ECLI:NL:RBZWB:2023:6616

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/02/411298 / FA RK 23-3083
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving school van minderjarige in het kader van zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2023 een verkorte beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige01]. De man, de vader van [minderjarige01], heeft verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats01] en inschrijving van [minderjarige01] op een nieuwe school. De vrouw, de moeder, heeft hiertegen verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend om te voorkomen dat de man met [minderjarige01] verhuist en om de hoofdverblijfplaats bij haar te behouden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 augustus 2023, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een noodzaak is voor een raadsonderzoek, omdat de verklaringen van partijen sterk uiteenlopen en er zorgen zijn over de communicatie tussen hen en de impact op [minderjarige01]. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de verzoeken aan te houden tot de voortgezette mondelinge behandeling op 19 oktober 2023, waarbij het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming tijdig moet worden ingediend. Tot die tijd blijft de huidige situatie van kracht, waarbij [minderjarige01] voorlopig naar zijn oude school [school02] in [plaats03] moet gaan en ingeschreven blijft op het adres van de vrouw.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/411298 / FA RK 23-3083
datum uitwerking: 15 september 2023
uitwerking verkorte beschikking d.d. 1 september 2023 over wijziging hoofdverblijf, vervangende toestemming verhuizing, inschrijving BRP en inschrijving school
in de zaak van
[de man01],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats01] ,
feitelijk verblijvend in de [gemeente01] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg,
tegen
[de vrouw01]
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
over de minderjarige:
-
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2010, hierna: [minderjarige01] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het op 29 juni 2023 ontvangen verzoekschrift van de man tot wijziging hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school, met bijlagen;
- het op 30 augustus 2023 ontvangen verweerschrift van de vrouw tevens zelfstandig verzoek, met bijlage;
- het tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2023, met toestemming van mr. Sijnesael, door mr. Wouters overgelegde evaluatieverslag van [zorgorganisatie01] .
1.2
De verzoeken zijn op 31 augustus 2023 mondeling behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaten. Ook was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
Op 30 augustus 2023 heeft de voorzitter van de rechtbank met [minderjarige01] over de verzoeken van de man gesproken. De inhoud van het verweerschrift van de vrouw met daarbij behorende zelfstandige verzoeken was toen nog niet bij de rechtbank bekend. Tijdens dat gesprek heeft [minderjarige01] zijn mening over de verzoeken van de man gegeven. De voorzitter heeft tijdens de mondelinge behandeling samengevat wat [minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
De rechtbank heeft op 1 september 2023 een verkorte beschikking gegeven. Het onderstaande vormt de nadere schriftelijke uitwerking van die beschikking.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank van 14 april 2022 is de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 14 juni 2022 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is, naast nog vier andere, inmiddels (jong)meerderjarige kinderen, [minderjarige01] geboren.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige01] .
2.4
Bij echtscheidingsbeschikking van 14 april 2022 is het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de vrouw bepaald. Daarnaast is onder meer bepaald dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. In het ouderschapsplan hebben partijen (in artikel 4.1 van dat ouderschapsplan) afgesproken dat [minderjarige01] fulltime bij de vader woont en dat hij tussen de middag gaat eten bij zijn moeder. Met de hulpverlening zou worden gekeken of de regeling uitgebreid kon worden. Bij een verhuizing zou de zorgverdeling opnieuw worden bekeken.
Verder is, voor zover nu van belang, in artikel 4.4. van het ouderschapsplan bepaald dat:
Mocht de vader of de moeder buiten [woonplaats01] willen gaan wonen of een andere baan krijgen die invloed heeft op de zorgverdeling, dan wordt de zorgverdeling opnieuw bekeken.
[…]

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt:
I. de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] te wijzigen en deze bij de man te bepalen;
II. de toestemming van de vrouw voor inschrijving van [minderjarige01] op het adres van de man
te vervangen door de toestemming van de rechtbank en aldus de man toestemming te verlenen om [minderjarige01] in te schrijven op zijn adres in de gemeentelijke basisadministratie;
III. de toestemming van de vrouw voor verhuizing te vervangen door de toestemming
van de rechtbank en aldus vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van de man met [minderjarige01] naar [plaats01] ;
IV. de toestemming van de vrouw voor inschrijving van [minderjarige01] op [school01] te [plaats01] te vervangen door de toestemming van de rechtbank en aldus aan de man vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige01] daar in te schrijven;
V. deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren;
VI. kosten rechtens.
3.2.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man en verzocht deze verzoeken af te wijzen. Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de vrouw:
Primair:te bepalen dat de man wordt verboden om met [minderjarige01] uit de [gemeente02] te verhuizen danwel te bepalen dat de man met [minderjarige01] zal terugkeren naar een woning in de [gemeente02] binnen zeven dagen na de beslissing in deze zaak en vervolgens in de [gemeente02] zal blijven wonen met [minderjarige01] , dit op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag, met een maximum van € 20.000,= voor iedere dag dat de man niet met [minderjarige01] in de [gemeente02] zal wonen, eventueel in te tellen vanaf een datum c.q. op een wijze die de rechtbank in goede justitie juist acht;
Subsidiair: te bepalen dat [minderjarige01] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw en ook daadwerkelijk bij haar zal verblijven, waarbij [minderjarige01] daartoe door de man bij de vrouw zal worden gebracht, danwel dat de vrouw [minderjarige01] bij de man zal mogen ophalen, waarbij een (voorlopige en/of begeleide) zorgregeling zal worden vastgesteld tussen [minderjarige01] en de man, in goede justitie te bepalen danwel dat partijen hiervoor worden doorverwezen naar de hulpverlening.
3.3.
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de zaak is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
4.2.
Door en namens de man is ter onderbouwing van zijn verzoeken en zijn verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Het hoofdverblijf van [minderjarige01] is in het ouderschapsplan bij de vrouw bepaald, maar feitelijk heeft [minderjarige01] nooit zijn hoofdverblijf bij de vrouw gehad. De eerste weken na de echtscheiding verbleef [minderjarige01] de helft van de tijd bij de man en de helft van de tijd bij de vrouw. Op een gegeven moment ging dit echter niet goed en is [minderjarige01] door de vrouw naar de man gestuurd. Sindsdien heeft [minderjarige01] feitelijk zijn hoofdverblijf bij de man. De man neemt alle kosten van [minderjarige01] op zich, terwijl de vrouw het kindgebonden budget en de kinderbijslag ontvangt. Met de vrouw heeft [minderjarige01] sporadisch contact (gehad). De contacten verlopen (deels) positief, maar [minderjarige01] heeft het gevoel door zijn moeder uitgehoord te worden. [minderjarige01] heeft aan de man aangegeven geen contact met zijn moeder te willen. Voor [minderjarige01] is een zogeheten ‘mattenspel’ ingezet. Hieruit komt naar voren dat er bij [minderjarige01] een blokkade is voor contact met zijn moeder. Dat dit komt door de man blijkt hier echter niet uit. De man staat het contact tussen [minderjarige01] en de vrouw niet in de weg. Na de echtscheiding van partijen is SCHIP-therapie ingezet, maar dit traject is door de vrouw stop gezet. Vervolgens is [zorgorganisatie01] ingezet voor het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] , maar dit heeft niet tot meer contact geleid. Enkele weken geleden is de man met [minderjarige01] naar [plaats01] verhuisd. De man heeft de echtelijke woning noodgedwongen moeten verkopen. De man en [minderjarige01] verblijven nu (tijdelijk) op [naam camping01] te [plaats02] . Vanaf die plek is de man op zoek naar een woning in (de omgeving van) [plaats01] . Terugverhuizen naar (de omgeving van) [woonplaats01] is geen optie. Ook is het geen optie dat [minderjarige01] bij de vrouw gaat wonen. Vanwege de verhuizing is de hulpverlening vanuit [zorgorganisatie01] geëindigd. [hulpverlener01] zal betrokken raken en er komt een nieuwe casusregisseur. De man is bereid om mee te werken aan contact tussen [minderjarige01] en de vrouw. Hij heeft voorgesteld om [minderjarige01] eenmaal per maand naar de vrouw te brengen en daar ook weer op te halen. De verhuizing brengt ook een verandering van school voor [minderjarige01] met zich. [minderjarige01] is, met toestemming van de vrouw, nu twee dagen naar [school01] in [plaats01] geweest. De vrouw geeft echter geen toestemming dat [minderjarige01] ook na de mondelinge behandeling naar die school toe blijft gaan. De vrouw heeft bezwaar tegen deze school, omdat dit geen gereformeerde school is. [minderjarige01] is echter wel gelovig, maar niet in die mate dat de vrouw dat is. Bovendien wil [minderjarige01] graag naar [school01] omdat daar een afdeling mobiliteit is en hij gek is van auto’s.
4.3.
Door en namens de vrouw is, samengevat, het volgende aangevoerd. Met de verhuizing van de man naar [plaats01] , heeft de man de vrouw voor een voldongen feit gesteld. Volgens haar was er geen noodzaak om te verhuizen, heeft de man de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid en leidt de verhuizing ertoe dat het contact tussen [minderjarige01] en haar alleen maar minder wordt. Om het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] te stimuleren hebben partijen er na de echtscheiding bewust voor gekozen om [minderjarige01] op het adres van de vrouw in te schrijven, ondanks het feit dat [minderjarige01] toen al feitelijk bij de man woonde. Deze afspraak is ook zo vastgelegd in het ouderschapsplan. Sinds begin 2021 zijn er diverse hulpverleningsinstanties betrokken (geweest) voor het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] , maar dit heeft niet tot verbetering van de situatie geleid. Vastgesteld is dat [minderjarige01] in een loyaliteitsconflict zit. Dit blijkt ook uit de uitkomsten van het ‘mattenspel’ en uit het gesprek dat [minderjarige01] met de voorzitter van de rechtbank heeft gehad. De man wil geen contact met de vrouw en hij wil ook niet dat [minderjarige01] contact met haar heeft. De man deelt ook geen informatie over [minderjarige01] en zoekt enkel contact als dat noodzakelijk is, zoals nu bij de door de man gewenste verhuizing. De vrouw heeft altijd fijn contact met [minderjarige01] gehad. In tegenstelling tot wat de man beweert, kwam [minderjarige01] tot ongeveer zes weken geleden iedere week bij de vrouw langs, soms zelfs twee tot drie keer per week. De man weet niet dat [minderjarige01] zo vaak langs kwam, omdat [minderjarige01] dat niet aan de man heeft verteld. [minderjarige01] zou anders steeds te horen krijgen hoe verschrikkelijk het bij de vrouw is. Inmiddels woont [minderjarige01] nu zes weken op een camping in de [gemeente01] . In die tijd is er tussen de vrouw en [minderjarige01] , op een enkele keer na in verband met een verjaardag, geen contact geweest. Als de vrouw [minderjarige01] een berichtje stuurt, krijgt zij geen berichtje terug of een berichtje waarvan de inhoud niet passend is bij de leeftijd van [minderjarige01] . De man heeft voorgesteld om [minderjarige01] eenmaal per maand naar de vrouw te brengen. De vrouw ziet dit echter niet gebeuren. De man doet weinig om [minderjarige01] te stimuleren in het contact met de vrouw. [minderjarige01] kan bovendien niet met eigen vervoer naar de vrouw komen vanuit [plaats01] . De vrouw heeft al langere tijd grote zorgen over [minderjarige01] , maar wat zij ook probeert, het wordt niet beter. Er is sprake van oudervervreemding. Omdat [minderjarige01] leerplichtig is en om te voorkomen dat de vrouw in de ogen van [minderjarige01] weer de boeman is, heeft zij – onder druk van de man – toestemming gegeven dat [minderjarige01] tot aan de mondelinge behandeling naar [school01] in [plaats01] kan gaan. Zij is echter van mening dat het in het belang van [minderjarige01] is dat hij in de vertrouwde omgeving van [woonplaats01] kan blijven wonen en naar zijn vertrouwde school kan terugkeren.
4.4.
De rechtbank is, gelet op de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen tijdens de mondelinge behandeling, van oordeel dat een (spoed)onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is, nu zij zich thans onvoldoende voorgelicht acht om een goede beslissing op de verzoeken te kunnen nemen. De verklaringen van partijen liggen dermate ver uit elkaar, dat thans niet kan worden vastgesteld hoe de feitelijke situatie ten aanzien van onder meer het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] is (geweest) en welke beslissingen het meest in het belang van [minderjarige01] zijn. De huidige situatie, waarin nagenoeg iedere vorm van communicatie tussen partijen ontbreekt, partijen elkaar over en weer de nodige verwijten maken en waarin [minderjarige01] tussen partijen ‘klem’ lijkt te zitten, baart de rechtbank ernstige zorgen. Beide partijen onderschrijven de noodzaak voor een raadsonderzoek. De rechtbank verzoekt de Raad daarom om
met spoedeen onderzoek in te stellen naar de door de man voorgenomen verhuizing met [minderjarige01] naar [plaats01] , het hoofdverblijf van [minderjarige01] , de inschrijving op school van [minderjarige01] en de zorgregeling en vervolgens te rapporteren en adviseren over de navolgende vragen:
  • In hoeverre komt een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] , conform het verzoek van de vader, tegemoet aan de belangen van [minderjarige01] ?
  • Dient aan de man in het belang van [minderjarige01] (vervangende) toestemming te worden verleend om [minderjarige01] in te schrijven op het adres van de man in de gemeentelijke basisadministratie?
  • Is een verhuizing van [minderjarige01] naar [plaats01] in het belang van [minderjarige01] c.q. in hoeverre verzetten de belangen van [minderjarige01] zich tegen deze verhuizing?
  • Is inschrijving van [minderjarige01] op [school01] te [plaats01] in het belang van [minderjarige01] c.q. op welke school dient [minderjarige01] te worden ingeschreven?
  • Welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken door beide ouders (zorgregeling) komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige01] ? Hoe dient de verdeling qua aard, duur en frequentie (inclusief de haal/brengregeling) vorm gegeven te worden?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden.
De rechtbank verzoekt de Raad om tijdig voorafgaand aan de hierna te noemen voortgezette mondelinge behandeling zijn rapport in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van beide partijen.
4.5.
De beslissing van de rechtbank op alle verzoeken zal, in afwachting van het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming, worden aangehouden tot de voortgezette mondelinge behandeling die door de rechtbank, na afstemming met de advocaten van partijen, is bepaald op
donderdag 19 oktober 2023 om 14.30 uur, in het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk 2 te Middelburg. [minderjarige01] zal opnieuw, per afzonderlijke brief, worden uitgenodigd voor een gesprek met de rechter.
4.6.
Met partijen is afgesproken dat de rechtbank thans wel reeds een (voorlopig) oordeel zal geven over de school waar [minderjarige01] naartoe dient te gaan en op welk adres hij dient te zijn ingeschreven in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek en de (definitieve) beslissing van de rechtbank op de voorliggende verzoeken.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en totdat zij anders heeft beslist, de status quo zoals die tot enkele weken geleden was, dat wil zeggen vóór de feitelijke verhuizing van de man (met [minderjarige01] ) naar [plaats01] , voor [minderjarige01] zo veel mogelijk moet worden gehandhaafd. Concreet betekent dit dat de rechtbank vindt dat [minderjarige01] voorlopig weer naar zijn oude vertrouwde school, [school02] , in [plaats03] dient te gaan en dat zijn inschrijving op het adres van de vrouw voorlopig ongewijzigd dient te blijven. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat er op dit moment (nog) geen sprake is van een definitieve verhuizing van de man met [minderjarige01] naar [plaats01] . Gebleken dat de man de echtelijke woning heeft verlaten en dat hij, in afwachting van (definitieve) woonruimte, met [minderjarige01] tijdelijk op een camping in de [gemeente01] verblijft. Op dit moment is nog niet bekend waar de man zich (definitief) zal vestigen en of dit betekent dat [minderjarige01] naar [school01] kan en zal gaan. De man is nog zoekende naar woonruimte, waarbij niet vaststaat dat hij die ruimte in [plaats01] zal vinden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verklaard dat hij ook elders naar woonruimte zoekt, althans in ieder geval heeft gezocht, zoals in [plaats04] . Gelet op de huidige onzekerheid over de uiteindelijke woonplek van de man, ziet de rechtbank geen reden om [minderjarige01] reeds vooruitlopend op deze onzekere, toekomstige situatie, (definitief) van school te laten veranderen. De rechtbank vindt het voor [minderjarige01] belangrijk dat hij, totdat er meer duidelijkheid is over de definitieve woonsituatie van de man en een eventuele toestemming van de rechtbank voor een verhuizing van de man met [minderjarige01] , naar zijn oude school kan (blijven) gaan. [school02] is voor [minderjarige01] vertrouwd en bovendien destijds door de ouders samen als school voor [minderjarige01] gekozen. Een school met een reformatorische achtergrond zoals [school02] heeft kennelijk nu niet (meer) de voorkeur van de man – en mogelijk ook niet (meer) van [minderjarige01] – maar die achtergrond was destijds voor partijen niet bezwaarlijk en volgens de vrouw juist de reden om voor deze school te kiezen. De rechtbank realiseert zich verder dat haar beslissing een zekere (extra) reistijd naar en van school voor [minderjarige01] met zich brengt. Dit is echter een gevolg van de keuze van de man zelf om, zonder toestemming van de vrouw en vooruitlopend op een eventuele vervangende toestemming van de rechtbank voor verhuizing, tóch te verhuizen. Daarnaast geldt de voorlopige beslissing van de rechtbank vooralsnog voor een overzichtelijke, relatief korte periode. Hoewel gesteld noch gebleken is dat de (extra) reistijd onevenredig belastend voor [minderjarige01] zou zijn, staat vast dat die extra reistijd op zijn minst enige belasting voor [minderjarige01] met zich mee brengt. De rechtbank geeft de man dan ook nadrukkelijk in overweging om in het belang van [minderjarige01] (tijdelijk) dichter bij de school van [minderjarige01] te gaan wonen.
4.9.
De rechtbank ziet verder geen reden om de inschrijving van [minderjarige01] op het adres van de vrouw op dit moment al te veranderen. Gebleken is dat de feitelijke situatie reeds geruime tijd zo is dat [minderjarige01] bij de vrouw staat ingeschreven maar feitelijk bij de man woonachtig is. Daarnaast is van belang dat de man op dit moment op een camping verblijft. De man kan zich daar niet inschrijven. Gebleken is dat hij voornemens is om, nadat de echtelijke woning is overgedragen aan de nieuwe koper(s), zich in te schrijven op het adres van zijn ouders. Deze inschrijving heeft echter geen definitief karakter en is slechts tijdelijk in afwachting van nieuwe woonruimte. Een eventuele inschrijving van [minderjarige01] op datzelfde adres zou daarmee ook slechts voor een beperkte periode gelden. Tegen die achtergrond en nu de man tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw vooralsnog onvoldoende heeft aangetoond dat hij een (groot) belang heeft bij inschrijving van [minderjarige01] op zijn adres met ingang van heden, ziet de rechtbank geen reden om aan de man reeds nu toestemming te verlenen om [minderjarige01] op zijn adres – in feite dus het adres van zijn ouders – in te schrijven.
4.10.
Samengevat houdt het oordeel van de rechtbank het volgende in:
  • Aan de man zal vooralsnog geen (vervangende) toestemming worden verleend voor een verhuizing met [minderjarige01] naar [plaats01] .
  • Tegelijkertijd zal de rechtbank de man vooralsnog geen verbod opleggen voor een verhuizing met [minderjarige01] uit de [gemeente02] en vooralsnog ook niet bepalen dat de man met [minderjarige01] zal terugkeren naar een woning in de [gemeente02] .
  • Aan de man zal vooralsnog, in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek, geen toestemming worden verleend om [minderjarige01] definitief in te schrijven op [school01] te [plaats01] . Dit betekent dat [minderjarige01] met ingang van heden en totdat de rechtbank eventueel anders beslist, weer naar [school02] te Middelburg naar school zal gaan.
  • Aan de man zal vooralsnog, in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek, geen toestemming worden verleend om [minderjarige01] in te schrijven op zijn adres (of dat van zijn ouders) in de gemeentelijke basisadministratie. De inschrijving van [minderjarige01] op het adres van de vrouw blijft aldus voorlopig, totdat de rechtbank anders beslist, ongewijzigd.
4.11.
Voorlopige zorgregeling;
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling de afspraak gemaakt dat [minderjarige01] eenmaal per twee weken een avond bij de vrouw zal verblijven, in onderling overleg tussen partijen nader overeen te komen, waarbij de man zal zorgen voor het brengen en halen van [minderjarige01] . Nu er (vooralsnog) geen verzoek voorligt voor het vaststellen van een zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige01] kan de rechtbank hierover geen beslissing nemen. Dit neemt niet weg dat partijen hierover een afspraak hebben gemaakt en dat de rechtbank er dus vanuit gaat dat beide partijen die afspraak ook zullen nakomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport tijdig voorafgaand aan de hierna te noemen voortgezette mondelinge behandeling bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
bepaalt dat de voortgezette mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer van de rechtbank zal plaatsvinden op
donderdag 19 oktober 2023 om 14.30 uur;
houdt de beslissing op alle verzoeken aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, voorzitter, Slot en Haesen, rechters tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023 in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier.