagden in conventie01] .
4.5.4
In het opnamerapport, dat niet door [eiseres in conventie01] werd ondertekend, is een lijst van zaken opgenomen die zouden moeten worden hersteld. Een deel van die herstelwerkzaamheden zou voor rekening van [eiseres in conventie01] komen. De daarmee gemoeide kosten hebben [gedaagden in conventie01] begroot op in totaal € 10.624,74 inclusief btw en zijn per post weergegeven in een door hen overgelegde spreadsheet (conclusie van antwoord, productie 14). [eiseres in conventie01] maakt hiertegen bezwaar. Er heeft geen voorinspectie plaatsgevonden, het opnamerapport heeft zij pas laat ontvangen en zij is niet in de gelegenheid gesteld om waar nodig zelf tot herstel over te gaan. Bovendien betwist zij enkele van de vermelde schades, althans aansprakelijkheid voor de kosten van herstel.
4.5.5
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen niet alle in de spreadsheet vermelde kosten aan [eiseres in conventie01] in rekening worden gebracht. Ten aanzien van het aanrechtblad geldt bijvoorbeeld dat geen foto van de gestelde schade is overgelegd, terwijl [eiseres in conventie01] betwist dat zij het blad heeft beschadigd. Tevens stelt zij dat de kennelijk door [gedaagden in conventie01] in een scheur in een van de muren van de berging aangetroffen siliconenkit, niet door haar is aangebracht. Daarnaast stelt zij dat de gaten in twee binnendeuren al aanwezig waren toen zij de woning betrok en, zo volgt uit haar betoog, zij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor schade in de badkamer die het gevolg is van vocht dat door onvoldoende mogelijkheden om te ventileren in die ruimte bleef. Daarmee is sprake van een gemotiveerde betwisting van enkele schadeposten door [eiseres in conventie01] .
4.5.6
Daarnaast geldt dat gebreken waarvan het herstel wel met zekerheid voor rekening van [eiseres in conventie01] komt, tijdens een voorinspectie van het gehuurde aan haar hadden kunnen worden gemeld, waarbij zij in de gelegenheid had kunnen worden gesteld om zelf tot dat herstel over te gaan. Hoewel als gevolg van de wens van [eiseres in conventie01] om het gehuurde snel te verlaten er maar beperkt tijd was om de gebruikelijke voor- en eindinspectie te laten plaatsvinden en [eiseres in conventie01] er dus zelf debet aan is dat er nauwelijks tijd was voor herstel-werkzaamheden door haarzelf, heeft zij in haar meergenoemde e-mail van 21 juni 2021 de intentie geuit om verdere werkzaamheden uit te voeren maar daarvoor het opnamerapport af te wachten. Blijkens een van de facturen die door [gedaagden in conventie01] in het geding zijn gebracht (fa. Winters) werden reeds herstelwerkzaamheden verricht voordat dat inspectie-rapport aan [eiseres in conventie01] werd toegezonden.
4.5.7
Ook kunnen sommige van de in de spreadsheet opgenomen werkzaamheden niet zonder meer aan [eiseres in conventie01] worden toegerekend. Het betreft bijvoorbeeld € 500,00 die [gedaagden in conventie01] aan [eiseres in conventie01] toerekenen in verband met het nalopen en vernieuwen van alle elektra, inclusief groepenkast en een begrote € 3.000,00 voor herstel van het metselwerk en “
mogelijk” een deel van de fundering van de berging.
4.5.8
Ten slotte valt in dit verband op dat diverse kosten in de op 15 december 2022 gedateerde spreadsheet, derhalve anderhalf jaar na het vertrek van [eiseres in conventie01] uit het gehuurde, nog immer als ‘begroot’ zijn opgenomen en [gedaagden in conventie01] niet de werkelijk gemaakte kosten in hun schadebegroting betrekken en de facturen daarvan in het geding brengen. Zo wordt voor de kosten van herstel van het douchekozijn nog verwezen naar een offerte
(€ 100,00), zijn de radiator in de doucheruimte (€ 275,00) en de douchewand (€ 1.150,00) kennelijk nog niet vervangen en heeft nog immer geen herstel plaatsgevonden van de berging (de hiervoor genoemde € 3.000,00) en van het keimwerk (€ 500,00). Gezien de tijdspanne van circa een jaar en tien maanden tussen de dag waarop [eiseres in conventie01] het gehuurde verliet en de dag waarop de mondelinge behandeling van het geschil plaatsvond had van [gedaagden in conventie01] mogen worden verwacht dat zij de werkelijk gemaakte kosten van deze door hen noodzakelijk geachte werkzaamheden door middel van facturen hadden aangetoond. Dat laatste hebben zij echter niet gedaan. In hun conclusie (§ 73) hebben zij zelfs gesteld dat nog niet alle werkzaamheden zijn verricht.
4.5.9
Aangezien [eiseres in conventie01] in haar e-mail van 21 juni 2021 erkende dat zij nog werkzaam-heden diende te verrichten teneinde de woning in dezelfde staat op te leveren als waarin zij die in 2013 heeft aanvaard en zij niet de volledige inhoud van het inspectierapport van [gedaagden in conventie01] heeft weersproken, wordt geoordeeld dat [eiseres in conventie01] aansprakelijk is voor tenminste een deel van de kosten van herstel. Dat die ten laste van [eiseres in conventie01] komende kosten € 10.624,74 inclusief btw bedragen, zoals [gedaagden in conventie01] stellen, wordt echter niet aanvaard. Omdat aan de hand van de in het geding gebrachte gegevens die kosten niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld zullen zij op de voet van het bepaalde in artikel 6:97 BW door de kantonrechter worden geschat, en wel op een bedrag van € 3.500,00 inclusief btw. De geschatte herstelkosten zijn daarmee hoger dan de indertijd door [eiseres in conventie01] betaalde waarborgsom.
4.6
Bij 4.4 hierboven werd overwogen dat [eiseres in conventie01] in beginsel € 503,00 wegens onverschuldigd betaalde huur dient terug te ontvangen. Ook de door haar betaalde waarborgsom van € 905,00 behoort zij in beginsel terug te ontvangen. [gedaagden in conventie01] willen beide bedragen verrekenen met hun vordering tot vergoeding van schade. Gezien het bepaalde in artikel 6:127 BW wordt geoordeeld dat [gedaagden in conventie01] daartoe bevoegd zijn. Omdat hun vordering van (ten minste) € 3.500,00 wegens herstelkosten hoger is dan het bedrag van (€ 503,00 + € 905,00 =) € 1.408,00 dat [eiseres in conventie01] van hen tegoed heeft gaan de wederzijdse verbintenissen tot betaling van een bedrag van € 1.408,00 teniet. Dit betekent dat de vordering van [eiseres in conventie01] wordt afgewezen. De nevenvorderingen tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en rente volgen dit lot.
in reconventie
4.7
De door [eisers in reconventie01] tegen [verweerster in reconventie01] ingestelde vordering bedraagt € 25.000,00 en bestaat uit de door hen begrootte schade van € 10.624,74, een contractuele boete van ten minste € 20.144,60, alsmede € 1.066,31 ter vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, met dien verstande dat zij de som van die bedragen beperken tot de gevorderde € 25.000,00 en uitdrukkelijk afstand doen van het meerdere.
4.8
Uit overweging 4.5.9 hierboven volgt dat niet € 10.624,74 maar € 3.500,00 wegens schade toewijsbaar is. Nu van dat laatstgenoemde bedrag in conventie € 1.408,00 werd verrekend, resteert een toewijsbare vordering van (€ 3.500,00 -/- € 1.408,00 =) € 2.092,00.
4.9
De gevorderde wettelijke rente zal over dat bedrag worden toegewezen vanaf de eerste dag van verzuim, zijnde 15 juni 2021.
4.1
De op grond van het hierboven geciteerde artikel 20.6 in de Algemene bepalingen gevorderde boetebedragen worden afgewezen.
[eisers in reconventie01] stellen dat [verweerster in reconventie01] inmiddels de volgende bedragen verschuldigd is:
over de periode 14 juni 2021 t/m 31 december 2021: 200 dagen x 33,49 = € 6.698,00;
over de periode 1 januari 2022 t/m 31 december 2022: 365 dagen x 36,84 =
€ 13.446,60;
€ 20.144,60
over de periode 1 januari 2023 t/m heden P.M.
Naar het oordeel van de kantonrechter is evenwel sprake van een oneerlijk beding. Volgens artikel 3, lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumenten-overeenkomsten wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Als bijlage bij de richtlijn is een indicatieve lijst opgenomen van bedingen die als oneerlijk in de zin van artikel 3 kunnen worden aangemerkt. Volgens die lijst, sub e, zijn onder andere oneerlijk alle bedingen die tot doel of tot gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
Vastgesteld wordt dat de huurovereenkomst in kwestie een consumentenovereenkomst betreft. [eisers in reconventie01] verhuren meerdere panden zodat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst geacht kunnen worden in het kader een beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten te hebben gehandeld. [verweerster in reconventie01] is de overeenkomst niet beroeps- of bedrijfsmatig, derhalve als consument aangegaan.
Niet gesteld of gebleken is verder dat [eisers in reconventie01] en [verweerster in reconventie01] voorafgaande aan het sluiten van de huurovereenkomst met elkaar hebben gesproken, laat staan onderhandeld over het boetebeding in artikel 20.6 van de Algemene bepalingen.
Dat beding stelt een boete op elk verzuim van de huurder, ongeacht de oorzaak en ongeacht de duur van het verzuim. Daardoor kan de boete proporties aannemen die, zoals in dit geval, niet in verhouding staan tot de schade die de verhuurder als gevolg van het verzuim lijdt. Daar komt nog bij dat volgens hetzelfde beding de verhuurder ook nog zijn overige rechten op vergoeding van de werkelijke schade of anderszins behoudt. Aldus heeft het beding tot doel, althans tot gevolg om aan [verweerster in reconventie01] een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Het beding wordt daarom ambtshalve vernietigd. Het gevolg daarvan is dat de grondslag aan de vordering van [eisers in reconventie01] komt te ontvallen, waardoor die vordering niet kan worden toegewezen.
4.11
Voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt dat een ingebreke-stelling als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW door [eisers in reconventie01] niet in het geding werd gebracht, zodat ook deze vordering dient te worden afgewezen.

5.De proceskosten

in conventie
5.1
[eiseres in conventie01] zal als de partij die ongelijk krijgt worden veroordeeld in de proceskosten.
Daarbij worden de tot vandaag aan de zijde van [gedaagden in conventie01] gevallen proceskosten vastgesteld op € 398,00 voor het salaris van hun gemachtigde (2 punten à € 199,00 per punt).
in reconventie
5.2
Gezien de uitkomst van de procedure zal [verweerster in reconventie01] worden veroordeeld in de kosten daarvan. Aan de zijde van [eisers in reconventie01] bestaan die kosten uit het salaris van hun gemachtigde, dat wordt gerelateerd aan de toe te wijzen som en derhalve wordt vastgesteld op € 199,00 (1/2 x 2 punten à € 199,00 per punt).
in conventie en in reconventie
5.3
Op de vordering van [gedaagden in conventie01] zal over de proceskostenveroordeling telkens de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de 15e dag nadat dit vonnis door de deurwaarder aan [eiseres in conventie01] is betekend.
5.4
Met betrekking tot de vordering van [gedaagden in conventie01] om nakosten toe te wijzen wordt overwogen dat voor kosten die zij mogelijk na deze uitspraak nog maken, [eiseres in conventie01] een bedrag van € 132,00 dient te betalen. Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
- wijst de vorderingen van [eiseres in conventie01] af;
- veroordeelt [eiseres in conventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie01] tot dit vonnis vastgesteld op € 398,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag nadat dit vonnis is betekend tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- veroordeelt [verweerster in reconventie01] om aan [eisers in reconventie01] te betalen een bedrag van € 2.092,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag, met ingang van 15 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt [verweerster in reconventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers in reconventie01] tot dit vonnis vastgesteld op € 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag nadat dit vonnis is betekend tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.