In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak. De rechtbank had eerder, op 3 juni 2022, het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende heeft vervolgens verzet ingesteld, maar tijdens de verzetprocedure kwamen meerdere postzendingen retour, wat leidde tot de ontdekking dat de gemachtigde van belanghebbende was overleden. De rechtbank heeft geprobeerd contact op te nemen met de erfgenamen en de bevoegd bestuurders, maar ontving geen reactie. Gezien het ontbreken van een erfgenaam of gemachtigde om de procedure voort te zetten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het verzet is komen te ontvallen. Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen tegen deze uitspraak.