In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende kinderalimentatie. De vrouw verzocht de rechtbank om een onderhoudsbijdrage van € 350 per maand voor hun minderjarige kind, met ingang van 1 januari 2022. De man voerde verweer en stelde dat hij slechts € 83,54 per maand diende te betalen, een bedrag dat voortkwam uit een eerdere overeenkomst na een mediationtraject. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bindend ouderschapsplan was, maar dat de man wel jarenlang het lagere bedrag had betaald zonder protest van de vrouw. De rechtbank overwoog dat de vrouw onvoldoende financiële gegevens had verstrekt om de draagkracht van de man te beoordelen, maar dat de man ook niet had voldaan aan zijn verplichtingen om zijn financiële situatie inzichtelijk te maken. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de overeengekomen bijdrage in overeenstemming was met de wettelijke maatstaven. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de vrouw recht had op de door haar verzochte bijdrage van € 350 per maand, omdat de man niet had aangetoond dat hij niet in staat was om dit bedrag te betalen. De rechtbank compenseerde de proceskosten en verklaarde de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.