Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
Bij brief van 18 april 2023 heeft de griffier aan partijen doen weten dat de mondelinge behandeling op het eerder geplande tijdstip geen doorgang zou vinden en dat de zaak was verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord in het incident door [eiser in de hoofdzaak] . Nadat die conclusie werd ontvangen werd vonnis in het incident bepaald.
De vordering en het verweer
De klacht van [eiser in de hoofdzaak] dat de luiken krom trekken vloeit voort uit het feit dat het massieve hout waar [eiser in de hoofdzaak] voor koos, leeft. Het was de uitdrukkelijke keuze van [eiser in de hoofdzaak] om met massief hout te blijven werken. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft evenwel meermaals aangegeven dat luiken met kruiselings verlijmd hout een meer zekere garantie geven op rechte luiken. In een e-mail van 27 januari 2021 heeft zij aan [eiser in de hoofdzaak] als alternatief nieuwe luiken van kruiselings verlijmd hout voorgesteld voor een prijs van € 3.000,00. Na een aanvankelijke afwijzing van dit - door [eiser in de hoofdzaak] onjuist geïnterpreteerd- voorstel en een ‘laatste aanmaning’ op 15 november 2021 om te voldoen aan de garantieverplichting in de overeenkomst, werden tussen de voormalige raadsman van [gedaagde in de hoofdzaak] en een door [eiser in de hoofdzaak] ingeschakelde advocaat vertrouwelijke gesprekken opgestart, strekkende tot het installeren van nieuwe luiken van kruiselings verlijmd hout. [gedaagde in de hoofdzaak] is vervolgens te goeder trouw begonnen aan de fabricage van deze luiken. Nadien heeft [gedaagde in de hoofdzaak] niets meer vernomen van [eiser in de hoofdzaak] , tot aan de dagvaarding ruim acht maanden later. Kort daarop heeft [gedaagde in de hoofdzaak] laten weten dat de nieuwe luiken gereed waren en konden worden geïnstalleerd. Daarop heeft [eiser in de hoofdzaak] eerst nog vragen gesteld betreffende materiaal, kleur, garantieduur en de voorwaarden waaronder [gedaagde in de hoofdzaak] die luiken wilde plaatsen maar na antwoord daarop heeft [eiser in de hoofdzaak] op 30 augustus 2022 laten weten dat hij daarmee niet akkoord is en dat hij in de (reeds uitgebrachte) dagvaarding de overeenkomst heeft ontbonden. Naar Belgisch recht, dat op de overeenkomst van toepassing is en in het bijzonder artikel 1648 BW, dient de klagende partij op een korte termijn na het ontdekken van verborgen gebreken een procedure ten gronde aan te spannen. Het louter protesteren of in gebreke stellen volstaat niet. De gebreken zijn door [eiser in de hoofdzaak] ontdekt op 19 december 2019. Dat tussen partijen onderhandelingen zijn gevoerd en door [gedaagde in de hoofdzaak] interventies hebben plaatsgevonden, doet volgens Belgische rechtspraak geen afbreuk aan de verplichting om binnen een korte termijn een dagvaarding uit brengen. Op 27 januari 2021 was het standpunt van [gedaagde in de hoofdzaak] reeds duidelijk. Na die datum heeft het nog negentien maanden geduurd alvorens de dagvaarding werd betekend. De redelijke termijn om een procedure aan te vangen is ruimschoots overtreden. Hierdoor is de gehele vordering van [eiser in de hoofdzaak] ongegrond. In het geval echter dat de kantonrechter anders oordeelt verzoekt [gedaagde in de hoofdzaak] om de vergoedingsplicht naar billijkheid te verminderen. Zij was immers bereid om nieuwe luiken te monteren.
3.De beoordeling
onverminderd”) die in de aanhef van artikel 4 lid 1 van Vo. (EG) 593/2008 is gemaakt voor onder andere de in artikel 6 Vo. (EG) 593/2008 bedoelde consumentenovereenkomsten. Krachtens lid 1 van artikel 6 Vo. (EG) 593/2008 wordt een overeenkomst die is gesloten door een natuurlijke persoon voor een gebruik dat niet als bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd (de consument) met een andere persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep (de verkoper) beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijf-plaats heeft, op voorwaarde dat a) de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument woonplaats heeft, of b) dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op dat land of op verscheidene landen, met inbegrip van dat land, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.
De beslissing
€ 396,00 voor salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
woensdag 2 augustus 2023 te 09.00 uuropdat partijen bij akte hun verhinderdata in de periode tot en met vrijdag 1 december 2023 opgeven;