ECLI:NL:RBZWB:2023:5753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1510
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van Tozo-uitkering wegens schending inlichtingenplicht

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, een echtpaar dat zelfstandig ondernemer is, en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van 3 februari 2022, waarin hun Tozo-uitkering werd herzien en teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in strijd met de inlichtingenplicht geen melding hebben gemaakt van hun huuropbrengsten van een woning op [eiland]. Deze huuropbrengsten zijn significant en hebben invloed op hun recht op de Tozo-uitkering. De rechtbank oordeelt dat Werkplein terecht de Tozo-uitkering heeft herzien en teruggevorderd, omdat eisers niet hebben voldaan aan hun verplichting om alle relevante inkomsten te melden. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het naleven van de inlichtingenplicht bij het aanvragen van sociale uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1510 TOZO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser, en [naam eiseres], eiseres, uit [plaats],

tezamen eisers,
en
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant(Werkplein), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).

Procesverloop

1.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 3 februari 2022 (bestreden besluit) inzake de herziening/intrekking en terugvordering van uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo).
1.2.
Werkplein heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van Werkplein.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eisers zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Eiser is enig bestuurder en aandeelhouder (directeur-grootaandeelhouder, dga) van [bedrijf 1] Eiseres is dga van [bedrijf 2] Eiseres heeft op [eiland] een stuk grond in eigendom waarop een huis is gebouwd, [naam huis]. Deze woning wordt verhuurd.
2.2.
Eisers hebben zich op 30 april 2020, 8 juni 2020 en 1 oktober 2020 bij Werkplein gemeld voor een uitkering op grond van de Tozo voor levensonderhoud.
2.3.
Met de besluiten van 15 mei 2020, 12 juni 2020 en 15 oktober 2020 heeft Werkplein aan eisers een Tozo-uitkering verstrekt over maart 2020 tot en met 2020 (Tozo 1), over juni 2020 tot en met september 2020 (Tozo 2) en over oktober 2020 tot en met maart 2021 (Tozo 3). De aanvraag om Tozo 4 heeft Werkplein afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met een besluit van 13 september 2021 heeft Werkplein dit bezwaar ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit vervolgens beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft dat beroep op 19 mei 2022 ongegrond verklaard. [1] Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
2.4.
Met een besluit van 26 oktober 2021 heeft Werkplein de Tozo-uitkering van eisers over de periode van 1 april 2020 tot en met 31 mei 2020 herzien omdat er recht bestond op minder Tozo. Over maart 2020 en over de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 maart 2021 heeft Werkplein de Tozo-uitkering ingetrokken omdat er geen recht op Tozo bestond. De ten onrechte betaalde uitkering van € 17.531,04 wordt van eisers teruggevorderd.
2.5.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.6.
Met het bestreden besluit heeft Werkplein dit bezwaar ongegrond verklaard. Werkplein stelt dat eisers in strijd met de inlichtingenplicht geen melding hebben gemaakt van alle inkomsten. Gebleken is verder dat eisers een woning op [eiland] hebben waaruit zij verhuurinkomsten hebben. De verhuurinkomsten worden overgemaakt op de bankrekening van eisers. Zij kunnen daarom over deze inkomsten beschikken en deze kunnen worden aangewend voor levensonderhoud. Deze inkomsten dienen dan ook in mindering te worden gebracht op de Tozo-uitkering. Daarbij is volgens vaste rechtspraak geen ruimte voor verrekening van de verwervingskosten dan wel hypotheeklasten. Als gevolg daarvan hebben eisers geen of minder recht op Tozo-uitkering. Omdat er sprake is van schending van de inlichtingenplicht stelt Werkplein gehouden te zijn tot herziening/intrekking en terugvordering van de Tozo-uitkering. Dringende redenen om daarvan af te zien zijn niet gebleken.
3. Eisers stellen dat Werkplein ten onrechte de huuropbrengsten van de woning op [eiland] kort op de Tozo-uitkering. Bij verkoop van de woning zou er volgens Werkplein wel recht zijn op uitkering. Dit dwingt eisers dus tot verkoop van de woning. Verder zijn eisers het niet eens met de vaststelling van de maandelijkse winst of verlies van hun ondernemingen. Eisers hebben tot nu toe geen nieuw inkomen kunnen genereren en hebben tijdens de coronapandemie de nodige schulden opgebouwd als gevolg van afwijzing van Tozo 4 en 5. Eisers stellen dat er van dringende redenen sprake is. Zij kunnen de terugvordering alleen betalen door verkoop van de woning op [eiland], terwijl die woning bedoeld is als hun (praktisch enige) pensioenvoorziening.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Werkplein op goede gronden de Tozo-uitkering van eisers over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021 heeft herzien/ingetrokken en teruggevorderd.
5.2.
Werkplein is overgegaan tot herziening/intrekking en terugvordering omdat eisers inkomsten hebben gehad die zij in strijd met de inlichtingenplicht niet hebben gemeld bij Werkplein. In essentie gaat het dan om de huurinkomsten van de woning op [eiland]. Die huurinkomsten zijn al zo hoog dat de winsten uit de B.V.’s van ondergeschikt belang zijn. Met andere woorden ook al zou Werkplein de winsten uit de ondernemingen ten onrechte in mindering hebben gebracht op de Tozo-uitkering of die verkeerd hebben berekend, dan nog zou de Tozo-uitkering zijn herzien/ingetrokken vanwege de inkomsten uit verhuur. De rechtbank richt zich daarom op die verhuurinkomsten.
5.3.
Uit de Tozo en Nota van Toelichting (NvT) [2] daarop blijkt dat een uitkering voor levensonderhoud kan worden verleend aan de zelfstandige wiens bedrijf financieel is geraakt door de coronacrisis. Als het inkomen is gedaald tot onder het sociaal minimum kan een beroep op de Tozo worden gedaan. Uitgangspunt bij het vaststellen van het inkomen is het inkomensbegrip van artikel 32 van de PW. In de NvT is opgenomen dat op grond van artikel 78f van de PW kan worden afgeweken van artikel 32 van de PW. In artikel 6 van de Tozo zijn enige afwijkende bepalingen opgenomen. In de NvT wordt ingegaan op de uitzonderingen die in dit besluit zijn gemaakt ten aanzien van het inkomensbegrip in de PW. Er is voor de Tozo niet voor gekozen om een uitzondering te maken voor inkomsten uit verhuur van panden in privé-eigendom.
De artikelen 31 en 32 van de PW bepalen dat tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen worden gerekend waarover het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Onder inkomen wordt verstaan de in aanmerking genomen middelen voor zover deze betreffen inkomsten uit vermogen en inkomsten uit verhuur dan wel naar hun aard met deze inkomsten overeenkomen en betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
De term ‘beschikken’ dient conform vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zo uit te worden gelegd dat dit ziet op de mogelijkheid van een betrokkene om de middelen feitelijk aan te wenden om zo in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. [3]
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers kunnen beschikken over de huuropbrengsten van de woning op [eiland] om in hun bestaan te voorzien. Die huuropbrengsten worden op de rekening van eisers gestort, over welke rekening zij beiden vrijelijk kunnen beschikken. Eisers hebben gesteld dat zij een overeenkomst hebben dat eiser zonder toestemming van eiseres geen gebruik maakt van de rekening. Behalve dat eisers het bestaan van deze overeenkomst niet (middels stukken) aannemelijk hebben gemaakt, betekent dat niet dat eiser toch niet feitelijk over de rekening heeft kunnen beschikken en dat het saldo niet had kunnen worden aangewend voor de noodzakelijke kosten van het bestaan van eisers. Dat eisers de keuze hebben gemaakt om met die opbrengsten de hypotheek te voldoen laat onverlet dat zij daarover vrijelijk hebben kunnen beschikken.
5.5.
Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt verder dat de artikelen 31 en 32 van de PW geen ruimte bieden om op de huurinkomsten de kosten die daarmee samenhangen in mindering te brengen. [4] Dat betekent dat met de kosten van hypotheek en onderhoud van de woning op [eiland] geen rekening kan worden gehouden. Werkplein heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht deze kosten bij de vaststelling van de hoogte van de huurinkomsten buiten beschouwing gelaten.
5.6.
Door uit eigen beweging geen melding te doen van de huuropbrengsten hebben eisers de inlichtingenplicht geschonden. Werkplein was daarom gehouden om tot herziening, intrekking en terugvordering van de Tozo-uitkering over te gaan. Dat er dringende redenen zijn om daarvan af te zien is de rechtbank niet gebleken. Daarbij overweegt de rechtbank dat een besluit tot terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering. Eisers hebben bij de invordering de bescherming van de regels over de beslagvrije voet die zijn neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarnaast kunnen eisers met Werkplein afspraken maken over de manier van betaling van de terugvordering.

Conclusie

6. Het bestreden besluit van Werkplein tot herziening/intrekking en terugvordering van de Tozo-uitkering houdt stand. Het beroep is ongegrond.
Omdat het beroep ongegrond is, hebben eisers geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 17 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
Op grond van artikel 5 van de Tozo verklaart de aanvrager van algemene bijstand onder meer dat zijn bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19 en dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd, verwacht een in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm.
Participatiewet
Artikel 11
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 31
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 32
1. Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voorzover deze:
a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
Artikel 54
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

2.Staatsblad 2020, nr. 118
3.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 juli 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2402)
4.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 april 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:931)