ECLI:NL:RBZWB:2023:6171
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kostenvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die betrekking had op de kostenvergoeding voor de bezwaarfase inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemachtigde van de belanghebbende stelde dat de uitspraak op bezwaar pas op 10 januari 2023 per e-mail bekend was gemaakt, waardoor de beroepstermijn later zou zijn gaan lopen. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was van de zijde van de heffingsambtenaar dat de uitspraak op bezwaar eerder bekend was gemaakt. Hierdoor ging de rechtbank uit van de stelling van de gemachtigde dat het beroep tijdig was ingesteld.
De rechtbank behandelde de stelling van de belanghebbende dat door de latere bekendmaking een onjuist tarief voor de kostenvergoeding was gehanteerd. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van een besluit geen voorwaarde is voor de totstandkoming ervan. Er waren geen aanwijzingen dat het besluit niet in 2022 tot stand was gekomen, en de heffingsambtenaar had terecht het tarief gehanteerd dat gold in 2022. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. De belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens was met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.