ECLI:NL:RBZWB:2023:5673

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2167
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering en bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet na weigering van medewerking aan huisbezoek

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar recht op een uitkering op grond van de Participatiewet en bijzondere bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft op 5 januari 2022 besloten om de uitkering van eiseres in te trekken, met terugwerkende kracht vanaf 23 december 2021, na een anonieme melding dat eiseres mogelijk samenwoonde met de heer [naam 2]. Eiseres heeft geen medewerking verleend aan een huisbezoek dat het college op 23 december 2021 wilde afleggen om dit te verifiëren. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 behandeld. Eiseres stelt dat het college onterecht heeft geconcludeerd dat zij op de hoogte was van de gevolgen van het weigeren van het huisbezoek. De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft aangetoond dat eiseres voldoende geïnformeerd was over de consequenties van haar weigering. De rechtbank stelt vast dat het college niet heeft voldaan aan het vereiste van informed consent, wat betekent dat eiseres niet kan worden verweten dat zij niet heeft meegewerkt aan het huisbezoek. Hierdoor heeft het college onterecht de uitkering ingetrokken.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens moet het college het griffierecht van € 50,00 aan eiseres vergoeden en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 11 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2167 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.M. Voogt),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(college), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van het recht van eiseres op een uitkering op grond van de Participatiewet en de intrekking van het recht van eiseres op bijzondere bijstand.
Met het besluit van 5 januari 2022 (primair besluit) heeft het college vanaf 23 december 2021 het recht van eiseres op een bijstandsuitkering en het recht van eiseres op periodieke bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten ingetrokken.
Met het besluit van 3 maart 2022 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het college bij het primaire besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en [naam 1] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres ontving sinds 15 juli 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet naar de norm alleenstaande.
Na een anonieme melding op 12 november 2021 heeft het college nader onderzoek gedaan naar het recht op uitkering van eiseres. Er bestond een vermoeden dat eiseres zou samenwonen met de heer [naam 2] ([naam 2]), de vader van haar twee jongste kinderen. Naast een administratief onderzoek zijn er in de periode van 2 december 2021 tot en met
17 december 2021 elf waarnemingen verricht, verdeeld over tien dagen. Op 23 december 2021 heeft het college geprobeerd een huisbezoek af te leggen. Eiseres heeft geen medewerking verleend aan het huisbezoek.
Het college heeft met het primaire besluit het recht van eiseres op bijstand en het periodieke recht van eiseres op bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten ingetrokken vanaf
23 december 2021.
Met het bestreden besluit heeft het college het door eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat eiseres de medewerkings- en inlichtingenplicht heeft geschonden door het weigeren van het huisbezoek. Het was daardoor niet mogelijk om vast te stellen of [naam 2] zijn hoofdverblijf bij eiseres had en of eiseres nog recht had op een bijstandsuitkering.
2.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat het college onterecht geconcludeerd heeft dat zij op de hoogte was van de consequenties van het weigeren van het huisbezoek. Uit het rapport uitkeringsfraude blijkt volgens eiseres dat zij ervan is uitgegaan dat het intrekken van haar uitkering door het weigeren van een huisbezoek wettelijk niet zou zijn toegestaan. Eiseres verkeerde in de veronderstelling dat haar uitkering alleen zou mogen worden beëindigd als zou worden vastgesteld dat er sprake is van samenwonen met [naam 2]. Eiseres geeft aan dat op grond van het Protocol huisbezoeken het college zich ervan moet vergewissen of een burger daadwerkelijk de juiste consequenties van het weigeren van een huisbezoek voor ogen heeft. Het feit dat eiseres in een eerder onderzoek in 2021 ook gewezen is op de gevolgen van het weigeren van een huisbezoek acht eiseres hierbij niet relevant.
3.
Wettelijk kader
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4.
Beoordeling
4.1
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college terecht het recht van eiseres op een uitkering op grond van de Participatiewet alsmede haar recht op bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten vanaf 23 december 2021 heeft ingetrokken. De te beoordelen periode hierbij is van 23 december 2021 (datum intrekking) tot en met 5 januari 2022 (datum primair besluit).
4.2
Artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet bepaalt dat de belanghebbende verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Indien de belanghebbende de medewerkingsverplichting niet in voldoende mate nakomt en als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of de belanghebbende verkeert in bijstandsbehoevende omstandigheden, kan naar vaste rechtspraak de bijstand worden geweigerd, beëindigd of ingetrokken. [1]
4.3
Op grond van artikel 54, derde lid van de Participatiewet, herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat het college als relevant wetsartikel in de bijlage bij het bestreden besluit artikel 54, eerste, tweede en vierde lid (van de Participatiewet) heeft genoemd. In dit geval is echter sprake van een situatie als bedoeld in het niet door verweerder genoemde artikel 54, derde lid van de Participatiewet. Het bestreden besluit is daarmee gebrekkig. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres door de verwijzing naar de verkeerde wetsartikelen niet in haar belangen geschaad. De rechtbank passeert dit gebrek dan ook op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.5
Op 23 december 2021 heeft het college geprobeerd een huisbezoek af te leggen om te kunnen vaststellen of [naam 2] zijn hoofdverblijf had in de woning van eiseres. Niet in geschil is dat er een redelijke grond was voor het huisbezoek en dat eiseres geen medewerking heeft verleend aan dit huisbezoek. Eiseres heeft de toegang tot haar woning geweigerd. De vraag die partijen verdeeld houdt is of eiseres zich voldoende bewust was van de consequenties van het niet meewerken aan het huisbezoek en daarmee of eiseres de medewerkingsverplichting in voldoende mate is nagekomen.
4.6
Bij het afleggen van een huisbezoek dient belanghebbende erop gewezen te worden dat het weigeren van toestemming gevolgen kan hebben voor de verlening van bijstand. De toestemming moet berusten op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek. Dit is het zogenaamde vereiste van informed consent. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] is het aan het college om te bewijzen dat voldaan is aan het vereiste van informed consent voorafgaand aan het afleggen van een huisbezoek.
4.7
De rechtbank oordeelt dat niet voldaan is aan het vereiste van informed consent. De uitleg van de handhavers over de medewerkingsplicht bij huisbezoeken bij eerder onderzoek in juni 2021 is hierbij niet relevant, omdat het hier om een nieuwe situatie gaat.
In het rapport uitkeringsfraude van het college is onder andere het proces van het huisbezoek uiteengezet. In de betreffende alinea staat dat eiseres de deur opent en dat de rapporteur zich legitimeert en het doel van het huisbezoek duidelijk maakt. Wanneer rapporteur belanghebbende om toestemming wil vragen voor het huisbezoek onderbreekt eiseres de rapporteur en verklaart: “Jullie komen er niet in. Ik weet wat de consequenties zijn als ik jullie niet binnenlaat, dan beëindigen jullie mijn uitkering. Jullie doen je best maar want dat mogen jullie wettelijk niet.” Vervolgens werd de voordeur met kracht dichtgegooid en werd deze op slot gedraaid. De rapporteurs zijn vervolgens vertrokken. Uit de laatste zin van eiseres haar verklaring blijkt dat eiseres niet op de hoogte was van de juiste consequenties van het niet meewerken aan het huisbezoek. Ze geeft immers aan dat het wettelijk niet toegestaan is dat het college haar uitkering beëindigt als ze geen medewerking verleend aan het huisbezoek. Gelet op het bestaan van een redelijke grond voor het huisbezoek heeft het niet meewerken aan een huisbezoek wél gevolgen voor de uitkering. Eiseres heeft op dit punt dus een onjuiste voorstelling van zaken gehad.
Van het college mag verwacht worden dat er na een korte hersteltermijn, nogmaals een poging wordt gedaan om ondubbelzinnig te wijzen op de consequenties van het niet voldoen aan de medewerkingsplicht. Dat de veiligheid van de rapporteurs in het geding was, blijkt niet uit de stukken. De genoemde stemverheffingen van eiseres waren gericht op haar partner en waren met de voordeur gesloten. Het gedrag van eiseres jegens de rapporteurs was weliswaar onbeleefd, maar niet onbehoorlijk.
4.8
Het college heeft niet bewezen dat was voldaan aan het vereiste van de informed consent. Hierdoor kan het niet meewerken aan het huisbezoek niet aan eiseres tegengeworpen worden. Eiseres heeft de medewerkingsplicht niet geschonden en daardoor heeft het college onterecht de uitkering op grond van de Participatiewet ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

5.1
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het college heeft aangegeven dat zij wil bekijken of er mogelijk een andere afwijzingsgrond is. Het college dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5.2
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht van € 50,00 aan eiseres vergoeden.
5.3
Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 837,00, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,00.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers, griffier, op 11 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

PARTICIPATIEWET
Artikel 17, eerste en tweede lid.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

2.zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1017