ECLI:NL:RBZWB:2023:6549

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10029790 CV EXPL 22-2885 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Innotech Europe B.V. en Admatec Europe B.V. over betalingsverplichtingen en contractuele boetes

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het huurrecht, heeft Innotech Europe B.V. (hierna: Innotech) een vordering ingesteld tegen Admatec Europe B.V. (hierna: Admatec) wegens onbetaalde huur en andere kosten die voortvloeien uit een huurovereenkomst. De huurovereenkomst betrof bedrijfsruimte in Moergestel, die door Innotech aan Admatec werd verhuurd van 1 december 2015 tot en met 31 mei 2020. Admatec heeft het gehuurde pand in december 2018 ontruimd, maar heeft naar eigen zeggen geen huur meer verschuldigd omdat zij het pand niet meer gebruikte en Innotech haar verplichtingen niet nakwam. Innotech vorderde onder andere een bedrag van € 19.863,73 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en contractuele boetes. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Admatec de huur en servicekosten verschuldigd is gebleven, ondanks haar verweer. De kantonrechter heeft de vordering van Innotech grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde boetes, die zijn gematigd tot € 5.000,00. Daarnaast is Admatec veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders, ook als zij het gehuurde niet meer gebruiken, en de mogelijkheden voor verhuurders om contractuele boetes te vorderen, mits deze redelijk zijn.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10029790 \ CV EXPL 22-2885
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
Innotech Europe B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Moergestel
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: Innotech
gemachtigde: mr. C.R.J. de Bont
tegen
Admatec Europe B.V.
statutair gevestigd te Moergestel en kantoorhoudende te Alkmaar
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen: Admatec
gemachtigde: mr. E.L. Abbink Spaink

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2022 en de daarin vermelde proceshandelingen;
- de akte van Innotech houdende producties nrs. 19 t/m 22;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie nr. 23;
- de mondelinge behandeling van het geschil op 9 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de ter zitting door de gemachtigde van Innotech overgelegde spreekaantekeningen;
- de akte uitlaten van Admatec;
- de akte uitlaten van Innotech, met productie nr. 24.
1.2
Met de inhoud van de door Innotech overgelegde productie nr. 24 wordt geen rekening gehouden aangezien Admatec op dat stuk niet heeft kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Bij de beoordeling van het geschil neemt de kantonrechter de volgende - tussen partijen vaststaande - feiten in aanmerking.
In de periode vanaf 1 december 2015 tot en met 31 mei 2020 heeft tussen partijen een huurovereenkomst bestaan op grond waarvan Innotech bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:230a BW aan Admatec verhuurde.
Het gehuurde bestond uit een van de twee hallen en een gedeelte van de kantoorruimte in de onroerende zaak die is gelegen aan het adres De Sonman 29 te Moergestel.
De overeengekomen huurprijs bedroeg € 2.491,67 exclusief btw per maand. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat Admatec maandelijks een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met btw als voorschot op de servicekosten en voorzieningen aan Innotech zou betalen, alsmede € 1.500,00 exclusief btw per jaar voor het gebruik van machines die aan Innotech toebehoren.
Op de huurovereenkomst waren de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoor-ruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ (ROZ-model 2015) van toepassing.
Tevens hebben partijen op 7 oktober 2015 een overeenkomst gesloten op grond waarvan Innotech tegen betaling van een in die overeenkomst vastgestelde vergoeding advies- en technische (R&D-)werkzaamheden zou uitvoeren.
In december 2018 heeft Admatec het door haar gehuurde ontruimd en verlaten.

3.Het geschil

In conventie en in reconventie
3.1
Bij dagvaarding heeft Innotechtech Europe B.V. gevorderd dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Admatec wordt veroordeeld om aan haar te betalen:
I. € 19.863,76 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 juni 2022, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. € 3.967,50 aan wettelijke handelsrente over de hoofdsom tot en met 29 juni 2022;
III. € 42.000,00 aan boete(rente) over het uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigde bedrag tot en met 29 juni 2022, te vermeerderen met de boete(rente) vanaf 30 juni 2022, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van de algehele voldoening;
IV. € 2.979,56 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
V. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen nadat het vonnis aan Admatec is betekend, te vermeerderen met de nakosten en met de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119(a) BW over die nakosten indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en te rekenen vanaf de 14e dag na dagtekening van het vonnis dan wel de 14e dag na betekening daarvan;
VI. een zodanige uitspraak te doen als de kantonrechter juist acht.
3.2
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het geschil heeft Innotech gesteld dat zij haar vorderingen wenste te wijzigen, aldus dat zij haar eis “voor zover die specifiek ziet op de wettelijke handelsrente ten aanzien van de huurfacturen” heeft verminderd tot nihil (spreekaantekeningen gemachtigde, § 17). Die vermindering van eis heeft zij niet concreter gemaakt, bijvoorbeeld in een conclusie met daarin een vermelding van haar herziene vordering(en). Uit de door Innotech gepresenteerde standpunten en producties leidt de kantonrechter af dat Innotech hier onder “huurfacturen” verstaat het resultaat van de in haar productie 13 overgelegde facturen (€ 17.443,76), en dus niet tevens haar factuur inzake R&D-werkzaamheden van 24 december 2019 ten bedrage van
€ 2.420,00 (dagvaarding, productie 14) over welk bedrag zij blijkens productie 17 bij de dagvaarding eveneens de wettelijke handelsrente berekent, en wel vanaf 24 januari 2020. Gelet hierop leest de kantonrechter de hierboven bij I. en II. weergegeven vorderingen - na wijziging - gezamenlijk als volgt:
I. € 19.863,73 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over
€ 2.420,00 vanaf 24 januari 2020, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.3
Admatec heeft verweer gevoerd. In het tussenvonnis van 2 november 2022 was al vermeld dat Admatec heeft geconcludeerd Innotech niet ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen af te wijzen. Voor het geval dat een of meer vorderingen wel worden toegewezen heeft Admatec subsidiair geconcludeerd tot matiging van die vordering(en). Admatec heeft tevens gevorderd dat Innotech wordt veroordeeld om de door Admatec gemaakte proceskosten aan haar te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van die kosten vanaf de 15e dag nadat vonnis wordt gewezen tot en met de dag van de algehele voldoening.
3.4
In reconventie heeft Admatec gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, Innotech te veroordelen om:
I. aan haar te voldoen € 2.700,00, te vermeerderen met btw ter zake van onverschuldigd betaalde bijdragen ten behoeve van een glasvezelprovider;
II. aan haar te voldoen € 2.125,00, te vermeerderen met btw ter zake van onverschuldigd betaalde vergoedingen voor gebruik van machines;
III. primair aan haar te voldoen € 13.600,00, te vermeerderen met btw ter zake van onverschuldigd betaalde voorschotten, subsidiair Innotech te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis de eindafrekeningen met betrekking tot het energieverbruik over de jaren 2019 en de eerste vijf maanden van 2020 op te stellen en te voorzien van alle bijbehorende justificatoire bescheiden aan Admatec ter hand te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Innotech na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft daaraan te voldoen;
IV. Innotech te veroordelen om aan Admatec de proceskosten te vergoeden, te vermeer-deren met de wettelijke rente over de som van die kosten vanaf de 15e dag nadat vonnis wordt gewezen tot en met de dag van de algehele voldoening.
3.5
Tegen deze vorderingen heeft Innotech verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd Admatec niet ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen af te wijzen en Admatec te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in reconventie en te bepalen dat die kosten binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis moeten worden betaald en, voor het geval dit niet gebeurt, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.6
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.1
De door Innotech gevorderde hoofdsom van € 19.863,73 is het resultaat van vijf facturen van telkens € 4.194,67 die zien op de huur en overige verplichtingen in de maanden januari 2020 tot en met mei 2020, verminderd met een creditfactuur d.d. 26 maart 2020 à
€ 3.529,59 wegens de afrekening van energiekosten tot en met 5 maart 2020 en vermeerderd met een factuur van € 2.420,00 betreffende R&D-werkzaamheden.
4.1.2
De vijf ‘huurfacturen’ bestaan telkens uit de onderdelen huur à € 2.491,67, een voorschot energiekosten van € 800,00, een vergoeding van € 125,00 voor het gebruik van in het gehuurde aanwezige machines en een bijdrage van € 50,00 in de kosten van glasvezel, alles vermeerderd met 21% btw.
4.1.3
Admatec heeft niet weersproken dat zij de zes facturen niet heeft betaald. Gezien het door haar gevoerde verweer zullen verschillende componenten van de hoofdsom hierna separaat worden beoordeeld.
4.2
Huur
4.2.1
Admatec heeft erkend dat in de maanden januari tot en met mei 2020 de huurovereenkomst nog bestond. Zij heeft aangevoerd dat Innotech in die maanden haar verplichtingen niet is nagekomen doordat Innotech aan haar niet het ongestoorde genot van het gehuurde heeft verschaft. Innotech heeft namelijk zonder overleg met, of toestemming van Admatec het gehuurde in gebruik gegeven aan een derde, Antech. Om die reden heeft Innotech geen recht op betaling van de huur, aldus Admatec. Innotech heeft weersproken dat zij het aan Admatec verhuurde deel van de onroerende zaak aan een andere partij heeft verhuurd.
4.2.2
Ter onderbouwing van haar stelling dat Innotech het gehuurde aan een derde in gebruik heeft gegeven heeft Admatec enkel een schermprint van de webpagina van Antech Solutions B.V. overgelegd waarop als adres van die firma De Sonman 29 te Moergestel is vermeld. Aangezien Innotech heeft betwist dat zij het door Admatec gehuurde aan een derde in gebruik heeft gegeven is die schermprint onvoldoende om als onderbouwing te dienen voor de stelling dat het gehuurde geheel of in ieder geval gedeeltelijk aan het gebruik door Admatec is onttrokken, zoals Admatec doet (conclusie van antwoord, § 3.3). De vermelding van een adres op een website staat immers niet gelijk aan het feitelijk gebruiken van het door Admatec gehuurde gedeelte van de aan dat adres gelegen onroerende zaak. Naar eigen zeggen heeft Innotech Admatec meerdere keren uitgenodigd om in het gehuurde te komen kijken. Admatec heeft dit niet weersproken. Door haar is ook niet gesteld, noch is gebleken dat zij in de betreffende periode het gehuurde heeft geïnspecteerd. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter de onderbouwing door Admatec van haar verweer tegen dit onderdeel van de vordering volstrekt onvoldoende om haar huurbetalingsverplichtingen te ontlopen. Aan het door Admatec gedane bewijsaanbod wordt voorbij gegaan. Nu daarvoor in de processtukken geen aanwijzing kan worden gevonden en [directeur] van Admatec zonder bericht niet bij de mondelinge behandeling van het geschil aanwezig was en hij dus op (onder andere) dit punt niet kon worden bevraagd, acht de kantonrechter het aanbod om hem en een andere medewerker van Admatec als getuigen ten bewijze van haar stelling, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat het door Admatec gehuurde deel van de onroerende zaak zonder medeweten en toestemming van haar aan een derde in gebruik is gegeven, en wel op een zodanige wijze dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van Innotech uit de huurovereenkomst die rechtvaardigen dat Admatec geen huur over de hier aan de orde zijnde vijf maanden verschuldigd is.
4.2.3
Admatec heeft Innotech verder nog tegengeworpen dat Innotech op enig moment een eigen printer had geplaatst in het door Admatec gehuurde en dusdoende een deel van het door Admatec gehuurde in gebruik heeft genomen. Echter, Innotech heeft dit in haar e-mail van 6 maart 2020 zelf aan Admatec meegedeeld en tegelijkertijd aangeboden om, wanneer Admatec daar problemen mee heeft, die printer te verwijderen. Gesteld noch gebleken is dat Admatec tegen de aanwezigheid van de printer bezwaar heeft gemaakt.
Geoordeeld wordt dat voor zover gezegd kan worden dat door het plaatsen van die printer sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Innotech, die tekortkoming zodanig gering is dat dit niet een gehele of gedeeltelijke inhouding van de huur rechtvaardigt.
4.2.4
De conclusie is dat Admatec de volledige huur verschuldigd is gebleven. Het gaat daarbij om een bedrag van 5 x € 2.491,67 x 1,21 = € 15.074,60 inclusief btw.
4.3
Voorschot servicekosten
4.3.1
Door het sluiten van de huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat Admatec maandelijks een bedrag van € 800,00 als voorschot op de servicekosten en voorzieningen aan Innotech zou betalen. De voorschotbedragen zijn door Innotech door middel van de maandelijkse facturen in rekening gebracht en, naar Admatec niet heeft weersproken, voor zover het de laatste vijf maanden van de huurrelatie betreft niet betaald. Admatec heeft hiervoor twee redenen aangevoerd.
4.3.2
Admatec maakte sinds 1 januari 2019 geen gebruik meer van het gehuurde. Vanaf die datum nam zij dus geen, althans nauwelijks energie af. Niet valt in te zien waarom zij nog een voorschot op de servicekosten moet betalen, aldus Admatec.
4.3.3
Dit standpunt is niet houdbaar. Met dezelfde redenering zou Admatec ook geen huur verschuldigd zijn omdat zij geen gebruik maakt van het gehuurde. Partijen zijn de betaling van (huur en) maandelijkse voorschotbedragen voor “
the supply of goods and services”, zoals dit in de Engelstalige huurovereenkomst is genoemd, overeengekomen. Naar Innotech onweersproken heeft aangevoerd heeft Admatec gedurende heel 2019, toen zij het gehuurde al niet meer gebruikte, de maandelijkse voorschotbedragen betaald. Van kenbare bezwaren daartegen is de kantonrechter niet gebleken. Zonder een andersluidende afspraak tussen partijen is Admatec dan ook tot nakoming van haar verplichting gehouden, ondanks dat zij de service en voorzieningen niet, althans niet ten volle genoot. Dat zij volgens de in de huurovereenkomst opgenomen verdeelsleutel het merendeel van de werkelijk gemaakte kosten op zich neemt maakt dit niet anders.
4.3.4
Ten tweede heeft Admatec aangevoerd dat zij over de jaren 2019 en 2020 van Innotech geen afrekening van de kosten, inclusief justificatoire bescheiden, heeft ontvangen. Zolang Innotechtech die afrekeningen niet aan Admatec ter beschikking heeft gesteld en aan Admatec geen behoorlijke gelegenheid heeft gegeven om die afrekeningen te controleren beroept Admatec zich op het recht om betaling van de voorschotten op te schorten.
4.3.5
Krachtens artikel 18 van de op de huurovereenkomst toepasselijke Algemene bepalingen had Innotech tot twaalf maanden na het einde van het servicekostenjaar, respectievelijk het einde van de huurovereenkomst gelegenheid om de (voor Admatec controleerbare) afrekeningen op te maken en te verstrekken. Aan eventuele niet-nakoming van deze verplichting door Innotech zijn in de Algemene bepalingen echter geen gevolgen verbonden. Partijen hebben veel woorden gewijd aan de wijze waarop de afrekeningen en onderliggende bescheiden al dan niet aan Admatec zouden zijn verstrekt. Op dit punt zijn zij van mening blijven verschillen.
Bij dagvaarding heeft Innotech een creditfactuur overgelegd waarin het gebruik van de nutsvoorzieningen in de periode tot en met 5 maart 2020 is afgerekend. Bij haar conclusie van antwoord in reconventie heeft Innotech de onderliggende afrekening van het gas- en elektriciteitsverbruik in het geding gebracht. Admatec heeft tegen de inhoud van die afrekening en de opname daarvan in de creditfactuur geen bezwaren geuit. Vastgesteld wordt daarom dat op dit punt aan haar bezwaar c.q. verweer tegemoet is gekomen. De afrekening van het waterverbruik ontbreekt evenwel bij de stukken. Ook de onderliggende afrekening van nutsbedrijven ter zake van de periode vanaf maart 2020 tot aan het einde van de huurovereenkomst op 31 mei 2020 ontbreekt nog. Dit betekent echter niet dat Admatec een recht op opschorting van de betaling van voorschotbedragen toekomt. Admatec is immers gehouden om de voorschotbedragen te voldoen voordat Innotech de afrekening van de servicekosten opmaakt en verstrekt. Omdat Admatec als eerste dient te presteren en zij daarmee in verzuim is komt haar geen beroep op opschorting toe. Omstandigheden als bedoeld in artikel 6:263 BW zijn niet gebleken.
4.3.6
Geoordeeld wordt dat Admatec ten onrechte de in de facturen van Innotech begrepen voorschotbedragen voor servicekosten als bedoeld in artikel 4.8 van de huurovereenkomst niet heeft betaald. Het gaat hier om 5 x € 800,00 x 1,21 = € 4.840,00 inclusief btw.
4.4
Gebruiksvergoeding machines
4.4.1
In artikel 11.2 van de huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat Admatec aan Innotech een vergoeding van € 1.500,00 per jaar betaalt “
for using the present machines” van Innotech. Hoewel het splitsen van dit bedrag niet uit de huurovereenkomst volgt heeft Innotech die vergoeding in 12 maandelijkse termijnen van elk € 125,00 bij Admatec in rekening gebracht. In haar vordering is althans vijf keer dat bedrag begrepen.
4.4.2
Admatec heeft zich tegen dit onderdeel van de vordering verzet, stellende dat Innotech heeft verzuimd aannemelijk te maken dat er op Admatec een contractuele verplichting rust om deze vergoeding te betalen. Daarnaast heeft zij er op gewezen dat zij vanaf begin 2019 geen gebruik meer maakt van het gehuurde en daarmee ook niet van de aldaar aanwezige machines.
4.4.3
Geoordeeld wordt dat beide verweren terzijde moeten worden gesteld. Onbegrijpelijk is allereerst het standpunt van Admatec dat Innotech niet aannemelijk heeft gemaakt dat op Admatec een contractuele verplichting rust om deze vergoeding te betalen. In haar dagvaarding (§ 6) heeft Innotech die contractuele grondslag vermeld en bovendien verwijst Admatec in haar verweer zelf ook naar het beding in artikel 11.2 van de huurovereenkomst. En evenals bij 4.3.3 hierboven ten aanzien van de betaling van de huurprijs en het voorschot op de servicekosten werd overwogen geldt met betrekking tot de vergoeding voor het gebruik van de in het gehuurde aanwezige machines van Innotech dat de contractuele verplichtingen van Admatec niet zijn opgehouden te bestaan op het moment dat zij er voor koos om het gehuurde te verlaten. Admatec dient dan ook deze verbintenis uit de huurovereenkomst na te komen en 5 x € 125,00 x 1,21 = € 756,25 inclusief btw aan Innotech te voldoen.
4.5
Bijdrage voor glasvezel
4.5.1
In de huurfacturen heeft Innotech telkens een bedrag van € 50,00 (exclusief btw) opgenomen onder de noemer “
Bijdrage in overeenkomst met provider glasvezelkabel”.
4.5.2
In haar conclusie van antwoord heeft Admatec de verschuldigdheid van deze bijdrage(n) eveneens betwist. Een contractuele grondslag daarvoor zou ontbreken. Vervolgens heeft Innotech in reactie op de vordering van Admatec in reconventie, waarin zij eist dat Innotech wordt veroordeeld om de gedurende de looptijd van de huurovereenkomst onverschuldigd betaalde bijdragen ten behoeve van een glasvezelprovider terug te betalen, gesteld dat partijen in december 2016 zijn overeengekomen dat Admatec een financiële bijdrage zou leveren in de overeenkomst met de glasvezelprovider. Admatec heeft vervolgens nimmer geprotesteerd tegen de tientallen keren via de voorschotfacturen aan haar in rekening gebrachte € 50,00 (excl. btw), aldus Innotech.
4.5.3
Op de aldus door Innotech weergegeven grondslag van haar vordering heeft Admatec ter zitting, noch in de nadien door haar genomen akte inhoudelijk gereageerd. Gelet hierop moet de conclusie zijn dat de contractuele grondslag van dit onderdeel van de vorderingen niet gemotiveerd is weersproken en Admatec ook deze bijdragen van in totaal
5 x € 50,00 x 1,21 = € 302,50 inclusief btw aan Innotech verschuldigd is.
4.6
Factuur R&D-werkzaamheden
4.6.1
Naast betaling van de huurfacturen heeft Innotech gevorderd dat Admatec wordt veroordeeld om haar factuur d.d. 24 december 2019 ten bedrage van € 2.420,00 inclusief btw te voldoen.
4.6.2
Met Admatec wordt geconstateerd dat Innotech in haar dagvaarding in strijd met het bepaalde in artikel 111 lid 2, aanhef en onder d Rv heeft verzuimd uiteen te zetten op basis waarvan Admatec gehouden zou zijn om deze factuur te voldoen. Evenwel blijkt uit de door Admatec overgelegde “
Agreement for Services” die partijen op 7 juli 2015 met elkaar zijn aangegaan dat Innotech ten behoeve van Admatec enkele in die overeenkomst nader geduide diensten en werkzaamheden zou verrichten. De daarvoor overgekomen minimum vergoeding (“
fee”) is € 2.000,00 exclusief btw per maand, ongeacht of minder uren tegen het daarvoor overeengekomen uurloon zijn gewerkt.
4.6.3
Admatec heeft gesteld dat zij een vordering van in ieder geval € 250.000,00 op Innotech heeft wegens schending van deze overeenkomst. Daarbij heeft zij erkend dat zij die vordering niet in reconventie in de thans aanhangige procedure kan aanbrengen maar daar-voor een procedure bij (een kamer voor andere zaken dan kantonzaken bij) deze rechtbank zal moeten entameren. In die procedure wil Admatec, zo begrijpt de kantonrechter, de thans voorliggende vordering van Innotech, welke vordering Admatec overigens betwist, zo nodig met haar vordering verrekenen. Om die reden beroept zij zich op opschorting van de (door haar betwiste) vordering van Innotech, totdat door de rechtbank is beslist.
4.6.4
Overwogen wordt dat nu deze door Admatec gepretendeerde vordering vooralsnog niet in rechte is vastgesteld er geen sprake is van een opeisbare vordering. Admatec is dan ook niet bevoegd om haar betalingsverplichtingen op te schorten (artikel 6:52 lid 1 BW).
4.6.5
Admatec heeft daarnaast betoogd dat gelet op artikel 7.3 van de “
Agreement for Services”, de kantonrechter niet bevoegd is om van de vordering van Admatec kennis te nemen. In het op 2 november 2022 gewezen vonnis is een door Admatec ingestelde incidentele vordering met die strekking reeds afgewezen, zodat de kantonrechter thans niet nogmaals op dit verweer zal oordelen.
4.6.6
Tot slot beroept Admatec zich voor het geval dat de vordering wordt toegewezen, op verrekening met haar reconventionele vorderingen. Waar echter in conventie niet zal worden vooruitgelopen op de beoordeling van de eis in reconventie, wordt dit verweer met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:136 BW, afgewezen.
4.6.7
Uit het voorgaande volgt dat Admatec ook de factuur van 24 december 2019 ten bedrage van € 2.420,00 inclusief zal hebben te voldoen. Voor zover de door Innotech bij dagvaarding nog gevorderde boetebedragen en rente ook zagen op deze factuur heeft zij die eis na het door Admatec daartegen terecht opgeworpen verweer, gewijzigd en resteert nu enkel een op artikel 6:119a BW gebaseerde nevenvordering. Tegen de grondslag van die vordering, noch tegen de datum waarop zij volgens Innotech in verzuim is komen te verkeren heeft Admatec zich verzet. Over het toe te wijzen factuurbedrag zal dan ook de wettelijke handelsrente vanaf 24 januari 2020 worden toegewezen.
4.7
Tussenconclusie
4.7.1
Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat Admatec uit hoofde van de huurfacturen (€ 15.074,60 + € 4.840,00 + € 756,25 + € 302,50 =) € 20.973,35 aan Innotech verschuldigd is gebleven, op welk bedrag de creditfactuur wegens de afrekening van servicekosten van € 3.529,59 in mindering strekt, zodat € 17.443,76 te betalen resteert. Daar komt dan nog de factuur van € 2.420,00 in verband met R&D-werkzaamheden bij. Dit betekent dat de gewijzigde vordering tot veroordeling van Admatec om € 19.863,73, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 2.420,00 vanaf 24 januari 2020, zal worden toegewezen.
4.8
Contractuele boete
4.8.1
Innotech heeft daarnaast gevorderd dat Admatec aan haar contractuele boetes betaalt. Zij baseert zich daarvoor op artikel 23.2 van de Algemene bepalingen waarin is bepaald dat de huurder, telkens wanneer die een uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag heeft voldaan, een direct opeisbare boete verschuldigd is. Die boete bedraagt ten minste € 300,00 per kalendermaand. Innotech heeft de som van die tot en met 29 juni 2022 verschenen boetebedragen berekend op € 42.000,00 en maakt daarenboven aanspraak op verdere boetes vanaf 30 juni 2022.
4.8.2
Admatec heeft ook tegen deze vordering verweer gevoerd. Onder meer heeft zij gesteld dat de verschuldigdheid van de boetes niet is aangezegd, hetgeen op grond van artikel 6:93 BW wel had moeten gebeuren. Daarin wordt Admatec niet gevolgd. Zoals Innotech tijdens de mondelinge behandeling terecht heeft aangevoerd is het betreffende wetsartikel van regelend recht. Contractspartijen kunnen daarvan afwijken en uit artikel 23.2 van de op de huurovereenkomst toepasselijke Algemene bepalingen blijkt dat zij dat ook hebben gedaan.
4.8.3
Admatec heeft daarnaast aangevoerd dat Innotech én betaling van de huurprijs én een boete in verband met het feit dat die huurprijs nog niet is betaald vordert, hetgeen in strijd is met artikel 6:92 BW. Ook voor deze wettelijke bepaling geldt echter dat het regelend recht betreft en contractspartijen daar van kunnen afwijken. Het bepaalde in artikel 6:92 BW staat daarom niet aan toewijzing van de vordering in de weg.
4.8.4
Verder heeft Admatec gesteld dat het boetebeding in de Algemene bepalingen niet kan zien op de factuur in verband met R&D-werkzaamheden. Dat is juist, maar zoals uit de dagvaarding (p. 8) blijkt is de vordering niet (mede) gebaseerd op het onbetaald blijven van die factuur.
4.8.5
Tot slot in dit verband heeft Admatec matiging van gevorderde boete bepleit, en wel tot nihil, althans tot een veel lager bedrag dan gevorderd. Innotech wil daar niet van weten en heeft tijdens de mondelinge behandeling van het geschil toegelicht waarom niet.
Overwogen wordt dat de kantonrechter op verlangen van Admatec een bedongen boete kan matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit volgt uit artikel 6:94 lid 1 BW. Volgens vaste rechtspraak brengt de in deze wettelijke bepaling opgenomen maatstaf mee dat de kantonrechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken indien de toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de kantonrechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandig-heden waaronder het is ingeroepen (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, rov. 5.3). Daarvan uitgaande overweegt de kantonrechter dat de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete zich moeilijk laat bepalen. Innotech heeft althans niet duidelijk gemaakt welke schade zij door de wanbetaling van Admatec lijdt. Gelet hierop kan haar schade wellicht het best worden bepaald op een bedrag gelijk aan de wettelijke handelsrente. In de periode voorafgaande aan deze procedure bedroeg het percentage daarvan 8% per jaar. Berekend over één onbetaalde huurfactuur komt dat neer op (8% x € 4.194,67 =) € 335,57, waarbij niet eens rekening is gehouden met het creditbedrag dat Admatec toekomt wegens de afrekening van servicekosten. Indien verondersteld wordt dat het laatstgenoemde bedrag Innotechs werkelijke schade per jaar is dan staat die schade in geen verhouding tot de 12 x € 300,00 waarop zij op basis van artikel 23.2 in de Algemene bepalingen aanspraak maakt. De kantonrechter neemt echter in aanmerking dat Admatec een professionele huurder is (geweest) die niet zonder goede nota te hebben genomen van de inhoud van de Algemene bepalingen met de toepasselijkheid daarvan op de huurovereenkomst heeft ingestemd. Van haar mag worden verwacht dat zij de gevolgen van het staken van haar betalingen overziet en daar ook rekening mee houdt. Daarvan uitgaande lijkt een boete van € 300,00 per maand geen onredelijke vordering. Niettemin is de kantonrechter van oordeel dat de door Innotech gevorderde € 42.000,00 aan boetes met een opslag van nog eens 5 x € 300,00 per maand vanaf de maand juli 2022, ten opzichte van de toe te wijzen hoofdsom buitenproportioneel. Om die reden zal de vordering tot betaling van contractuele boetes tot en met 29 juni 2022 worden gematigd, en wel tot een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022.
4.9
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.1
De door Innotech gevorderde vergoeding van € 2.979,56 voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft zij gebaseerd op artikel 28.1 van de Algemene bepalingen. Admatec betwist dat zij deze vergoeding verschuldigd is. Er zijn volgens haar geen andere werkzaamheden verricht dan werkzaamheden die gelden ter instructie van de zaak en bovendien zijn de buitengerechtelijke kosten niet aangezegd.
4.9.2
Overwogen wordt dat volgens het betreffende beding in de Algemene bepalingen de redelijke kosten voor, kort gezegd, de incasso van een vordering zijn bepaald op 15% van de hoofdsom. Het verzenden van één sommatie is al voldoende om aan de zijde van de weder-partij de verplichting tot betaling van die kosten te doen ontstaan. Bij dagvaarding heeft Innotech een op 13 februari 2020 per e-mail verzonden betalingsherinnering met betrekking tot de huurfactuur van januari 2020 overgelegd (productie 7), alsmede de sommaties van haar gemachtigde van 13 en 23 juni 2022 (producties 15 en 16). In die sommaties is de verschuldigdheid van incassokosten in geval van het uitblijven van betaling aangezegd. Admatec heeft de ontvangst daarvan door haar niet betwist. Dit betekent dat Admatec de overeengekomen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden. Het gevorderde bedrag is 15% van de hoofdsom van € 19.863,73 en dus correct berekend. Deze vordering zal daarom eveneens worden toegewezen. In het dictum zijn dan de hoofdsom en incassokosten opgeteld tot (€ 19.863,73 + € 2.979,56 =) € 22.843,29.
In reconventie
4.1
Bijdragen glasvezelprovider
4.10.1
Admatec heeft onder meer teruggave gevorderd van de door Innotech maandelijks aan haar in rekening gebrachte bijdragen in de kosten van glasvezel. Admatec heeft betoogd dat zij die bijdragen onverschuldigd heeft betaald. Volgens haar berekening gaat het om in totaal € 2.700,00.
4.10.2
Verwezen wordt naar hetgeen hierboven bij 4.5, en in het bijzonder bij 4.5.3, is overwogen. Nu Admatec niet heeft weersproken dat zij en Innotech in december 2016 zijn overeengekomen dat Admatec een financiële bijdrage zou leveren in de overeenkomst met de glasvezelprovider, zij vervolgens maandelijks die bijdragen betaalde en ook niet is gesteld of gebleken dat zij daar voorafgaande aan deze procedure heeft geprotesteerd moet haar vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.11
Gebruiksvergoeding machines
4.11.1
Met verwijzing naar haar verweer in conventie heeft Admatec teruggave gevorderd van 17 keer de aan haar in rekening gebrachte bijdragen voor het gebruik van Innotechs machines. Het gaat dan om in totaal € 2.125,00, te vermeerderen met btw. Omdat Admatec het gehuurde heeft verlaten heeft zij gedurende die maanden geen gebruik meer gemaakt van de machines. Innotech heeft over de betreffende periode ten onrechte de vergoeding in rekening gebracht, aldus Admatec.
4.11.2
Ook voor deze vordering geldt dat op het verweer in conventie in feite reeds is beslist dat Admatec geen teruggave van de betreffende vergoedingen toekomt. Bij 4.4.3 hierboven werd al overwogen dat contractuele verplichtingen van Admatec niet zijn opgehouden te bestaan op het moment dat zij er zelf voor koos om het gehuurde te verlaten. Waar Admatec geen andere gronden voor haar vordering heeft aangevoerd zal daarom ook deze vordering worden afgewezen.
4.12
Voorschot en afrekening servicekosten
4.12.1
Admatec heeft ten slotte gevorderd dat Innotech € 13.600,00 vermeerderd met btw aan haar terugbetaalt. Daartoe heeft Admatec aangevoerd dat Innotech ook na 1 januari 2020 maandelijks € 800,00 als voorschot op de elektriciteitskosten in rekening heeft gebracht, hoewel Admatec niet langer gebruik maakte van het gehuurde. Bovendien is Innotech in gebreke gebleven een verifieerbare afrekening over 2019 en over de eerste vijf maanden van 2020 te presenteren. De termijn daarvoor is reeds lang verstreken en Innotech heeft voor haar nalaten geen geldige reden gegeven. Daarom heeft Innotech geen recht op een vergoeding voor energiekosten, aldus Admatec, die daaraan heeft toegevoegd dat in het geval daarover anders wordt geoordeeld, Admatec er recht en belang bij heeft dat Innotech wordt veroordeeld om op straffe van verbeurte van een dwangsom, een behoorlijke en verifieerbare afrekening over de betreffende periode aan Admatec ter beschikking te stellen en het Admatec wordt toegestaan om haar betaling minimaal vier weken vanaf die terbeschikkingstelling op te schorten.
4.12.2
Ten aanzien van de eerste grond waarop Admatec meent dat zij vanaf januari 2020 niet langer tot betaling van de voorschotbedragen gehouden was geldt eveneens dat de contractueel aangegane verplichtingen niet zonder nadere afspraken tussen partijen, waarvan niet is gebleken, zijn vervallen omdat Admatec op eigen initiatief het gehuurde heeft verlaten. Haar voortijdige vertrek kan dan ook geen grond zijn om de voorschotbetalingen niet te voldoen. Dat Admatec sinds haar vertrek zelf in het gehuurde geen energie meer verbruikt betekent bovendien niet dat zij niet tot betaling verplicht is. Partijen hebben namelijk in artikel 11.1 van de huurovereenkomst afgesproken dat Admatec 90% van de met het water- en energiegebruik gemoeide kosten zou betalen. Anders dan Admatec in haar conclusie heeft gesteld heeft Innotech daarom wel degelijk recht op een vergoeding voor de kosten.
4.12.3
Ten aanzien van de afrekeningen geldt verder dat, zoals bij 4.3.5 hierboven is vastgesteld, de afrekening over de periode tot en met de maand februari 2020 inmiddels heeft plaatsgevonden en Innotech de afrekening van het nutsbedrijf met betrekking tot de verbruikte energie in het geding heeft gebracht. Enkel de onderliggende afrekening van het waterverbruik ontbreekt. Omdat Admatec weerspreekt dat zij die heeft ontvangen zal Innotech een kopie daarvan alsnog (dan wel opnieuw) aan Admatec dienen te verstrekken.
De eindafrekening, die betrekking heeft op de drie maanden maart tot en met mei 2020, heeft Innotech naar eigen zeggen niet aan Admatec vertrekt (conclusie van antwoord in reconventie, § 18). Naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte. Ook Innotech dient haar contractuele verplichtingen na te komen. In de omstandigheden van het geval acht de kantonrechter de door Innotech opgegeven redenen om dit niet te doen - die lijken neer te komen op een beroep op schuldeisersverzuim - niet gerechtvaardigd.
Innotech zal daarom op de subsidiaire grondslag van Admatecs vordering worden veroordeeld om binnen twee weken na vandaag een kopie van de afrekening van het waterbedrijf ter zake van de periode maart 2019 tot en met februari 2020 aan Admatec te verstrekken en voorts de afrekening van een water- en energieverbruik, inclusief de onderliggende stukken van de nutsbedrijven. Tot zekerheid van de voldoening aan deze veroordeling zal daaraan de hierna in de beslissing vermelde dwangsom worden verbonden. Een en ander staat niet in de weg aan de gehoudenheid van Admatec om de voorschotbedragen te voldoen, zoals bij 4.3.5 hierboven al is overwogen. Van opschorting van de betaling daarvan, zoals Admatec in haar reconventionele vordering tevens heeft bepleit kan geen sprake zijn.

5.De proceskosten

In conventie
5.1.1 Omdat Admatec in ongelijk wordt gesteld wordt zij in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Innotech als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
1.058,00
(2 punten × € 529,00)
Totaal
2.550,41
5.1.2 Op de vordering van Innotech zal over dat bedrag de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen, zij het vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis aan Admatec is betekend.
5.1.3 De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
In reconventie
5.2.1 Ook in reconventie wordt Admatec op nagenoeg alle punten in het ongelijk gesteld. Zij zal dus ook hier de proceskosten moeten dragen. Aan de zijde van Innotech worden die kosten vastgesteld op € 396,00 voor het salaris van de gemachtigde van Innotech (2 punten x factor 0,5 x € 396,00).
5.2.2 Ook voor deze kosten geldt dat op de vordering van Innotech daarover de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen, opnieuw vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis aan Admatec is betekend.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
- veroordeelt Admatec om aan Innotech te betalen een bedrag van € 22.843,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.420,00 vanaf 24 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Admatec om aan Innotech te betalen een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Admatec in de proceskosten, aan de zijde van Innotech tot dit vonnis vastgesteld op € 2.550,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Admatec in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
- veroordeelt Innotech om binnen twee weken na vandaag aan Admatec te verstrekken:
a. een kopie van de afrekening van het nutsbedrijf waaruit het waterverbruik in de
periode van maart 2019 tot en met februari 2020 blijkt;
de afrekening van het water- en energieverbruik met betrekking tot de periode vanaf
maart 2020 tot en met mei 2020, alsmede kopieën van de daaraan ten grondslag liggende afrekeningen van de nutsbedrijven,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat Innotech daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,00;
- veroordeelt Admatec in de proceskosten, aan de zijde van Innotech vastgesteld op € 396,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en is in het openbaar uitgesproken op
13 september 2023.