Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende 1] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- een aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 107.713, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € /171.976 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 53.813. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur het verlies uit aanmerkelijk belang uit 2016 vastgesteld op € 171.976 (de verliesvaststellingsbeschikking 2016) en belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht van € 1.446 (de belastingrentebeschikking 2016);
- een aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 113.453 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 52.291. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur het nog te verrekenen verlies uit aanmerkelijk belang vastgesteld op € 171.976 (de verliesvaststellingsbeschikking 2017) en belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht van € 3.142 (de belastingrentebeschikking 2017).
Beoordeling door de rechtbank
.Wel is beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2017 gegrond alleen om de formele reden dat de inspecteur de aanslag IB/PVV 2017 bij uitspraak op bezwaar de aanslag niet integraal in stand had moeten laten maar moeten verminderen conform de inmiddels tot stand gekomen ambtshalve vermindering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.