ECLI:NL:RBZWB:2023:6163
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kostenvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. Het beroep betreft de kostenvergoeding voor de bezwaarfase inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemachtigde van de belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 29 november 2022, waarbij de hoogte van de kostenvergoeding ter discussie staat. De gemachtigde stelt dat de uitspraak op bezwaar pas op 10 januari 2023 per e-mail bekend is gemaakt, waardoor de beroepstermijn later zou zijn gaan lopen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de uitspraak op bezwaar eerder bekend is gemaakt en gaat uit van de stelling van de gemachtigde dat het beroep tijdig is ingesteld.
De rechtbank overweegt dat de bekendmaking van een besluit geen voorwaarde is voor de totstandkoming ervan. Er zijn geen aanwijzingen dat het besluit niet in 2022 tot stand is gekomen. De heffingsambtenaar heeft bij de beslissing inzake de kostenvergoeding terecht het tarief gehanteerd dat gold in 2022. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.