In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zelfstandig ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar Tozo-uitkering over de maanden april en mei 2020, die door het college was vastgesteld op basis van een besluit van 25 augustus 2021. Het college had de uitkering ingetrokken en een bedrag van € 3.444,24 teruggevorderd, omdat eiseres niet volledig had meegewerkt aan het onderzoek naar haar recht op de uitkering. Eiseres stelde echter dat zij bij haar aanvraag alle relevante informatie had verstrekt, inclusief haar WAO-uitkering, en dat het college een fout had gemaakt door haar Tozo-uitkering te verstrekken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres openheid van zaken heeft gegeven over haar inkomsten en dat het college niet had aangetoond dat eiseres op de hoogte had moeten zijn van een mogelijke fout in de toekenning van de Tozo-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid geen gebruik had kunnen maken van de bevoegdheid om de uitkering in te trekken en het bedrag terug te vorderen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor eiseres recht op de Tozo-uitkering over de maanden april en mei 2020 behoudt. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,- aan eiseres.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de verplichting van bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de toekenning van uitkeringen, vooral in situaties waarin de aanvrager openheid van zaken heeft gegeven.