ECLI:NL:RBZWB:2023:6337
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag parkeerbelasting en de hoorplicht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die op 10 november 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het parkeren zonder betaling op 4 augustus 2022. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende ongegrond heeft verklaard, waarna de belanghebbende beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daar niet om hadden gevraagd.
De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de hoorplicht en het inzagerecht zijn geschonden. De belanghebbende stelt dat hij niet is gehoord en dat er geen bewijs was van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. De heffingsambtenaar betwist deze claims en stelt dat de foto’s van de auto voldoende bewijs zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het inzagerecht niet heeft geschonden, maar dat de hoorplicht wel is geschonden. Daarom vernietigt de rechtbank de uitspraak op bezwaar en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar voor een nieuwe beslissing, waarbij de belanghebbende de gelegenheid moet krijgen om te worden gehoord.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de heffingsambtenaar op om een nieuw besluit te nemen. Tevens moet de heffingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbende vergoeden, die in totaal € 1133 bedragen, en het griffierecht van € 50 terugbetalen.