AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende een aanslag opgelegd en belastingrente in rekening gebracht, welke door de rechtbank werd getoetst. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende geen recht heeft op aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning, omdat hij niet kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het inkomen van de belanghebbende, dat in Nederland aan inkomstenbelasting is onderworpen, niet voldoet aan het 90%-criterium, aangezien slechts 89,29% van zijn totale inkomen in Nederland belastbaar is. De rechtbank overweegt ook de relevante Europese regelgeving, maar concludeert dat de persoonlijke en gezinssituatie van de belanghebbende niet leidt tot een ander oordeel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag en belastingrentebeschikking in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.
Voetnoten
1.Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, Luxemburg 2001.
2.Naar het arrest Hof van Justitie 14 februari 1995, Schumacker, C-279/93, ECLI:EU:C:1995:31.
3.Artikel 7.8 van de Wet IB 2001.
4.Artikel 7.8, zesde lid, van de Wet IB 2001.
5.Artikel 7.8, zevende lid, van de Wet IB 2001.
6.Artikel 2.3 van de Wet IB 2001.
7.Artikel 3.80 en artikel 3.81 van de Wet IB 2001 in samenhang met artikel 10, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
8.Artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk.
9.Hof van Justitie EU 9 februari 2017, X, ECLI:EU:C:2017:102, punt 33.
10.Hof van Justitie EG 1 juli 2004, Wallentin, ECLI:EU:C:2004:403 en Hof van Justitie EG 25 januari 2007, Meindl, ECLI:EU:C:2007:57.
11.Vgl. de conclusie van A-G Niessen van 10 december 2015, ECLI:NL:PHR:2015:2449 en de daarin aangehaalde jurisprudentie, alsmede Hof van Justitie EU 9 februari 2017, X, ECLI:EU:C:2017:102. 12.Hof van Justitie EU 9 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:102.