AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen een internationaal dwangbevel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 12 april 2022. De inspecteur van de belastingdienst heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een boete opgelegd. Bij dwangbevel van 6 september 2019 is belanghebbende gelast tot betaling van het nog niet betaalde bedrag van de aanslag, te weten € 1.318, en daarbij is een bedrag van € 154 aan vervolgingskosten in rekening gebracht. Omdat betaling na betekening van het dwangbevel is uitgebleven, is op 17 november 2021 de executoriale titel van het betekende dwangbevel omgezet in een uniforme executoriale titel, die het nemen van executiemaatregelen in de woonstaat mogelijk maakt. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het internationale dwangbevel, maar de ontvanger heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het internationale dwangbevel geen voor bezwaar vatbare beschikking is. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.
De rechtbank oordeelt dat de vrijstelling van betaling van het griffierecht terecht is verleend aan belanghebbende. De ontvanger stelt dat het bezwaar tegen het internationale dwangbevel terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat dit geen voor bezwaar vatbare beschikking is. De rechtbank komt tot de conclusie dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep kan worden ingesteld tegen een dwangbevel, en dat ook geen bezwaar tegen de uniforme titel kon worden ingesteld. Het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat een veroordeling tot betaling van schadevergoeding alleen mogelijk is bij een gegrond beroep. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende tegen het internationale dwangbevel af en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Voetnoten
1.In overeenstemming met artikel 12 van de Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (Richtlijn 2010/24/EU).
3.Richtlijn 2010/24/EU van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen.
4.Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1189/2011 van de Commissie van 18 november 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften voor sommige bepalingen van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen.
5.Artikel 33, tweede lid, van de Wwb 2012.
6.Artikel 47, eerste lid, van de Wwb 2012. Vgl. ook artikel 14, eerste lid, van de Richtlijn 2010/24/EU.
7.Artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Awb.
8.Artikel 12 van de Richtlijn 2010/24/EU
9.Artikel 7:1 van de Awb.
10.Artikel 17 van de Invorderingswet 1990.
11.Artikel 8:73 van de Awb. Dit wetsartikel is nog van toepassing op basis van overgangsrecht waarin is voorzien bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden (vgl. Stb. 2013, 162).