ECLI:NL:RBZWB:2023:5707
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van het verlaagde tarief van overdrachtsbelasting voor woningen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor het verlaagde tarief van 2% aan overdrachtsbelasting voor woningen, na de verkrijging van een pand op 31 december 2020. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en geen teruggaaf verleend. De rechtbank heeft de zaak op 28 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de inspecteur door twee inspecteurs.
De rechtbank onderzoekt of het pand, dat oorspronkelijk als woning is gebouwd maar later is verbouwd tot kantoorruimte, ten tijde van de verkrijging nog als woning kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het pand niet meer als woning kan worden beschouwd, omdat er aanzienlijke aanpassingen nodig zijn om het weer voor bewoning geschikt te maken. De rechtbank verwijst naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeert dat het pand ten tijde van de levering geen woning was in de zin van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr). Hierdoor komt belanghebbende niet in aanmerking voor het verlaagde tarief van 2% en blijft het standaardtarief van 6% van toepassing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om teruggaaf van griffierecht en proceskostenvergoeding af.