ECLI:NL:RBZWB:2023:6267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/02/397125 / HA ZA 22-214 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van een overeenkomst van aanneming tussen twee steigerbouwbedrijven

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de besloten vennootschap United Scaffolders B.V. betaling van onbetaalde facturen door de gedaagde partij, een andere besloten vennootschap actief in de steigerbouw. De vordering betreft een totaalbedrag van € 51.437,56, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat United Scaffolders in de periode van december 2020 tot en met februari 2021 steigerbouwwerkzaamheden heeft uitgevoerd voor de gedaagde partij, waarvoor diverse facturen zijn verzonden. De gedaagde heeft een aanzienlijk bedrag van € 46.797,63 onbetaald gelaten en voert verweer tegen de vordering, stellende dat de gedeclareerde uren niet in verhouding staan tot het verrichte werk en dat er geen afspraken zijn gemaakt over parkeerkosten en meerwerk.

De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagde partij beoordeeld en geconcludeerd dat de gedaagde in meerdere gevallen zonder voorbehoud akkoord heeft gegeven op de urenstaten die door United Scaffolders zijn ingediend. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet voldoende onderbouwd heeft dat de gedeclareerde uren niet zijn gewerkt of dat er geen afspraken zijn gemaakt over de parkeerkosten. De rechtbank wijst de vordering van United Scaffolders grotendeels toe, met uitzondering van enkele specifieke kosten die niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 44.441,07 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van United Scaffolders vastgesteld op € 5.897,83. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Cluster II Handelszaken
Breda
Zaaknummer: C/02/397125 / HA ZA 22-214
Vonnis van 6 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap UNITED SCAFFOLDERS B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
eisende partij,
hierna te noemen: United Scaffolders,
advocaat: mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.J.A. Verhagen te Eindhoven.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2022;
- de akte van United Scaffolders met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 januari 2023;
- de akte van United Scaffolders van 15 maart 2023 met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde] met één productie.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
United Scaffolders vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 51.437,56, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van United Scaffolders, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van United Scaffolders in de kosten van deze procedure, de wettelijke rente daarover en de nakosten.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
  • United Scaffolders en [gedaagde] exploiteren beiden een onderneming in de steigerbouw.
  • United Scaffolders heeft in de periode december 2020 tot en met februari 2021 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] steigerbouwwerkzaamheden uitgevoerd.
  • United Scaffolders heeft uit hoofde van die werkzaamheden diverse facturen aan [gedaagde] toegestuurd.
  • [gedaagde] heeft van die facturen een bedrag van € 46.797,63 onbetaald gelaten.
3.2.
United Scaffolders legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] steigerbouwwerkzaamheden heeft verricht bestaande uit het op- en afbouwen van steigers en steigermaterialen rond bouwprojecten waar [gedaagde] werkzaam was en dat zij in verband daarmee parkeerkosten heeft gemaakt. Deze werkzaamheden en kosten zijn bij facturen aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze facturen ten onrechte onbetaald gelaten, aldus United Scaffolders.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat de door United Scaffolders gedeclareerde uren niet in verhouding stonden tot het verrichte werk. United Scaffolders moet dan ook aannemelijk maken dat zij de gefactureerde uren heeft gewerkt en dat [gedaagde] deze heeft geaccordeerd. Verder brengt United Scaffolders ten onrechte parkeerkosten en meerwerk in rekening. Daarover zijn namelijk geen afspraken gemaakt, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de nadere stellingen en weren van partijen zal hierna, voor zover noodzakelijk, worden ingegaan.
Inhoud van de overeenkomst:
3.5.
Tussen partijen staat vast dat zij geen schriftelijke overeenkomst hebben gesloten, zodat uitgegaan moet worden van de mondeling afspraken tussen partijen, voor zover nodig aangevuld met de wettelijke bepalingen die zien op de overeenkomst van aanneming ex artikel 7:750 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Niet in geschil is dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat United Scaffolders de werkzaamheden over het algemeen op regiebasis zou uitvoeren tegen een bedrag van € 32,50 (btw verlegd) per medewerker per uur. Incidenteel werd tussen partijen een andere berekeningswijze overeengekomen, zoals het project in Zeewolde waar in beginsel een aanneemprijs per m2 was afgesproken.
Gewerkte uren:
3.6.
United Scaffolders stelt dat de in rekening gebrachte uren ook daadwerkelijk zijn gewerkt door haar medewerkers. Iedere week heeft zij de urenstaten toegestuurd aan [gedaagde] om deze te laten controleren. [gedaagde] heeft deze urenstaten, voor wat betreft de gefactureerde uren, steeds zonder protest of voorbehoud geaccordeerd. Met betrekking tot het door [gedaagde] gestelde werk, dat buiten haar opdracht zou zijn uitgevoerd door medewerkers van United Scaffolders, voert United Scaffolders aan dat dit niet het geval was. Dit waren juist werkzaamheden die samenhingen met de opdracht, zoals het ijsvrij maken van het werk, om door te kunnen met bouwen. Dit is mogelijk meerwerk voor [gedaagde] , nu zij een prijs per m2 met haar opdrachtgever had afgesproken, maar tussen [gedaagde] en United Scaffolders gold een vaste prijs per uur, zodat er geen sprake was van meerwerk.
3.7.
[gedaagde] voert aan dat zij vermoedt dat United Scaffolders teveel uren in rekening heeft gebracht, nu het afgeleverde werk niet meer in verhouding stond tot de hoeveelheid gewerkte uren. Tussen partijen was afgesproken dat United Scaffolders in de gaten zou houden dat de kosten niet uit de pas gingen lopen met de opbrengsten van het werk voor [gedaagde] . [gedaagde] heeft steeds tekst en uitleg gevraagd aan United Scaffolders met betrekking tot de facturen in kwestie, maar die kreeg zij niet. Ook is haar gebleken dat medewerkers van United Scaffolders zonder overleg werk verrichtten dat buiten de opdracht van [gedaagde] lag. Zij hadden immers enkel de opdracht om steigers te bouwen. Dit was bovendien meerwerk voor [gedaagde] , nu zij vaak een m2-prijs met haar opdrachtgever had afgesproken en geen uurprijs. De medewerkers van United Scaffolders hadden deze werkzaamheden dan ook af moeten laten tekenen door de opdrachtgever van [gedaagde] , zodat [gedaagde] die gemaakte uren kon doorbelasten. Dit is niet gebeurd, zodat het is voorgevallen dat [gedaagde] een hoger bedrag aan United Scaffolders heeft betaald dan dat zij van haar opdrachtgever heeft ontvangen. Tot slot moet aan haar akkoord op de urenstaten van United Scaffolders geen waarde worden gehecht. Hooguit kan dit gezien worden als een voorlopig akkoord, nu [gedaagde] op dat moment nog niet in de gelegenheid was de urenstaten (in overleg met haar opdrachtgever) te controleren.
3.8.
De rechtbank overweegt dat uit de door United Scaffolders overgelegde producties volgt dat United Scaffolders iedere week haar uren ter accordering heeft voorgelegd aan [gedaagde] en dat [gedaagde] haar akkoord heeft gegeven op de gefactureerde uren. De stelling van [gedaagde] , dat dit een voorlopig akkoord was, vindt geen steun in de door haar overgelegde producties. Immers, er wordt in de bij de akte van 15 maart 2023 overgelegde e-mailberichten over het algemeen geen voorbehoud gemaakt bij de accordering. Voor zover dit gedaan werd of als bezwaar was tegen de uren zijn deze door United Scaffolders niet gefactureerd of gefactureerd in overeenstemming met het standpunt van [gedaagde] . Evenmin is gebleken dat [gedaagde] na ontvangst van de facturen nog bezwaar heeft gemaakt tegen de in rekening gebrachte uren. Er zijn juist diverse Whatsappberichten overgelegd, waaruit beloftes volgen de facturen te betalen. Er lijkt pas in deze procedure geprotesteerd te zijn tegen de hoogte van de facturen. [gedaagde] heeft die stelling dan ook onvoldoende onderbouwd. De stelling van [gedaagde] dat de uren niet in pas liepen met het afgeleverde werk en dat United Scaffolders dit in de gaten had moeten houden, leidt niet tot een ander oordeel. Het is immers niet onbegrijpelijk dat als United Scaffolders in uren werd afgerekend en [gedaagde] in m2 er een discrepantie ontstaat op het moment dat de medewerkers van United Scaffolders door omstandigheden niet aan bouwen toekomen, maar wel aanwezig zijn op het werk, dan wel andere werkzaamheden moeten doen om te kunnen gaan bouwen. Niet gesteld of gebleken is dat partijen hierover nadere afspraken hebben gemaakt. Deze verweren van [gedaagde] slagen dan ook niet.
3.9.
Met betrekking tot de facturen [nummer 3] en [nummer 4] voert [gedaagde] daarnaast nog aan dat uit haar e-mailbericht niet volgt dat zij akkoord is gegaan met de urenstaten. De rechtbank kan haar verweer niet volgen, nu in het e-mailbericht van United Scaffolders van 4 januari 2021 specifiek akkoord wordt gevraagd op de uren. Er wordt in die mail geen andere vraag gesteld. [gedaagde] stuurt in reactie daarop de desbetreffende urenlijsten terug, zodat United Scaffolders dit niet anders had hoeven begrijpen dan als een akkoord op de uren. Ook dit verweer slaagt niet.
3.10.
Met betrekking tot de factuur [nummer 8] voert [gedaagde] nog aan dat de parkeertijden van die dagen niet corresponderen met de gewerkte uren. Dit laat echter onverlet dat [gedaagde] akkoord heeft gegeven op de uren en dat van een voorbehoud niet is gebleken. De rechtbank verwijst naar hetgeen onder 3.8 is overwogen. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij.
3.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de volgende facturen toewijsbaar zijn:
  • Factuur [nummer 1] d.d. 21 december 2020 € 991,25
  • Factuur [nummer 2] d.d. 21 december 2020 € 6.288,75
  • Factuur [nummer 3] d.d. 4 januari 2021 € 5.801,25
  • Factuur [nummer 4] d.d. 4 januari 2021 € 260,00
  • Factuur [nummer 5] d.d. 14 januari 2021 € 4.810,00
  • Factuur [nummer 6] d.d. 21 januari 2021 € 6.305,00
  • Factuur [nummer 7] d.d. 28 januari 2021 € 4.899,38
  • Factuur [nummer 8] d.d. 4 februari 2021 € 8.393,13
  • Factuur [nummer 9] d.d. 4 februari 2021 € 1.105,00
  • Factuur [nummer 10] d.d. 11 februari 2021 € 5.435,63
Totaal: € 44.289,39
Bewijsaanbod:
3.12.
[gedaagde] heeft bij antwoordakte van 10 mei 2023 haar eerder gedane bewijsaanbod met betrekking tot de gewerkte uren nadrukkelijk herhaald. Zoals hiervoor overwogen heeft zij haar verweer echter onvoldoende onderbouwd, zodat niet aan bewijslevering wordt toegekomen. De rechtbank gaat voorbij aan haar bewijsaanbod.
Parkeerkosten:
3.13.
Tussen partijen is vervolgens in geschil of United Scaffolders parkeerkosten in rekening mocht brengen. United Scaffolders stelt dat zij telefonisch akkoord heeft gekregen van [gedaagde] om parkeerkosten in rekening te brengen en [gedaagde] betwist deze stelling. United Scaffolders heeft de voornoemde stelling niet onderbouwd, zodat de rechtbank van oordeel is dat in beginsel ervan uit moet worden gegaan dat er een onkostenvergoeding in het afgesproken uurtarief is opgenomen. Dit is alleen anders als United Scaffolders per declaratie kan onderbouwen dat dit niet het geval was.
-
facturen [nummer 11] en [nummer 12] :
3.14.
Factuur [nummer 11] ziet op parkeerkosten voor een project in Amsterdam en in Breda. De rechtbank laat de parkeerkosten voor het project in Breda buiten beschouwing, nu deze zijn gecrediteerd door middel van de factuur met nummer [nummer 12] .
3.15.
United Scaffolders stelt dat de parkeerkosten voor het project in Amsterdam terecht zijn gemaakt, nu er onvoldoende parkeerruimte was op het werk. Zij heeft deze verantwoord aan [gedaagde] en [gedaagde] heeft hiertegen niet geprotesteerd, terwijl zij in dat e-mailbericht wel protesteerde tegen de parkeerkosten voor het project in Breda.
3.16.
[gedaagde] betwist dat United Scaffolders parkeerkosten in rekening mocht brengen. Zij voert daarnaast aan dat de onduidelijk is of de kosten wel ten behoeve van het project zijn gemaakt en de desbetreffende voertuigen toebehoren aan medewerkers van United Scaffolders. Ook komen de in rekening gebrachte kosten volgens haar niet overeen met de gewerkte uren.
3.17.
De rechtbank is van oordeel dat United Scaffolders voldoende heeft onderbouwd dat zij de gedeclareerde parkeerkosten, naast haar uurtarief, in rekening mocht brengen. In het e-mailbericht van [gedaagde] , overgelegd als productie 11b bij akte van 15 maart 2023, wordt namelijk alleen bezwaar gemaakt tegen de parkeerkosten in Breda. Als [gedaagde] geen akkoord had gegeven voor de parkeerkosten in Amsterdam, zou het logisch zijn geweest dat zij ook tegen die kosten bezwaar had gemaakt. In het licht daarvan heeft [gedaagde] heeft deze stelling van United Scaffolders onvoldoende weersproken.
3.18.
Aan de overige verweren van [gedaagde] wordt verder voorbij gegaan. Zij heeft deze verweren niet onderbouwd. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat United Scaffolders de verantwoording van de parkeerkosten op 7 december 2020 aan [gedaagde] heeft toegezonden en niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] daar eerder dan in de antwoordakte van 10 mei 2023 tegen heeft geprotesteerd.
-
factuur [nummer 13] :
3.19.
De rechtbank overweegt met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de parkeerkosten in Amsterdam dat deze onvoldoende zijn betwist. Uit de overgelegde producties volgt dat [gedaagde] enkel tegen de parkeerkosten van het project in Den Bosch heeft geprotesteerd (zie het e-mailbericht van 4 januari 2021, productie 13b bij de akte van United Scaffolders van 15 maart 2023). Het verweer zal worden gepasseerd.
-
facturen [nummer 14] en [nummer 15] :
3.20.
United Scaffolders stelt dat zij ervan uit mocht gaan dat zij deze kosten in rekening mocht brengen, nu zij dit bij eerdere projecten in Amsterdam ook had gedaan. Zij heeft hiervoor geen toestemming gevraagd. De latere parkeerkosten, gefactureerd middels factuur [nummer 15] , zijn wel geaccordeerd door [gedaagde] . De facturen zijn ook nimmer betwist.
3.21.
[gedaagde] voert hetzelfde verweer als bij de eerdere parkeerkosten, namelijk dat niet is overeengekomen dat United Scaffolders die kosten in rekening mocht brengen en dat de bonnen onduidelijk is.
3.22.
Nu niet in geschil is dat United Scaffolders geen toestemming aan [gedaagde] heeft gevraagd voor deze parkeerkosten, mocht zij er niet zonder meer van uit gaan dat deze kosten door [gedaagde] vergoed zouden worden. Dat [gedaagde] tegen eerdere parkeerkosten in Amsterdam geen bezwaar heeft gemaakt, doet daar in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet aan af. Deze parkeerkosten zullen worden afgewezen.
3.23.
Het voorgaande leidt ertoe dat de volgende facturen toewijsbaar zijn:
  • Factuur [nummer 11] d.d. 21 december 2020 € 78,11
  • Factuur [nummer 13] d.d. 4 januari 2021 € 73,57
Totaal: € 151,68
Project Zeewolde:
3.24.
United Scaffolders stelt met betrekking tot de facturen [nummer 16] en [nummer 17] dat partijen eerst een m2-prijs overeengekomen waren. Hierover is discussie ontstaan, waarna partijen andere afspraken hebben gemaakt. [gedaagde] was namelijk van mening dat de medewerkers van United Scaffolders niet hadden gewerkt en zij hen ook niet hoefde te betalen, terwijl de medewerkers van US op instructie van [gedaagde] op het werk zijn blijven wachten, zodat de uren voor haar rekening dienden te komen. Dat het een rotzooi op het werk was, doet aan het voorgaande niet af. Dit kon United Scaffolders niet worden tegengeworpen, nu dit door de metselaars was veroorzaakt. Dit is ook bevestigd in Whatsappverkeer door [gedaagde] .
3.25.
[gedaagde] voert aan dat voor het werk van factuur [nummer 16] geen opdracht is gegeven. De factuur [nummer 17] ziet niet op het project in Zeewolde, nu er een specificatie van het werk in Amsterdam is bijgevoegd.
3.26.
De rechtbank constateert dat er twee facturen zijn gestuurd, die lijken te zien op hetzelfde werk op het project in Zeewolde. Uit de overgelegde e-mail- en Whatsappberichten vloeit onvoldoende voort wat partijen uiteindelijk zijn overeengekomen en of daar nog een betalingsverplichting uit voortvloeide voor [gedaagde] . Dit deel van de vordering wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Verrekening van een bedrag van € 2.814,50:
3.27.
[gedaagde] voert aan dat factuur [nummer 18] tweemaal is betaald. Eén keer door haar en één keer door een aan haar gelieerde B.V. Het door haar betaalde bedrag dient dan ook verrekend te worden met de vordering van United Scaffolders. United Scaffolders betwist dat factuur [nummer 18] tweemaal is betaald, zodat er geen bedrag te verrekenen valt.
3.28.
De rechtbank overweegt dat [gedaagde] niet heeft onderbouwd dat factuur [nummer 18] tweemaal is betaald. Nu dit verweer gemotiveerd wordt betwist, zal de rechtbank daar dan ook aan voorbijgaan onder verwijzing naar hetgeen is bepaald in artikel 6:136 BW.
Nevenvorderingen:
3.29.
United Scaffolders vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, informatiekosten en wettelijke handelsrente. [gedaagde] voert aan dat er onvoldoende werkzaamheden zijn verricht om vergoeding daarvan te rechtvaardigen. Bovendien zijn de buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente niet aangezegd.
3.30.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd dat United Scaffolders buitengerechtelijke werkzaamheden heeft (laten) verricht(en) die voor vergoeding in aanmerking komen. Immers, uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 (te vinden op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2014:1405) volgt dat het niet om de omvang van de buitengerechtelijke werkzaamheden gaat. Het is van belang dat komt vast te staat dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Uit de overgelegde producties volgt dat de voormalige gemachtigde van United Scaffolders in ieder geval op 1 maart 2022 een brief aan [gedaagde] heeft gestuurd (productie 2 bij dagvaarding). Voldoende is dan ook onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Uit het in de brief genoemde bedrag volgt bovendien dat er op dat moment al rente en kosten in rekening werden gebracht, zodat voldoende is gebleken van een aanzegging van de rente en de kosten. Het verweer van [gedaagde] slaagt niet. De rechtbank zal met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten het geldende forfaitaire tarief toewijzen, gerelateerd aan de toegewezen hoofdsom.
3.31.
United Scaffolders vordert daarnaast vergoeding van informatiekosten. Deze kosten zijn niet aan te merken als buitengerechtelijke kosten, maar vallen onder de proceskosten. Uit het bedrag, dat aan kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding is gerekend, volgt dat er al rekening is gehouden met de informatiekosten, zodat de rechtbank de extra informatiekosten, die in het lichaam van de dagvaarding worden gevorderd, zal afwijzen. Bovendien zijn de kosten met betrekking tot de Basisregistratie Personen met betrekking tot de directeur van [gedaagde] onnodig gemaakt.
3.32.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gevorderde wettelijke handelsrente dat hiervoor als is vastgesteld dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt. Nu niet is gesteld of gebleken dat de factuurdatum, dan wel de daarop genoemde betaaltermijn, als fatale termijn tussen partijen is overeengekomen (zoals bedoeld in 6:83 onder a BW) zal de rechtbank de wettelijke handelsrente overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:119a BW toewijzen vanaf dertig dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de [gedaagde] de factuur heeft ontvangen.
3.33.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van United Scaffolders als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.957,50
(2 ½ punt × € 1.183,00)
Totaal
5.897,83
3.34.
[gedaagde] verzet zich tot slot tegen de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van dit vonnis. Zij vermoed dat er een restitutierisico bestaat bij United Scaffolders als [gedaagde] in hoger beroep alsnog gelijk zou krijgen. Ter onderbouwing van haar vermoeden voert zij aan dat zij ermee bekend is dat United Scaffolders in meerdere procedures is betrokken. United Scaffolders is niet meer in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar gelet op het navolgende acht de rechtbank dat niet nodig.
3.35.
De rechtbank overweegt dat er, nu er verweer wordt gevoerd tegen de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van dit vonnis, op grond van artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een belangenafweging plaats dient te vinden. Zij is van oordeel dat niet is gebleken van een restitutierisico aan de zijde van United Scaffolders, terwijl haar belang bij de uitvoerbaarverklaring van het vonnis evident is. Het belang van United Scaffolders weegt dan ook zwaarder dan het belang van [gedaagde] . De rechtbank zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan United Scaffolders te betalen:
  • een bedrag van € 44.441,07 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de in het bedrag van € 44.559,63 verdisconteerde factuurbedragen vanaf dertig dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de facturen heeft ontvangen tot de dag van volledige betaling,
  • een bedrag van 1.219,41 aan buitengerechtelijke kosten,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van United Scaffolders tot dit vonnis vastgesteld op € 5.897,83,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2023.