Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban, en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 8 juni 2022, waarbij zijn recht op bijstand werd herzien en gedeeltelijk ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 6 juli 2023. Eiser ontving sinds 11 november 2015 een bijstandsuitkering, maar na een handhavingsverzoek heeft Baanbrekers zijn recht op bijstand per 24 maart 2021 opgeschort wegens het niet verstrekken van gevraagde informatie. Eiser heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze opschorting.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat het beroep zich niet richt tegen de intrekking van het recht op bijstand met ingang van 24 maart 2021. De rechtbank heeft zich daarom beperkt tot de herziening van het recht op bijstand over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 december 2018, januari 2019, februari 2019 en augustus 2019 tot en met december 2019, alsook de intrekking van het recht op bijstand over juli 2020 en de terugvordering van te veel ontvangen bijstand. De rechtbank oordeelt dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van contante bankstortingen en een auto die hij bezat.
De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht de bijstandsuitkering heeft herzien en ingetrokken, en dat de terugvordering van € 10.386,85 gerechtvaardigd is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht had op volledige bijstand, en het beroep wordt ongegrond verklaard. De proceskosten worden niet vergoed, en eiser krijgt het griffierecht niet terugbetaald. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 10 augustus 2023.