Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
THE FLEX COMPANY BV,
1.[gedaagde in conventie01] BV,
2.
[gedaagde in conventie02] BV,
3.
[gedaagde in conventie03],
4.
[gedaagde in conventie04],
1.De procedure
2.De feiten
Tot meerdere zekerheid van de voldoening van al hetgeen Schuldenaar uit hoofde van voormelde lening of uit hoofde van welke rechtsverhouding dan ook is verschuldigd aan Schuldeiser, verstrekt Schuldenaar zekerheden aan Schuldeiser conform de inhoud van een pandakte, welke partijen tekenen gelijktijdig met de ondertekening van de onderhavige akte.”
In aanmerking nemende dat:
tussen Pandgever als schuldenaar en Pandnemer als schuldeiser op 31 december 2013 een schuldbekentenis, tevens akte van geldlening is gesloten;
deze Pandakte een onlosmakelijk geheel vormt met de hiervoor bedoelde Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening;
Pandgever tot zekerheid voor al hetgeen zij uit hoofde van de Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening als hiervoor bedoeld aan Pandnemer verschuldigd zal zijn, een pandrecht wenst te vestigen;
Pandnemer dit pandrecht aanvaardt.”
Deze verpanding (tweede in rang) geschiedt tot meerdere zekerheid in de zin van bovengenoemde akte van geldlening en onder bepalingen als in deze pandakte zijn vermeld”
Deze verpanding (eerste in rang) geschiedt tot meerdere zekerheid in de zin van bovengenoemde akte van geldlening en onder de bepalingen als in deze pandakte zijn vermeldt.”
Deze Pandakte blijft geldig tot al wat verschuldigd is uit hoofde van de Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening blijkens een schriftelijke verklaring van Pandnemer is voldaan. Pandnemer verplicht zich tot het afgeven van deze verklaring op het tijdstip van algehele voldoening van het verschuldigde op grond van de Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening.”
In aanmerking nemende;
Formalisatie van cessie overeenkomsten tussen
InForContracting Group B.V. c.s € 788.191,80 rekening-courant krediet;
Maximum Event Security B.V. € 111.750,= rekening-courant krediet;
Maximum Event Security B.V. € 61.874,74 aan openstaande facturen;
Dispack Supply Chain Solutions B.V. € 270.232,08 aan openstaande facturen;
de in 2016 overgedragen vorderingen;
vermeerderd met de tm 31 oktober 2017 verschenen nieuwe vorderingen en renten;
verminderd met de ontvangen betalingen en verrekeningen;
Dispack Supply Chain Solutions B.V. € 547.814,48
Maximum Event Security B.V. € 128.75O, rekening-courant krediet
Maximum Event Security B.V, € 3 1,874,74 openstaande facturen
Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken betreffende de structuur van de groep van ondernemingen en meer specifiek de Situatie van Dispack Supply Chain Solutions B.V., bevestig ik dat [gedaagde in conventie01] B.V. voornemens is haar rechten voortvloeiende uit de overeenkomsten van 14 januari 2014 respectievelijk 1 november 2017 uit te oefenen per 31 december 2017.
Thans de situatie is ontstaan dat huurder niet meer bij machte is haar schuldeisers te voldoen, waaronder ook EM.KOM Vastgoed B.V. in haar hoedanigheid van verhuurder van het voornoemd onroerend goed, en derhalve te voorzien is dat na heden geen huur zal worden voldaan.”
Dispack Supply Chain Solutions B.V. geeft de vorderingen in pand, omdat hij zijn schuld op dit moment niet kan betalen.”
In het 1ste half jaar 2018 hebben wij regelmatig overleg gevoerd over de gang van zaken bij de vennootschap, en de maatregelen die genomen zijn teneinde de operationele, financiële en liquide situatie bij de vennootschap, thans genaamd The Flex Company B.V. te verbeteren.
Volgens de administratie staat er open;
3.Het geschil
4.De beoordeling
e-mail gestuurd aan [gedaagde in conventie03] en [gedaagde in conventie04] , die daar op 3 september 2018 op hebben gereageerd. [gedaagden in conventie01] en [gedaagden in conventie02] hebben daarna bijna drie jaar niets meer gehoord van de curator, totdat zij op 20 augustus 2021 een aansprakelijkstelling ontvingen. [gedaagden in conventie02] en [gedaagden in conventie01] stellen dat het gelet op deze termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de curator zou worden ontvangen in zijn vorderingen. De jarenlange radiostilte van de curator heeft ook geleid tot een verslechtering van de bewijspositie van de bestuurders, aldus [gedaagden in conventie02] en [gedaagden in conventie01]
1 januari 2017. De curator heeft dit onvoldoende weersproken. De rechtbank acht de overige door de curator genoemde omissies onvoldoende om te kunnen spreken van een schending van de boekhoudplicht, nu daaruit niet volgt dat de rechten en verplichtingen van The Flex Company niet konden worden gekend uit de administratie.
[naam01]). Artikel 2:248 lid 1 BW strekt ter bescherming van de gezamenlijke schuldeisers van gefailleerde. Vereist is daarom dat het bestuur wist of behoorde te weten dat zijn handelen de gezamenlijke schuldeisers zou benadelen (HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2370,
[naam02]).
€ 81.796,22 (productie 8 [gedaagden in conventie01] ) en geen huur meer kon voldoen. Eveneens staat als onweersproken vast dat vanwege de teruglopende omzet de financiële positie van gefailleerde in de eerste helft van 2018 zodanig was, dat er voor [gedaagde in conventie01] alle reden was om het pandrecht uit te winnen. Het is dan ook niet de verkoop van de activa geweest, maar veeleer de slechte financiële positie waarin gefailleerde verkeerde, waardoor het faillissement is veroorzaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de curator onvoldoende heeft onderbouwd dat het door hem verweten samenstel van rechtshandelingen – voor zover dit samenstel al zou kwalificeren als een onbehoorlijke taakvervulling – een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Reeds hierom strandt de vordering van de curator die is gebaseerd op artikel 2:248 BW.
€ 547.814,48 per 1 november 2017. Dit volgt volgens [gedaagden in conventie01] en [gedaagden in conventie02] uit de pandakte gelezen in samenhang met de Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening. In artikel 8 van deze Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening staat dat het pandrecht stekt tot meerdere zekerheid van al hetgeen gefailleerde “
uit hoofde van welke rechtsverhouding dan ook is verschuldigd aan Schuldeiser”. In de pandakte wordt verwezen naar deze Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening. Zo staat in de overwegingen in de pandakte dat gefailleerde een pandrecht vestigt tot zekerheid van “
al hetgeen zij uit hoofde van de Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening als hiervoor bedoeld aan Pandnemer verschuldigd zal zijn”. Daarnaast staat in de artikelen 1.1 en 1.2 dat de verpandingen geschieden “
tot meerdere zekerheid in de zin van bovengenoemde akte van geldlening en onder bepalingen als in deze pandakte zijn vermeld”. Uit deze bepalingen tezamen volgt dat het pandrecht ook gevestigd is voor toekomstige vorderingen van [gedaagde in conventie01] op The Flex Company , waaronder voormelde overgenomen vordering, aldus [gedaagden in conventie01] en [gedaagden in conventie02] Het door gefailleerde ondertekende document van 1 november 2017, waarin staat dat de overgenomen vordering van € 547.814,48 wordt toegevoegd aan de Schuldbekentenis, tevens Akte van geldlening heeft verder geen rechtsgevolg. Het pandrecht strekte immers al tot zekerheid van de overgenomen vordering van
€ 547.814,48.
Eurocommerceen HR 30 januari 1953, ECLI:NL:HR:1953:121,
NJ1953/578,
[bedrijf02]). Niet te goeder trouw in de zin van artikel 54 Fw houdt in dat de schuldeiser bij de overname van de vordering op de latere failliet wist dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeerde dat zijn faillissement te verwachten was (vgl. HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6552 en HR 7 oktober 1988,
NJ1989, 449). Anders dan de curator stelt gaat het daarbij niet om een geobjectiveerde wetenschap, maar om een subjectieve wetenschap. Met andere woorden, het beroep van de curator op artikel 54 Fw slaagt alleen indien komt vast te staan dat [gedaagde in conventie01] op 1 november 2017 (de datum van cessie) wist dat het faillissement van The Flex Company te verwachten was.
tenzij herstructurering een dermate positieve wending geeft aan de financiële en liquide situatie van Dispack Supply Chain Solutions B.V. dat bovenstaande in heroverweging wordt genomen”.
€ 100.00,00 lag. [gedaagden in conventie02] wijst er op dat uit de door haar als productie 6 overgelegde inventarisstaat blijkt dat de going concern waarde van de inventaris per 1 januari 2017 € 220.720,00 bedroeg. The Flex Company was op 29 juni 2018 echter geen going concern meer. Bovendien werd op de inventaris ook afgeschreven. De inventaris die The Flex Company op 19 juli 2013 had gekocht werd conform afspraak vanaf eind oktober 2013 in drie jaar volledig afgeschreven omdat het tweedehands inventaris betrof (zie productie 4 [gedaagde in conventie02] ). Op de rest van de inventaris werd tot 20% per jaar afgeschreven (zie eveneens productie 4 [gedaagde in conventie02] en de jaarrekening 2016, productie 23 bij dagvaarding). Volgens [gedaagden in conventie01] was de verhaalswaarde dan ook slechts een fractie van de door de curator genoemde waarde van € 350.000,00 en € 40.000,00. [gedaagden in conventie01] stelt dat deze hogere waarde aan de activa is toegekend om een groot deel van de vordering van [gedaagde in conventie01] te kunnen afschrijven.
1 januari 2017, staan op de balans per 31 december 2016 voor een bedrag van
€ 257.498,00. Daar moeten de voorraden nog bij worden opgeteld, die op de balans per 31 december 2016 staan voor een bedrag van € 47.598,00. Dit bedrag van in totaal € 305.096 is hooguit de boekwaarde per 31 december 2016. De fiscale boekwaarde van de inventaris en de machines is door de Belastingdienst gesteld op € 268.812,00 per 31 december 2016 (productie 10 [gedaagden in conventie01] ). De rechtbank merkt op dat de (fiscale) boekwaarde niet noodzakelijkerwijs de executiewaarde behoeft te zijn. Wat de executiewaarde van deze activa was per 29 juni 2018, is gelet op het voorgaande onduidelijk. Indien komt vast te staan dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden, is een waardebepaling noodzakelijk. Dit zal mogelijk bewijs vergen, bijvoorbeeld door middel van een deskundigenbericht. De rechtbank voorziet in dit kader echter twee problemen: allereerst is er geen lijst van de bedrijfsinventaris en machines per datum verkoop beschikbaar en daarnaast zijn inmiddels vijf jaren verstreken sinds de verkoop. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de vraag hoe de waarde van deze activa kan worden bewezen.
nihil’achter ‘
Rek. crt. Meenz B.V.’. Ten tijde van het aangaan van de pandakte kan dus nog geen sprake zijn geweest van een vordering en die kan dus ook niet zijn verpand, aldus de curator.
5.De beslissing
woensdag 2 augustus 2023voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis door [gedaagden in conventie01] en [gedaagden in conventie02] als bedoeld in rechtsoverweging 4.33, waarna de wederpartij op de rol van vier weken later een antwoordconclusie kan nemen,