Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland (verweerder).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1. Wat zijn de feiten?
2. Wat is het wettelijk kader?
Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. [11] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldaan aan deze vergewisplicht en heeft verweerder deze taxatie redelijkerwijs aan bestreden besluit I ten grondslag mogen leggen. De rechtbank is niet gebleken dat [naam 2] de taxatie in strijd met de protocollen en richtlijnen heeft vastgesteld. De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het taxatierapport, de begrijpelijkheid van de in het taxatierapport gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies.
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover het betrekking heeft op bestreden besluit I (beslissing op bezwaar van 1 juli 2022);
- verklaart het beroep gegrond, voor zover het betrekking heeft op bestreden besluit II (vaststelling hoogte dwangsom van 1 juli 2022);
- vernietigt bestreden besluit II;
- stelt de hoogte van de dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar vast op € 23,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit II;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 837,-.