Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: klager.
1.De procedure
- de kennisgevingen van inbeslagname waaruit blijkt dat op 9 november 2022 ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel van de Belgische autoriteiten (hierna: EOB) onder klager in beslag zijn genomen: een IPhone X, een IPhone 13 en een geldbedrag van € 4.585,00;
- het EOB van 26 september 2022 uitgevaardigd door [naam], onderzoeksrechter, Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen;
- het bevriezingscertificaat van 9 november 2022 uitgevaardigd door [naam], onderzoeksrechter, Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen;
- de machtiging conservatoir beslag van 7 december 2022;
- het klaagschrift, ingediend op 24 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
ECLI:NL:PHR: 2019 875 onder 3.8) aangevoerd dat het conservatoir beslag niet in het kader van het EOB lijkt te hebben plaatsgevonden en dat de inbeslagname van het geldbedrag aldus onder valse vlag is geschied. Volgens de raadsman is er door de Belgische autoriteiten een EOB uitgevaardigd dat enkel ziet op bewijsverzameling in het kader van de verdenking jegens klager. De inbeslaggenomen telefoon en het geldbedrag betreffen geen bewijsmateriaal waarop het EOB ziet. Desondanks wordt er geld onder klager inbeslag-genomen en besluit de Belgische onderzoeksrechter een bevriezingscertificaat af te geven. Gelet op de in het EOB genoemde grondslag - het uitlezen van telefoontoestellen in het kader van de verdenking van klager van handel in verdovende middelen - is deze beslissing formeel onjuist en dient om die reden het klaagschrift ten aanzien van het geldbedrag gegrond te worden verklaard met last tot teruggave van het geldbedrag aan klager. De raadsman refereert zich ten aanzien van de IPhone X.
tweetelefoons (gegevensdragers) worden genoemd en met de inbeslagneming daarvan het beoogde doel (uitlezing) van het EOB kan worden bereikt. Er heeft nog geen uitlezing van de beide telefoons door de uitgevaardigde partij kunnen plaatsvinden, omdat de overdracht van die telefoons nog niet heeft plaatsgevonden. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat er een strafvorderlijk belang bestaat (waarheidsvinding) om het beslag op de twee telefoons te handhaven.
2.De beoordeling
3.De beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).