ECLI:NL:RBZWB:2023:6330
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en belastingrentebeschikking voor het jaar 2018 met betrekking tot buitenlands inkomen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2018 opgelegd aan de belanghebbende, alsook een belastingrentebeschikking. De rechtbank behandelt de argumenten van de belanghebbende, die stelt recht te hebben op een aftrek elders belast inkomen van € 4.164, vanwege doorgeschoven vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning uit een eerder jaar. De rechtbank concludeert dat de aanslag IB 2018 en de belastingrentebeschikking tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de doorschuifbeschikking, waardoor deze onherroepelijk is komen vast te staan. De rechtbank stelt vast dat er per 31 december 2016 geen bedrag aan vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning resteert dat kan worden doorgeschoven naar 2018. De rechtbank volgt de inspecteur in zijn stelling dat het nieuwe standpunt van de belanghebbende, dat het heffingsrecht over het inkomen in 2018 aan België is toegewezen, tardief is ingediend.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag IB 2018 en de belastingrentebeschikking in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.