ECLI:NL:RBZWB:2023:5077
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een bejaardenwoning in Drimmelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een bejaardenwoning in Drimmelen, vastgesteld op € 127.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende, de huurder van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 104.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, omdat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde had onderbouwd met een taxatiematrix en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren. Belanghebbende had niet tijdig aanvullende informatie gevraagd en de rechtbank vond dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan. Daarnaast werd het verzoek van belanghebbende om een vergoeding voor immateriële schade afgewezen, omdat de lange duur van de procedure geen zodanige spanning en frustratie had veroorzaakt dat een schadevergoeding gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de waardebeschikking en de aanslag onroerende zaakbelastingen gehandhaafd blijven.