ECLI:NL:RBZWB:2023:5927

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 8 maart 2022 besloten de uitkering van eiseres te beëindigen per 9 april 2022, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 13 oktober 2022. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft op 14 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar partner. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapporten van twee verzekeringsartsen. De eerste verzekeringsarts concludeerde dat eiseres beperkingen had, maar in staat was om lichter werk te verrichten. De tweede verzekeringsarts bevestigde deze conclusie en stelde dat er geen aanleiding was om de belastbaarheid van eiseres te herzien.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgesteld. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering per 9 april 2022 gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5277 ZW

uitspraak van 23 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. D.M. Gijzen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 8 maart 2022 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 9 april 2022. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 13 oktober 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door haar partner, [naam] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, mr. H.J.J. Verhoeven.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van onder meer de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 9 april 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als magazijnmedewerkster. Voor dat werk is zij op 24 november 2020 uitgevallen, vanwege diverse lichamelijke klachten, waaronder rug-, heup- en hoofdpijn, en psychische klachten. Het UWV heeft met ingang van 26 november 2020 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten.
3.2.
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
[verzekeringsarts 1] heeft eiseres in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling gezien op het spreekuur van 7 februari 2022. Er heeft lichamelijk en psychisch onderzoek plaatsgevonden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts het dossier van eiseres bestudeerd. Er is volgens de verzekeringsarts sprake van een forse lijdensdruk en pijnscore. Hoewel er sprake is van artrose kan dit niet alle pijnklachten verklaren. Eiseres geeft aan dat zij onvoldoende baat heeft gehad bij het revalidatietraject, maar wel de afname van pijnklachten ervaart door het gebruik van duloxetine. Het lijkt te gaan om een combinatie van degeneratieve problematiek en problematiek die samenhangt met instabiliteit. De rugpijn heeft als kenmerk dat het kan optreden zonder dat er zwaar is getild. De pijn zal volgens de verzekeringsarts verbeteren als eiseres in beweging blijft en neemt toe bij sterk statische rugbelastende taken. Eiseres moet trainen op spierkracht van de rugspieren en verbetering van haar corestabiliteit. Daarnaast moet zij blijven bewegen en haar conditie verbeteren. Mevrouw heeft ook last van artrose in haar linker duim. Taken waarbij zij veel kracht moet zetten met de duim zijn daarom minder geschikt. Hanteren van lichte gereedschappen in een pincetgreep is volgens de verzekeringsarts wel mogelijk. De verzekeringsarts stelt dat eiseres is aangewezen op lichter werk waarbij de tilbelasting en het bukken, al dan niet in combinatie met draaien en langdurig staan, beperkt blijft. Daarnaast is zij beperkt ten aanzien van kracht zetten met haar linker duim. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 februari 2022.
[verzekeringsarts 2] heeft de bezwaarschriften van eiseres en het dossier van eiseres bestudeerd. Er heeft geen hoorzitting of spreekuur plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b is van mening dat het standpunt dat eiseres niet in staat is om te werken, niet kan worden gevolgd. Er is gelet op het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten geen sprake van een volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts heeft dan ook terecht belastbaarheid aangenomen en een FML ingevuld.
Eiseres heeft slijtage in haar rug, maar bij onderzoek zijn er geen ernstige bewegingsbeperkingen gevonden. Daarnaast is er ook geen radiculaire prikkeling gevonden. Uit de ingebrachte medische informatie blijken geen andere bevindingen. De neuroloog diagnosticeert het als aspecifieke rugklachten. In de FML is rekening gehouden met de medisch objectiveerbare klachten. De verzekeringsarts heeft voldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts heeft bovendien rekening gehouden met rugbelastende factoren waarvan bekend is dat deze predisponerend zijn voor het ontwikkelen van rugklachten, zoals veel tillen en dragen, langdurig aaneengesloten staan, frequent buigen, langdurig gebogen werken en forse trillingen op de rug. De verzekeringsarts heeft daarnaast ook toegevoegd dat het noodzakelijk is dat de houdingen worden afgewisseld en beperkingen aangenomen voor de belasting van de linker duim van eiseres. Wat betreft de opmerking dat eiseres met de medicatie niet mag autorijden merkt de verzekeringsarts b&b op dat met die medicatie in de eerste week geen auto mag worden gereden, maar op het moment van de datum in geding is die week al verstreken en mag eiseres autorijden. Er is geen aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen. De beperkingen en belastbaarheid van eiseres zijn juist weergegeven in de FML van 10 februari 2022.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsartsen geen informatie bij de reumatoloog hebben opgevraagd. Er wordt wel verwezen naar het rapport van de revalidatiearts, maar daar wordt door de verzekeringsartsen vervolgens niets mee gedaan. Dat steekt eiseres, omdat zij naar haar mening niet in staat is om arbeid te verrichten. Daarnaast stelt eiseres dat zij als gevolg van de medicatie die zij gebruikt niet mag autorijden en geen gereedschap mag gebruiken. Het is dan ook onjuist dat zij wel zou mogen autorijden. Ter onderbouwing van dit standpunt overlegt eiseres een kopie van de bijsluiter van de medicatie die zij gebruikt.
4.3.
De verzekeringsarts b&b heeft bezien of het aanvullend beroepschrift aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te herzien en daaromtrent gerapporteerd op 6 februari 2023. De verzekeringsarts b&b meent dat er geen aanleiding is om het ingenomen standpunt te wijzigen. Her rapport van de revalidatiearts is wel meegenomen in de beoordeling door de verzekeringsartsen. In de rapportage worden geen bevindingen vermeld en ook wordt niet vermeld of de medische afwijkingen wezenlijk anders zijn dan de bevindingen van het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts. De conclusie dat eiseres niet in staat is om arbeid te verrichten is een beoordeling die niet aan de behandelaar is voorbehouden, maar aan de verzekeringsarts. Ten aanzien van het standpunt dat eiseres niet mocht autorijden stelt de verzekeringsarts b&b dat de adviezen rijvaardigheid worden gevolgd. Duloxetine valt onder categorie II en daarbij is het advies dat in de eerste week geen auto wordt gereden. Op de datum in geding gebruikte eiseres de medicatie al langer dan een week. Eiseres noemt geen klachten die op een verminderde bewustzijn zien. Ook zijn er geen afwijkingen in cognitieve functies vastgesteld op het spreekuur waaruit zou kunnen volgen dat eiseres geen auto mag rijden. Daar komt ook bij dat er geen functies zijn geduid waarbij autorijden wordt vereist. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de rugklachten en de artrose in haar linker duim. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Hoewel uit het rapport van de verzekeringsarts niet expliciet blijkt dat er rekening is gehouden met het rapport van de revalidatiearts, blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b dat deze er wel kennis van heeft genomen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd waarom dat rapport geen aanleiding geeft voor aanvullende beperkingen. Het eventuele gebrek dat in de primaire fase zou zijn ontstaan, is in de bezwaarfase door de verzekeringsarts b&b hersteld. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daartoe is echter zowel in bezwaar als beroep wel voldoende gelegenheid geweest. Ter zitting is ook gebleken dat er geen medische informatie aangeleverd kon worden die ziet op 9 april 2022, de datum in geding. Hoewel eiseres heeft gesteld dat zij met de medicatie niet kan autorijden of gebruik kan maken van gevaarlijk gereedschap is dit niet nader onderbouwd. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat eiseres een verminderde alertheid heeft als gevolg van deze medicatie. Door eiseres is dit niet (voldoende) weersproken. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn deugdelijk gemotiveerd en consistent. Het door het UWV verrichte medisch onderzoek wordt daarom voldoende zorgvuldig geacht.
De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in ZW-zaken, is de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten echter niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch objectiveerbare beperkingen zijn daarbij van belang. [1] Niet is gebleken dat in de FML van 10 oktober 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden geacht, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (Sbc-code 111160), lader, losser (Sbc-code 111220) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071).
5.2.
Eiseres stelt dat de arbeidsdeskundige rapportage onzorgvuldig is, omdat deze is opgesteld door een arbeidsdeskundige in opleiding, terwijl de toetsing en accordering niet door een arbeidsdeskundige is ondertekend. Naar de mening van eiseres dient de rechtspraak die ziet op een niet geregistreerde verzekeringsarts ook in deze situatie te worden betrokken. [2] Daarbij is volgens eiseres van betekenis dat de arbeidsdeskundige b&b niet met eiseres heeft gesproken, maar is afgegaan op een onvolwaardig rapport van de arbeidsdeskundige in opleiding. De gebreken in deze rapportage zijn dan ook niet weggenomen doordat de arbeidsdeskundige b&b een oordeel heeft gegeven.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de rapportage van 7 maart 2022 is opgemaakt door een arbeidsdeskundige in opleiding. Het rapport is gecontroleerd en akkoord bevonden door een arbeidsdeskundige. De rechtbank is van oordeel dat de vergelijking die de eiseres maakt met de rechtspraak die ziet op de beoordeling door een verzekeringsarts niet geldt voor een arbeidsdeskundige in opleiding. Dat het medisch onderzoek moet worden verricht door een verzekeringsarts is vastgelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit). Dit is echter anders bij het arbeidskundig onderzoek. Uit hoofdstuk 3 het Schattingsbesluit blijkt weliswaar dat er een arbeidskundig onderzoek moet worden verricht, maar er is geen verplichting opgenomen dat dit onderzoek daadwerkelijk moet worden verricht door een arbeidsdeskundige. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van een zorgvuldig arbeidsdeskundig onderzoek. Dat het primaire onderzoek is uitgevoerd door een arbeidsdeskundige in opleiding, maakt dit niet anders. Het onderzoek is ook beoordeeld en bekeken door een arbeidsdeskundige en in bezwaar verricht door een arbeidsdeskundige b&b. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat het rapport onzorgvuldig is, zoals eiseres stelt.
Daarnaast ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Eiseres heeft daartegen ook geen inhoudelijke gronden naar voren gebracht. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige in opleiding van 7 maart 2022 en van de arbeidsdeskundige b&b van 10 oktober 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De genoemde functies mochten worden gebruikt voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 9 april 2022.
8. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 23 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Ziektewet:
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

Voetnoten

1.CRvB 10 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2020:2130.
2.Eiseres verwijst in dit kader naar CRvB 18 juli 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA9904 en 13 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4018.