ECLI:NL:RBZWB:2023:6375
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bron van inkomen en navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen met betrekking tot navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014 tot en met 2017. De inspecteur had aan de belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2014 (€ 48.205), 2015 (€ 50.886), 2016 (€ 43.446) en 2017 (€ 58.669), waarbij ook belastingrente in rekening werd gebracht. De inspecteur verklaarde de bezwaren van de belanghebbende ongegrond. Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 werd de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat er in de jaren 2014 en 2015 nog sprake was van een bron van inkomen, terwijl dit voor de jaren 2016 en 2017 niet het geval was. De rechtbank legt uit dat om te spreken van een bron van inkomen, de belanghebbende moet deelnemen aan het economisch verkeer, redelijkerwijs voordeel kan verwachten en dit voordeel beoogt te verwerven. De rechtbank concludeert dat de negatieve resultaten in 2014 en 2015 niet voldoende zijn om te concluderen dat er geen objectieve voordeelsverwachting meer was. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen voor de jaren 2014 en 2015, terwijl de aanslagen voor 2016 en 2017 in stand blijven.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 3.000 toe, waarvan € 2.909 voor rekening van de inspecteur en € 91 voor rekening van de Staat der Nederlanden. De rechtbank bepaalt ook dat de inspecteur het griffierecht van € 50 en een vergoeding van € 2.266 voor proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden.