ECLI:NL:RBZWB:2023:5668

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3939
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing op bezwaar inzake tegemoetkoming schade door grauwe ganzen aan gewassen

In deze zaak hebben eisers, een agrarisch bedrijf, beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland. De zaak betreft een verzoek om tegemoetkoming in de schade die grauwe ganzen hebben aangericht aan hun gewassen, specifiek (grove) peen en winterwortel, op percelen gelegen in een ganzenfoerageergebied. De rechtbank heeft op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de tegemoetkoming, die door de taxateur was vastgesteld op € 10.302,-. Eisers stelden dat de schade veel hoger was, namelijk € 181.682,-, en dat de beleidsregel die schade na 1 december niet vergoedt onredelijk was. De rechtbank heeft het verzoek om verdaging van de zitting afgewezen, omdat de reden van verhindering niet uitzonderlijk genoeg was. De rechtbank oordeelde dat de taxatie van de schade door de taxateur van het college zorgvuldig was uitgevoerd en dat de hoogte van de tegemoetkoming terecht was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond voor het eerste bestreden besluit, maar gegrond voor het tweede bestreden besluit, waarbij de hoogte van de dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar werd vastgesteld op € 23,-. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3939

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen

1. [Eiser]uit [plaatsnaam] ,
2. [eiser] ,uit [plaatsnaam] ,
(gemachtigde: mr. B. Benard),
tezamen, eisers,
en

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland (verweerder).

Inleiding

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 1 juli 2022 (bestreden besluit) over het toekennen van een tegemoetkoming (€ 10.302,-) in de schade die grauwe ganzen (Anser anser) hebben aangericht aan percelen (grove) peen en winterwortel.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. [Eiser] was samen met drs. S.A.N. Geerling (kantoorgenoot gemachtigde) en R.L.M. Bun aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Reijnders, [naam 1] en [naam 2] (taxateur).
De rechtbank merkt in dit kader nog op dat de gemachtigde van eisers in de week van de behandeling ter zitting nog een verzoek om verdaging heeft ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de reden van de verhindering niet uitzonderlijk genoeg is. Het verdagen van de zitting is een procesbeslissing en een bevoegdheid van de rechtbank. Bij de toepassing hiervan dient zij rekening te houden met verschillende belangen, waaronder die van alle bij de procedure betrokken partijen en ook het belang van een goede rechtspleging dat is gediend met een voortvarende behandeling van de zaak. Concreet heeft de gemachtigde gewezen op een tandheelkundige behandeling die door hem is ondergaan op zondag. Het verzoek om verdaging werd op dinsdagmiddag daarop ingediend en de zitting was op donderdag, vier dagen na de tandheelkundige ingreep. De rechtbank meent dat zij bij afweging van de betrokken belangen redelijkerwijs heeft kunnen besluiten het verzoek om verdaging af te wijzen. Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat een (andere) gemachtigde namens hem ter zitting het woord heeft gevoerd. Gelet hierop is evenmin het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.

Beoordeling door de rechtbank

1. Wat zijn de feiten?

Het agrarisch bedrijf van eisers heeft in 2021 (grove) peen en winterwortelen geteeld op twee percelen aan de [straatnaam] ( [perceelnummers] ) te [plaatsnaam] . Deze percelen liggen in een ganzenfoerageergebied. Binnen een dergelijk gebied mogen grauwe ganzen tussen 1 november en 15 februari niet worden verstoord of gedood.
Op 11 november 2021 hebben eisers verweerder verzocht om een tegemoetkoming in de schade die grauwe ganzen hebben aangericht aan de gewassen op de percelen.
Een taxateur van [bedrijfsnaam] ( [naam 2] ) heeft de hoogte van de aangerichte schade in een taxatierapport van 23 december 2021 getaxeerd op € 10.302,-. Eisers hebben hun zienswijze kenbaar gemaakt bij brief van 5 januari 2022. Een door eisers ingeschakelde taxateur van [naam vennootschap] . ( [naam 3] ) heeft de schade berekend op € 181.682,-.
Verweerder heeft op 27 januari 2022 besloten om aan eisers een tegemoetkoming toe te kennen voor schade aan de gewassen op de percelen veroorzaakt door grauwe ganzen. Verweerder heeft het schadebedrag vastgesteld op €10.302,-.
Eisers hebben daar bezwaar tegen gemaakt.
Bij bestreden besluit I van 1 juli 2023 heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben daar beroep tegen ingesteld.
Bij afzonderlijk besluit van 1 juli 2023 (bestreden besluit II) heeft verweerder de hoogte van de door eisers verzochte dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar vastgesteld op 0 euro. Uit artikel 4:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat het beroep tegen bestreden besluit I mede betrekking heeft op de beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom, omdat eisers die beschikking hebben betwist.

2. Wat is het wettelijk kader?

2.1
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.2
In de Wet natuurbescherming (Wnb) [1] staat dat verweerder tegemoetkomingen verleent in schade die is aangericht door (o.a.) grauwe ganzen. In hoofdstuk 5 van de Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022 (hierna: Beleidsregels) heeft verweerder die bevoegdheid nader uitgewerkt.
2.3
Verweerder verleent uitsluitend een tegemoetkoming voor schade veroorzaakt door grauwe ganzen, welke door vraat, graven, wroeten of vegen aan bedrijfsmatige landbouw is veroorzaakt. Uitsluitend aanvragers die hun hoofdbestaan of een substantieel gedeelte van hun bestaan vinden of plegen te vinden in de landbouw, kunnen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. [2]
2.4
De hoogte van de aangerichte schade en de schadeveroorzakende diersoort wordt door een taxateur – met inachtneming van door BIJ12 vastgestelde protocollen en richtlijnen – getaxeerd en opgenomen in een taxatierapport. [3] De hoogte van de tegemoetkoming wordt vervolgens door verweerder vastgesteld na kennisneming van het aanvraagformulier met bijlagen, het door de taxateur opgestelde taxatierapport (eventueel voorzien van opmerkingen van de aanvrager) en overige op de aanvraag betrekking hebbende stukken. [4] Ten aanzien van aanvragen om een tegemoetkoming in schade veroorzaakt door overwinterende ganzen volgt verweerder het Zeeuws Ganzenakkoord. [5] Uit de Beleidsregels volgt verder dat geen eigen risico wordt ingehouden bij schade die is aangericht in een ganzenrustgebied in de periode dat de schade veroorzakende diersoort niet mag worden verontrust en gedood. [6]
3. Wat heeft verweerder besloten?
3.1
De taxateur van [bedrijfsnaam] heeft de percelen van eisers bezocht op 19, 22 en 25 november 2021 en op 1 december 2021 en heeft de schade naar aanleiding van die bezoeken getaxeerd op € 10.302,-. De taxateur heeft die taxatie opgenomen in een taxatierapport van 23 december 2021. In dat rapport schrijft de taxateur dat hij op perceel 1 een schadeoppervlakte heeft geconstateerd van 0,13 en 0,5 ha. Op perceel 2 heeft hij een schadeoppervlakte geconstateerd van 0,38 ha. Binnen die hectares was volgens de taxateur sprake van 100% gewasverlies als gevolg van de grauwe gans. Dat leidt volgens de taxateur tot een gewasverlies in kg van 53.550 kg (perceel 1) en 32.850 kg (perceel 2). De taxateur heeft dat vermenigvuldigd met € 0,12 per kg en heeft de schade op die wijze getaxeerd op een schadebedrag van € 10.302,-.
3.2
Verweerder heeft de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op het getaxeerde bedrag. Verweerder gaat uit van het taxatierapport, omdat deze is vastgesteld conform de protocollen en richtlijnen. Eisers komen volgens verweerder alleen in aanmerking voor vergoeding van de schade die door de taxateur is waargenomen tot 1 december 2021. Op grond van artikel 5.5, onder o, van de Beleidsregels wordt geen tegemoetkoming verleend indien de schade is aangericht aan knol-, bol- en wortelgewassen, die na 1 december van het teeltseizoen worden geoogst. Als de aanvrager het risico neemt om de gewassen langer dan gebruikelijk op het land te laten staan, stijgt de kans dat dieren schade aan de gewassen toebrengen. De verhoogde kans op schade die dit oplevert, dient voor rekening van de grondgebruiker te blijven.
4. Welke gronden hebben eisers aangevoerd?
Eisers hebben vooropgesteld dat bestreden besluit I is vastgesteld in strijd met het gebod van onpartijdigheid uit artikel 2:4, eerste lid, van de Awb. Ter zitting hebben eisers gesteld dat artikel 5.5, onder o, van de Beleidsregels buiten toepassing moet worden gelaten, omdat zij de datum van 1 december 2021 onredelijk achten. Daarnaast heeft verweerder de tegemoetkoming in bestreden besluit I – gelet op de door eisers overgelegde taxatie – te laag vastgesteld. Tegen bestreden besluit II hebben eisers aangevoerd dat verweerder de dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar ten onrechte op € 0,- heeft vastgesteld.
5. Is bestreden besluit I in strijd met artikel 2:4, eerste lid, van de Awb?
5.1
Eisers hebben vooropgesteld dat het bestreden besluit I in strijd is met het gebod van onpartijdigheid uit artikel 2:4, eerste lid, van de Awb. Het besluit dateert van twee werkdagen na de hoorzitting. Het is volgens eisers daarom zeer aannemelijk dat het bestreden besluit al voor de hoorzitting gereed was. De ambtenaar op de hoorzitting had ook weinig vragen en wekte niet de indruk dat hij serieus naar de bezwaargronden zou kijken.
5.2
In artikel 2:4, eerste lid, van de Awb staat dat het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid dient te vervullen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verweerder bestreden besluit I in strijd met die bepaling heeft vastgesteld. Eisers hebben dit standpunt niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat de daar aanwezige ambtenaar wel degelijk vragen heeft gesteld en daarnaast ziet de rechtbank in het dossier geen enkele aanwijzing die duidt op vooringenomenheid. Dat bestreden besluit I snel na de hoorzitting is genomen kan ook het gevolg zijn van een gedegen voorbereiding van de behandeling van het bezwaar op de hoorzitting, als gevolg waarvan niet alle onderdelen van de beslissing op bezwaar na de hoorzitting opnieuw op papier hoeven te worden gezet.
6. Heeft verweerder de hoogte van de schade juist vastgesteld (omvang geding)?
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat grauwe ganzen schade hebben veroorzaakt (door vraat) aan de gewassen op de percelen van eisers. Gelet daarop is tussen partijen niet in geschil dat eisers recht hebben op een tegemoetkoming in de schade. [7] Tussen partijen is in geschil of verweerder de hoogte van die tegemoetkoming juist heeft vastgesteld.
Standpunt eisers
6.2
Eisers hebben aangevoerd dat verweerder het schadebedrag en de tegemoetkoming te laag heeft vastgesteld. In dat kader hebben eisers vooropgesteld dat artikel 5.5, onder o, van de Beleidsregels buiten toepassing gelaten moet worden. Zij vinden het onredelijk dat schade na 1 december niet meer wordt vergoed, omdat de natuur zich niet laat leiden door een fictief vastgestelde datum. Het moment van oogsten is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de hoeveelheid regen die in een jaar is gevallen. Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat verweerder de schade – gelet op de taxatie van [naam 3] en een afkeuringsverklaring van de afnemer van 1 december 2021 – te laag heeft vastgesteld. Uit die stukken blijkt dat alle gewassen op de percelen al voor 1 december 2021 waren vernietigd. De schade dient te worden vastgesteld op € 181.682,-, omdat de gewassen op het gehele perceel (112.000 kg) niet meer voor consumptie geschikt waren.
Beoordeling
6.3
Zoals in het wettelijk kader staat omschreven stelt verweerder de hoogte van het schadebedrag en de tegemoetkoming vast met inachtneming van de Beleidsregels en aan de hand van de aanvraag, de taxatie en overige relevante stukken.
6.4
De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen reden om artikel 5.5, onder o, van de Beleidsregels buiten toepassing te laten. De bestuursrechter kan de rechtmatigheid van een beleidsregel toetsen aan hogere regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur (exceptieve toetsing). Indien de beleidsregel in strijd is met hogere regelgeving of met algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan de bestuursrechter de beleidsregel onverbindend verklaren of buiten toepassing laten. [8]
Naar het oordeel van de rechtbank is in de toelichting op de Beleidsregels gemotiveerd toegelicht waarom ervoor is gekozen om schade aan gewassen als gevolg van de grauwe gans niet te vergoeden, als die schade na 1 december 2021 is ontstaan. In de Beleidsregels wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de grondgebruiker zelf al het mogelijke dat in redelijkheid van hem kan worden verwacht, heeft ondernomen om schade zoveel mogelijk te voorkomen of beperken. [9] De rechtbank acht dit uitgangspunt niet onevenredig, omdat het aansluit bij het civiele schadevergoedingsrecht. [10] De regel om schade aan wortelgewassen als gevolg van grauwe ganzen niet te vergoeden wanneer deze na 1 december is ontstaan, sluit naar het oordeel van de rechtbank aan bij dat uitgangspunt. Als een agrariër het risico neemt om de gewassen langer dan gebruikelijk op het land te laten staan, stijgt de kans dat dieren schade aan de gewassen toebrengen. De mogelijkheden om te foerageren nemen (als gevolg van het oogsten van deze gewassen) elders immers af. Ook wordt het kwaliteitsverlies bij deze gewassen later in het seizoen door nattigheid en vorst steeds groter. De verhoogde kans op schade die dit oplevert, dient redelijkerwijs voor rekening van de grondgebruiker te blijven.
6.5
Daarnaast heeft verweerder de schade en de tegemoetkoming – met inachtneming van de taxatie van [naam 2] – naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs vast kunnen stellen op € 10.302,-.
Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. [11] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldaan aan deze vergewisplicht en heeft verweerder deze taxatie redelijkerwijs aan bestreden besluit I ten grondslag mogen leggen. De rechtbank is niet gebleken dat [naam 2] de taxatie in strijd met de protocollen en richtlijnen heeft vastgesteld. De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het taxatierapport, de begrijpelijkheid van de in het taxatierapport gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies.
De door eisers overgelegde taxatie van [naam 3] acht de rechtbank niet relevant voor de vaststelling van het schadebedrag. Uit die taxatie blijkt dat [naam 3] de percelen op 11 december 2021 heeft bezocht en dat zij op dat moment heeft geconstateerd dat alle gewassen op de percelen niet meer geschikt waren voor menselijke consumptie en dat dit was veroorzaakt door de grauwe gans. [naam 3] heeft de schade getaxeerd op een schade-oppervlakte van 18,024 ha en een gewasverlies van 112.000 kg per hectare en een schadebedrag van € 181.682,- (€ 0,09 per kg). Uit die taxatie blijkt wat de schade aan de gewassen was op 11 december 2021. Voor de vaststelling van het schadebedrag was echter niet relevant wat de schadeomvang was op 11 december 2021. Uit de beleidsregels blijkt dat schade door dieren aan wortelgewassen die is ontstaan na 1 december niet voor vergoeding in aanmerking komt. Uit die taxatie kan niet worden afgeleid of die schade al in die omvang aanwezig was voor 1 december 2021. [12] Dat eisers met de afnemer contractuele afspraken hadden gemaakt om het gewas later te oogsten, is een bedrijfsrisico dat redelijkerwijs voor rekening van eisers dient te komen. Eisers hebben niet met objectieve en verifieerbare andere gegevens onderbouwd dat de door hen gestelde schadeomvang al voor 1 december 2023 aanwezig was. Dit kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de brief van de afnemer van eisers van 1 december 2021, omdat ook in die brief niet met objectieve en verifieerbare gegevens wordt onderbouwd dat alle gewassen op de percelen op 23 november 2023 niet voor menselijke consumptie geschikt waren. De rechtbank acht dit gelet op de taxatie van [naam 2] en de door die taxateur overgelegde bezoekrapporten met foto’s over de periode kort voor en op 1 december 2021 ook niet aannemelijk.
6.6
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de hoogte van de tegemoetkoming in schade die is geleden aan de gewassen als gevolg van grauwe ganzen conform de taxatie van [naam 2] vast kunnen stellen op € 10.302,-.
7. Hebben eisers recht op een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen?
7.1
Bij bestreden besluit II heeft verweerder de hoogte van de door eisers verzochte dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar vastgesteld op 0 euro.
Standpunt eisers
7.2
Volgens eisers heeft verweerder te laat op het bezwaar besloten en hebben zij daarom recht op een dwangsom. Op 10 juni 2022 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld. Verweerder had daarna nog twee weken om op het bezwaar te beslissen en heeft het bestreden besluit op 1 juli 2022 genomen. Verweerder is daarom een dwangsom van zeven keer € 23,- euro (€ 161,-) verschuldigd.
Toetsingskader
7.3
Een bestuursorgaan beslist binnen zes weken op bezwaar, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. [13] Indien een beslissing op bezwaar niet tijdig wordt genomen, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag. Voor het verbeuren van de dwangsom is vereist dat een bestuursorgaan na het verstrijken van de beslistermijn schriftelijk in gebreke is gesteld. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. [14]
Beoordeling
7.4
Eisers hebben op 22 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen het primair besluit van 27 januari 2022. Verweerder had uiterlijk 21 april 2022 op het bezwaar moeten beslissen. Op 15 juni 2022 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De eerste dag waarop een dwangsom werd verbeurd was 30 juni 2022. Verweerder heeft op 1 juli 2022 besloten en dat betekent dat een dwangsom van € 23,- is verbeurd. Naar het oordeel van de rechtbank stellen eisers ten onrechte dat zij verweerder op 10 juni 2023 in gebreke hebben gesteld, omdat uit de datumstempel blijkt dat verweerder die ingebrekestelling pas op 15 juni 2023 heeft ontvangen. Verweerder heeft in bestreden besluit I ten onrechte geconcludeerd dat op 30 juni 2022 op het bezwaar is beslist en dat daarom geen dwangsom is verbeurd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de hoogte van de dwangsom onjuist vastgesteld.
8. Wat is de conclusie?
8.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren, voor zover het betrekking heeft op bestreden besluit I.
8.2
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, voor zover het betrekking heeft op bestreden besluit II en zal bestreden besluit II vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en de hoogte van de door eisers verbeurde dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar vast te stellen op € 23,-.
8.3
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed.
8.4
De rechtbank zal verweerder ook veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien de gegrondverklaring van het beroep alleen ziet op het vaststellen van de hoogte van de dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar).
De beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond, voor zover het betrekking heeft op bestreden besluit I (beslissing op bezwaar van 1 juli 2022);
  • verklaart het beroep gegrond, voor zover het betrekking heeft op bestreden besluit II (vaststelling hoogte dwangsom van 1 juli 2022);
  • vernietigt bestreden besluit II;
  • stelt de hoogte van de dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar vast op € 23,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit II;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 11 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wet natuurbescherming (Wnb)
Artikel 6.1 van de Wnb
1. Gedeputeerde staten verlenen in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende:
vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van Vogelrichtlijn, of
dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren als bedoeld in het eerste lid, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022
Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Beleidsregels
De hoogte van de door één of meer natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten aangerichte schade en de schadeveroorzakende diersoort wordt, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door de taxateur vastgesteld.
De taxateur stelt, met inachtneming van de door BIJ12 vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat. De eindverantwoordelijke persoon van het bureau waarvoor de taxateur werkzaam is, parafeert het taxatierapport voor interne controle en zendt het taxatierapport aan BIJ12. Bij de eindtaxatie overhandigt de taxateur het formulier ‘bevestiging taxatie grondgebruiker’ aan de aanvrager of deponeert het bedoelde formulier in de brievenbus van de aanvrager of zendt dit per e-mail aan de aanvrager.
Artikel 5.2, eerste en tweede lid, van de Beleidsregels
Gedeputeerde staten verlenen uitsluitend een tegemoetkoming voor schade veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten als genoemd in artikel 6.1, eerste lid onder a en b van de Wet, welke door vraat, graven, wroeten of vegen aan bedrijfsmatige landbouw is veroorzaakt.
Uitsluitend aanvragers die hun hoofdbestaan of een substantieel gedeelte van hun bestaan vinden of plegen te vinden in de landbouw, kunnen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Wanneer een aanvrager verplicht is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een gecombineerde opgave te doen, is dat een aanwijzing dat hij zijn hoofdbestaan of een substantieel gedeelte van zijn bestaan in de landbouw vindt of pleegt te vinden.
Artikel 5.3, vierde lid, van de Beleidsregels
In afwijking van het eerste tot en met het derde lid volgen gedeputeerde staten ten aanzien van aanvragen om een tegemoetkoming in schade veroorzaakt door overwinterende ganzen het door hen vastgestelde beleid voor overwinterende ganzen zoals vastgelegd in het "Zeeuws Ganzenakkoord".
Artikel 5.4, eerste, tweede en derde lid, onder a, van de Beleidsregels
De hoogte van de tegemoetkoming wordt door gedeputeerde staten vastgesteld na kennisneming van het door de aanvrager ingezonden aanvraagformulier met bijlagen, het door de taxateur opgestelde taxatierapport eventueel voorzien van opmerkingen van de aanvrager en eventueel overige op de aanvraag betrekking hebbende stukken.
Op de door de taxateur vastgestelde schade wordt een eigen risico ingehouden van 5%, met een minimum van € 250,00 per bedrijf per meldingsjaar.
In afwijking van het tweede lid wordt geen eigen risico ingehouden als het gaat om schade die is aangericht in een ganzenrustgebied in de periode dat de schadeveroorzakende diersoort niet mag worden verontrust en gedood.
Artikel 5.5, onder o, van de Beleidsregels
In de volgende gevallen wordt geen tegemoetkoming verleend: indien de schade is aangericht aan knol-, bol- en wortelgewassen die na 1 december van het teeltseizoen worden geoogst, met uitzondering van onderdekkersteelten en van bloembollen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1, eerste lid, onder a, van de Wnb in samenhang met artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
2.Artikel 5.2, eerste en tweede lid, van de Beleidsregels.
3.Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Beleidsregels.
4.Artikel 5.4, eerste lid, van de Beleidsregels.
5.Artikel 5.3, vierde lid, van de Beleidsregels.
6.Artikel 5.4, tweede en derde lid, onder a, van de Beleidsregels.
7.Artikel 5.2, eerste en tweede lid, van de Beleidsregels.
8.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, r.o. 7.8 en 7.11.
9.Toelichting op Artikel 5.2 tot en met 5.4 van de Beleidsregels.
10.Zie bijvoorbeeld artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek.
11.ABRvS 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2784, r.o. 7.1.
12.Artikel 5.5, onder o, van de Beleidsregels.
13.Artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.
14.Artikel 4:17, eerste, tweede en derde lid in samenhang met artikel 7:14 van de Awb.