ECLI:NL:RBZWB:2023:6340
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 september 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 9 november 2022 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die zijn bezwaar tegen deze aanslag ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelt dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 15 september 2022 parkeerde de auto van de belanghebbende in een parkeerhaven in Breda, waar betaald parkeren geldt. Een scanauto constateerde dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, waarbij de belanghebbende aanvoert dat hij niet geparkeerd stond, maar enkel stilstond om zich te oriënteren. Hij stelt ook dat er geen bord aanwezig was dat hem op de parkeerzone wees.
De rechtbank concludeert dat het stilzetten van de auto in de parkeerhaven kan worden aangemerkt als parkeren, ook al was dit van korte duur. De rechtbank stelt vast dat er voldoende borden aanwezig zijn die aangeven dat er betaald moet worden voor het parkeren. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd, omdat de belanghebbende niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.