ECLI:NL:RBZWB:2023:5480

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2270
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat hij per 11 januari 2022 voor 26,58% arbeidsongeschikt was. Eiser had eerder een WW-uitkering ontvangen, maar na een periode van zelfstandigheid en gezondheidsproblemen, waaronder rugklachten en andere fysieke klachten, verzocht hij om een WIA-uitkering. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank heeft de zaak op 12 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onvolledig was en dat zijn klachten onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank concludeerde echter dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% lag.

De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de door eiser aangedragen argumenten en medische informatie geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de conclusies van het UWV. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering per 11 januari 2022 terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2270 WIA

uitspraak van 3 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J.E. de Glopper,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 15 december 2021 (primair besluit) geweigerd per 11 januari 2022 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 21 maart 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, en drs. S. Barto namens het UWV.
1.4.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 11 januari 2022 voor 26,58% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 11 januari 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.2
Eiser is werkzaam geweest als kok. Nadat deze werkzaamheden zijn beëindigd, heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vervolgens heeft eiser een periode als zelfstandige in de horeca gewerkt. Nadat hij hiermee was gestopt, herleefde zijn recht op een WW-uitkering per 19 november 2019. Vanuit de WW is hij op 14 januari 2020 uitgevallen vanwege rugklachten en later (pijn)klachten aan rechterpols, rechterknie en linkerbeen.
Op 21 september 2021 heeft eiser bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 15 december 2021 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 11 januari 2022 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser 28,10% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder is dan 35%, heeft eiser geen recht op een WIA-uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur op 30 november 2021. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er medisch gezien geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet voldoet aan de daaraan gestelde criteria. Eiser ervaart klachten en belemmeringen vanuit verschillende aandoeningen. Gezien de aard van de medisch geobjectiveerde pathologie zijn de door eiser ervaren belemmeringen echter niet geheel te volgen. Gedragsmatige factoren (een passief dagpatroon in plaats van meer bewegen) spelen daarbij een rol, maar deze kunnen niet worden meegewogen bij de vaststelling van de medische beperkingen. De klachten van de knieën, linkerbeen en nek zijn niet duidelijk gediagnostiseerd en bij eigen onderzoek zijn geen duidelijke stoornissen waargenomen. Voor deze klachten zijn daarom geen beperkingen vastgesteld. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bij eigen onderzoek minder afwijkingen gevonden ten aanzien van de rug en hand dan bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB). De verzekeringsarts ziet daarom geen aanleiding om de bij de EZWB vastgestelde beperkingen ten aanzien van de onderdelen 4.3 (knijp/ grijpkracht), 4.20 (knielen/hurken), 5.2 (zitten tijdens het werk) en 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn) te handhaven. Tevens is de verzekeringsarts van mening dat de functionele mogelijkheden van eiser bij een actiever bewegingspatroon en conditieopbouw op lange termijn in belangrijke mate zullen toenemen. De belastbaarheid van eiser is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 november 2021.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en gerapporteerd dat eiser klachten aangeeft van de rug, rechterpols, rechterknie en linkerbeen. De door eiser ervaren klachten en belemmeringen zijn voldoende aan de orde gesteld bij de verzekeringsarts en er heeft een voldoende uitgebreid en op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. Uit de medische stukken in het dossier blijkt dat sprake is van enige degeneratieve afwijkingen van de rug, en van hand-polsklachten rechts, die volgens de huisarts tendomyogeen van aard zijn. De overige klachten zijn niet medisch geobjectiveerd als gevolg van ziekte of gebrek. De primaire verzekeringsarts heeft bij lichamelijk onderzoek aan het linkerbeen en de rechterknie geen afwijkingen gevonden. Eiser heeft geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. De brief van de chiropractor bevestigt het bekende medische beeld van de rugklachten. Eisers beperkingen en belastbaarheid zijn op juiste wijze neergelegd in de FML van 30 november 2021.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onvolledig en onnauwkeurig (medisch) onderzoek is verricht. Bij zijn voormalige huisarts in Groningen was hij al bekend met klachten aan zijn rug, rechterknie, linkerbeen en ook met zijn alcoholgebruik. Inmiddels heeft orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] vastgesteld dat sprake is van langzaam toenemende klachten van beginnende gonartrose rechts, waarvoor een injectie in de rechterknie is geplaatst. Daarnaast heeft hij een chronisch pijnsyndroom in zijn rug, waarvoor hij onder behandeling is bij zijn huisarts, de pijnpoli, de reumatoloog en de chiropractor. Tevens kampt eiser met psychische klachten (door het overlijden van zijn ouders, het faillissement van zijn onderneming en de pijnklachten) waarvoor hij medicatie gebruikt. Voor zijn leverkwalen als gevolg van alcoholgebruik is hij doorverwezen naar de maag-, darm- en leverarts (MDL-arts). Met al deze klachten is volgens eiser ten onrechte geen of onvoldoende rekening gehouden. Ook de vrijstelling van de sollicitatieverplichting in het kader van de bijstand is niet meegewogen. Eiser verzoekt de rechtbank een deskundige aan te wijzen voor een grondig fysiek onderzoek. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser medische informatie overgelegd van huisarts [naam huisarts 1] en voormalig huisarts [naam huisarts 2] , orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] , reumatoloog [naam reumatoloog] , MDL-artsen [naam MDL-arts 1] en [naam MDL-arts 2] , pijnspecialist [naam pijnspecialist] en neuroloog [naam neuroloog] (allen werkzaam in [naam ziekenhuis] -ziekenhuis) en klinisch psycholoog [naam klinisch psycholoog] ( [naam bedrijf] ).
4.3
Naar aanleiding van het beroepschrift en de overgelegde medische stukken heeft de verzekeringsarts b&b nader gerapporteerd. Uit de informatie van de huisarts kan worden opgemaakt dat eiser sinds twee jaar overmatig alcohol gebruikt. Op basis hiervan zijn aanvullende beperkingen aangenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. Uit de nieuwe informatie is niet gebleken dat de rugklachten zijn onderschat. Voor de knieklachten en het gebruik van medicatie (mirtazapine en vitamine D) zijn geen aanvullende beperkingen aangenomen, omdat uit de stukken blijkt dat hier pas sprake van was na de datum in geding. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn opnieuw neergelegd in de FML van 30 augustus 2022.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde (pijn)klachten aan de rug, rechterpols, rechterknie en linkerbeen. De primaire verzekeringsarts beschrijft een psychisch onderzoek en een uitvoerig lichamelijk onderzoek. De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht de keuze gemaakt voor een dossieronderzoek. Eiser heeft immers in een telefonisch contact met het UWV, na bespreking van de bezwaarprocedure, aangegeven geen behoefte te hebben aan een hoorzitting, verwezen naar de rapportage van de primaire verzekeringsarts en aangegeven dat er niets gewijzigd is. Van een onvolledig en/of onnauwkeurig medisch onderzoek is daarom geen sprake.
De door eiser overgelegde medische informatie geeft geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak de subjectieve beleving en ervaring van klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen, welke zich voordoen op de datum in geding (11 januari 2022), zijn van belang. In dit geval hebben de verzekeringsartsen op basis van enige degeneratieve afwijking van de rug en de tendomyogene hand- en polsklachten beperkingen aangenomen. De klachten aan eisers linkerbeen en rechterknie zijn medisch niet te objectiveren. Eiser had in 2020 kortstondig knieklachten als gevolg van een zwelling. De klachten aan zijn rechterknie vanwege beginnende gonartrose dateren van na de in dit geding relevante datum en zijn in oktober 2022 vastgesteld door de orthopedisch chirurg. De voorgeschreven medicatie voor slapeloosheid (maart 2022) ziet eveneens op een periode na de datum in geding en kan daarom niet worden betrokken bij deze beoordeling van eisers beperkingen en belastbaarheid. In beroep heeft de verzekeringsarts b&b voor het eerst kennis genomen van het sinds twee jaar aanwezige alcoholmisbruik en daarop aanvullende beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden.
Niet gebleken is dat in de FML van 30 augustus 2022 - waarin op alle rubrieken beperkingen zijn aangenomen - de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden geacht, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
De rechtbank kan een deskundige benoemen wanneer zij in de beschikbare stukken of in de aangevoerde argumenten aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de aannames en conclusies van het UWV. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde informatie, gezien het voorgaande, geen aanleiding voor het instellen van een nader onderzoek door een onafhankelijke deskundige.
4.5.
Ook de verwijzing van eiser naar de vrijstelling van de sollicitatieverplichting in het kader van de bijstand kan eiser niet baten. Deze vrijstelling doet namelijk niet af aan de juistheid van de hiervoor omschreven medische beoordeling, reeds omdat de beoordeling van de gemeente van september 2022 niet ziet op de datum in geding en een inzichtelijke medische verantwoording ontbreekt. [1]
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV acht eiser ongeschikt voor de maatgevende arbeid als kok. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft de arbeidsdeskundige b&b telefonisch gesproken met eiser. Uit dit contact is gebleken dat eiser het gevraagde opleidingsniveau en/of de Nederlandse taalvaardigheid niet of onvoldoende heeft om alle primair geduide functies te kunnen verrichten. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom een deel van de functies laten vervallen. Zij heeft vervolgens, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel; Sbc-code 111160), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; Sbc-code 111180) en elektrotechnisch medewerker (Sbc-code 267071).
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van de nieuwe FML van 30 augustus 2022 nader gerapporteerd. Zij acht de geduide functies ongewijzigd passend voor eiser.
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe stelt eiser dat hij absoluut niet in staat is de functies uit te oefenen. Eiser behoeft rust en behandeling om zodoende kans op herstel te hebben.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 17 maart 2022 en 8 september 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 26,58%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 11 januari 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 11 januari 2022.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 3 augustus 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Vgl. Centrale Raad van Beroep, 8 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4235.