In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 4 september 2023, zijn de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende, woonachtig in Nederland, had aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen voor de jaren 2017 tot en met 2019, evenals aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende tegen deze aanslagen ongegrond verklaard en niet-ontvankelijk verklaard voor het jaar 2017 wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de aanslagen terecht had opgelegd, waarbij het inkomen uit Duitsland van de belanghebbende correct was betrokken in de Nederlandse heffing. De rechtbank concludeerde dat er geen ongeoorloofde verslechtering of discriminatie was ten opzichte van het vorige belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland. De beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 25 maart 2020 over de aanslagen IB/PVV 2017 en Zvw 2017 zijn niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de overige beroepen ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft de aanslagen over de jaren 2017 tot en met 2019 in stand gelaten, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten aan de belanghebbende.