ECLI:NL:RBZWB:2023:6336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
22/2179
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot het jaar 2019

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 september 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 92.962. Daarnaast was er een verzuimboete van € 385 en belastingrente van € 2.211 opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 behandeld, waarbij de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de aanslag IB/PVV 2019 werd verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.616 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.376.

De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende in 2019 geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en dat er op het inkomen uit vroegere dienstbetrekking geen loonheffingen zijn ingehouden. De boetebeschikking blijft in stand, maar de belastingrentebeschikking moet worden verminderd in overeenstemming met de nieuwe aanslag. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het de aanslag IB/PVV 2019 en de belastingrentebeschikking betreft, vernietigt de uitspraken op bezwaar en gelast dat de inspecteur het griffierecht aan de belanghebbende vergoedt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2179

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 maart 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 92.962. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur een verzuimboete van € 385 aan belanghebbende opgelegd (de boetebeschikking) en belastingrente van € 2.211 aan belanghebbende in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2019 en de boete- en belastingrentebeschikkingen bij uitspraken op bezwaar afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Gelijktijdig met het beroep is het beroep van belanghebbende met zaaknummer 22/2180 behandeld. Belanghebbende heeft het beroep met zaaknummer 22/2180 ter zitting ingetrokken. Aan de zitting hebben deelgenomen: belanghebbende, en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Partijen zijn het erover eens dat de aanslag IB/PVV 2019 moet worden verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.616 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.376, dat als volgt kan worden gespecificeerd:
Omschrijving
Bedrag
Inkomsten uit werk en woning:
€ 49.616
- Loon [B.V.]
€ 6.262
- Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking
€ 5.000
- Winst uit onderneming [bedrijf]
€ 8.593
- Resultaat uit overige werkzaamheden
€ 30.962
- Inkomsten uit eigen woning
€ -/- 1.201
Inkomsten uit aanmerkelijk belang:
€ 4.376
Verzamelinkomen:
€ 53.992
2.1.
Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende in 2019 geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en dat er op het inkomen uit vroegere dienstbetrekking geen loonheffingen zijn ingehouden. Verder zijn partijen het erover eens dat de boetebeschikking in stand blijft en dat de belastingrentebeschikking overeenkomstig de vermindering van de aanslag IB/PVV 2019 moet worden verminderd.
2.2.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2019 en de belastingrentebeschikking gegrond is. Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van proceskosten, omdat belanghebbende geen kosten heeft gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover het de aanslag IB/PVV 2019 en de belastingrentebeschikking betreft;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar die betrekking hebben op de aanslag IB/PVV 2019 en de belastingrentebeschikking;
  • vermindert de aanslag IB/PVV 2019 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.616 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.376 en vermindert de daarbij behorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2023 door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.