ECLI:NL:RBZWB:2023:4913

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3240
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor opslagunits in Terneuzen

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, waaronder een omwonende, beroep aantekenden tegen een omgevingsvergunning die was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. De vergunning betrof het plaatsen van geschakelde verhuurbare opslagunits voor lichte industrie op een perceel aan de [adres] 37 te [plaatsnaam 1]. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning voldeed aan de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de beheersverordening van de gemeente. Eisers stelden dat de ontwikkeling een planologische wijziging inhield en dat zij meer betrokken hadden moeten worden bij de voorbereiding van het bouwplan. De rechtbank verwierp deze stelling, aangezien de vergunde opslagunits niet in strijd waren met de geldende regels en de betrokken ontwikkeling geen planologische wijziging vereiste.

Daarnaast werd door eisers aangevoerd dat de vergunning zou leiden tot vermindering van uitzicht, geluidsoverlast en schade aan hun woningen door bouwwerkzaamheden. De rechtbank merkte op dat eventuele schade een privaatrechtelijke kwestie is en niet kan dienen als weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning. De rechtbank concludeerde dat het college de vergunning terecht had verleend, omdat de aanvraag voldeed aan de toetsingscriteria van de Wabo. De uitspraak benadrukt het belang van de beheersverordening en de beperkingen van inspraakprocedures in het vergunningverleningsproces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3240 WABOA

uitspraak van 12 juli 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , mede namens 8 andere omwonenden (eisers),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen(het college), verweerder.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:

[naam vergunninghouder] , te [plaatsnaam 2] (vergunninghouder).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen een omgevingsvergunning die het college heeft verleend voor het plaatsen van geschakelde verhuurbare opslagunits voor lichte industrie (opslag) op het perceel aan de [adres] 37 te [plaatsnaam 1] .
1.2
In een besluit van 7 april 2022 (bestreden besluit) heeft het college de genoemde omgevingsvergunning verleend. Eisers hebben hier bezwaar tegen gemaakt, en het college verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Het college heeft met dit verzoek ingestemd en het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden naar deze rechtbank ter behandeling als rechtstreeks beroep.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 op zitting behandeld in Middelburg. Eisers werden vertegenwoordigd door [naam eiser] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] . Vergunninghouder werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 3] . Zij werd bijgestaan door mr. A.P.C. Kester.

Beoordeling door de rechtbank

Het beroep
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Vergunninghouder heeft op 19 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van opslagunits voor lichte industrie (verhuur) ter plaatse van de [adres] 37 te [plaatsnaam 1] . In het bestreden besluit heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag is getoetst aan artikel 2.10 van de Wabo, waarin voorwaarden zijn opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk. Volgens het college voldoet de aanvraag aan de ter plaatse geldende beheersverordening ' [plaatsnaam 1] ' (hierna: de beheersverordening).
De beroepsgronden van eisers
4. Eisers stellen dat de betrokken ontwikkeling een planologische wijziging inhoudt, en dat zij mede daarom meer betrokken hadden moeten worden bij het voorbereiden van het bouwplan. Zij voeren verder aan dat het bouwplan zal leiden tot vermindering van uitzicht, meer geluidsoverlast en verminderde toegankelijkheid van de openbare weg [plaatsnaam 3] . Verder is de grond van de projectlocatie zwaar verontreinigd. Eisers wijzen erop dat de omgevingsvergunning voorziet in een uitbreiding van industrie in de bebouwde kom, terwijl bij eerdere informatievoorziening in 2019 de indruk is gewekt dat woningbouw zou worden gerealiseerd. Eisers vrezen verder schade aan hun woningen door bouwwerkzaamheden. Zij voeren daartoe aan dat uit de bouwtekeningen blijkt dat funderingen zullen worden aangebracht met heipalen.
Relevante wet- en regelgeving
5. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Toetsingskader (limitatief-imperatief stelsel)
6. Anders dan eisers kennelijk menen, voorzien de vergunde opslagunits niet in een planologische wijziging. De ontwikkeling voldoet namelijk aan de toepasselijke regels in de beheersverordening, zoals ter zitting door eisers ook is erkend. Dit betekent dat voor de opslagunits enkel een omgevingsvergunning hoefde te worden verleend voor de activiteit 'bouwen', waarvoor het toetsingskader in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo geldt. Dit kader komt erop neer dat het college alleen toetst aan het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, het Bouwbesluit en de bouwverordening. Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dit betekent dat het college de omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' móet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat het college de omgevingsvergunning móet verlenen als géén sprake is van strijd met deze toetsingsgronden. Als dat laatste het geval is, kan het college geen ruimer toetsingskader hanteren en zal hij dus niet toekomen aan een belangenafweging. Dit wordt ook wel een gebonden beschikking genoemd. De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:328).
Hadden eisers meer betrokken moeten worden bij het voorbereiden van het bouwplan?
7. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat zij voorafgaand aan de vergunningverlening ten onrechte niet actief zijn betrokken bij het voorbereiden van het bouwplan. De vraag of een inspraakprocedure is gevolgd is geen toetsingsgrond binnen het limitatief-imperatief stelsel zoals hiervoor uiteengezet. Het ontbreken van inspraak vormt dus geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. De rechtbank merkt ten overvloede op dat inspraak geen onderdeel uitmaakt van de in paragraaf 3.2 van de Wabo geregelde reguliere voorbereidingsprocedure, die het college in dit geval heeft gevolgd. Het college was dan ook in zoverre niet verplicht tot het bieden van meer inspraak.
Uitzichtvermindering, geluidsoverlast, verkeersaspecten en grondverontreiniging
8. Zoals hiervoor al overwogen, voldoet de betrokken ontwikkeling aan de toepasselijke voorwaarden in de beheersverordening. Verder is niet in geschil dat het bouwplan niet in strijd is met het Bouwbesluit, de bouwverordening en de redelijke eisen van welstand. Gelet hierop was het college verplicht de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. De stelling van eisers dat het college het beleid voert om bedrijvigheid te weren op locaties als de onderhavige slaagt daarom niet, nog daargelaten of van dergelijk beleid daadwerkelijk sprake is. Wat eisers aanvoeren over de negatieve gevolgen van de betrokken ontwikkeling voor hun woonomgeving treft ook geen doel. Of bij het vaststellen van de beheersverordening te weinig rekening is gehouden met de belangen van de bewoners van [plaatsnaam 3] – zoals nadrukkelijk door eisers als pijnpunt is aangevoerd – kan bij de aanvraag om een omgevingsvergunning namelijk niet worden betrokken. De belangen van omwonenden moeten immers worden geacht reeds te zijn afgewogen bij de totstandkoming van de beheersverordening. Eventuele overtredingen van de Wet bodembescherming staan ook niet in de weg aan vergunningverlening. Dat mogelijk nog een ontheffing van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland nodig is op grond van deze wet alvorens te mogen bouwen, staat los van de rechtmatigheid van de bestreden omgevingsvergunning.
Schade door bouwwerkzaamheden
9. De rechtbank volgt eisers ook niet in hun stelling dat schade zal ontstaan aan hun woningen door bouwwerkzaamheden. Van belang is dat eventuele schade als gevolg van deze werkzaamheden in eerste instantie een privaatrechtelijke aangelegenheid is tussen eisers en de vergunninghouder. Het ontstaan van mogelijke schade is niet als weigeringsgrond in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo opgenomen, waardoor het college de omgevingsvergunning niet kan weigeren op grond daarvan. De rechtbank merkt ten overvloede op dat ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bouwbesluit bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden maatregelen moeten worden getroffen ter voorkoming van beschadiging van al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel. Omdat in het bestreden besluit op pagina 12 het voorschrift is opgenomen dat conform het Bouwbesluit moet worden gebouwd, is wel voorzien in een duidelijke waarborg met betrekking tot de door eisers gevreesde schade. Mocht in strijd met het Bouwbesluit toch worden gebouwd zonder maatregelen om schade te voorkomen, kunnen eisers het college verzoeken om handhavend optreden, dan wel vergunninghouder aanspreken in een procedure voor de burgerlijke rechter.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestreden omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2023 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – relevante wet- en regelgeving

Wabo
Ingevolge artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo moet een omgevingsvergunning worden geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan - kort gezegd - (a) het bouwbesluit, (b) de bouwverordening, (c) het bestemmingsplan of (d) de redelijke eisen van welstand.
Bouwbesluit 2012
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bouwbesluit worden bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen ter voorkoming van beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen.