ECLI:NL:RBZWB:2023:6630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
10172159 \ CV EXPL 22-4032 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Sierkstra, kantonrechter
  • Hartman, senior gerechtsjurist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van een geldbedrag op basis van persoonlijke garantstelling en onverschuldigde betaling

In deze bodemzaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en Manageable IT B.V., terugbetaling van een bedrag van € 12.000,00 van gedaagden, waarbij gedaagde 1 zich persoonlijk garant heeft gesteld en gedaagde 2 (Manageable IT) wordt aangesproken op basis van onverschuldigde betaling. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde 1 inderdaad een persoonlijke garantstelling heeft afgegeven, wat blijkt uit een e-mail en Whatsapp-berichten. Gedaagde 1 moet het bedrag terugbetalen aan eisers, omdat de voorwaarden van de garantstelling zijn geopenbaard en eisers hun inleg na een jaar niet hebben terugverdiend. De vordering tegen gedaagde 2 wordt afgewezen, omdat er een koopovereenkomst bestaat tussen eisers en de B.V., waardoor er rechtsgrond voor de betaling is. De kantonrechter vernietigt een eerder verstekvonnis en wijst de vorderingen van eisers toe, met veroordeling van gedaagde 1 tot betaling van het bedrag, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten, deskundigenkosten, beslagkosten en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 20 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10172159 \ CV EXPL 22-4032
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats 1],
2. Manageable IT B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Goirle,
hierna te noemen: ‘[eiser sub 1]’ en ‘Manageable IT’,
gemachtigde: mr. D.B. Dubach, advocaat te ’s-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
hierna gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud te noemen: ‘[gedaagden]’,
gemachtigden: mrs. L.T.M. Keet en B.A. Barnhoorn, advocaten te Amsterdam.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 maart 2023, met de daarin genoemde stukken;
  • de door [gedaagden] op 7 juli 2023 nagezonden producties 5 t/m 10 tevens akte vermeerdering van eis;
  • de door [gedaagden] op 14 juli 2023 nagezonden producties 11 en 12;
  • de mondelinge behandeling op 25 juli 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Hierna is de uitspraak van het vonnis op vandaag bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
In april 2020 hebben partijen met elkaar gesproken over de mogelijkheid van [gedaagden] om te investeren in een aandelenpakket van [eiser sub 1], genaamd het SuperNode Project. Op 28 april 2020 hebben partijen hierover afspraken vastgelegd in een document genaamd ‘Transfer of Value Share Agreement’ (vertaald: ‘Overeenkomst Waardeoverdracht Aandelen’). Als koper wordt [gedaagden] genoemd, als aandeelhouder wordt ‘The SuperNode Project’ genoemd. Met dit document verkoopt de aandeelhouder aan [gedaagden] 0.00096% aandelen in het SuperNode Project tegen een bedrag van € 12.000,00.
De overeenkomst is ondertekend door ‘[eiser sub 1] Netcryp bv.’.
2.2.
De koopsom van € 12.000,00 heeft [gedaagden] op verzoek van [eiser sub 1] overgemaakt op de rekening van Manageable IT B.V. (hierna: ‘Manageable IT’).
[eiser sub 1] heeft dit bedrag doorgestort naar de aandeelhouder.
2.3.
In de loop van 2020 heeft [gedaagden] herhaaldelijk verzocht om toegangsgegevens tot het SuperNode platform en de daarbij behorende e-wallet. [eiser sub 1] heeft hierop niet gereageerd.
2.4.
In de loop van 2021 heeft [gedaagden] [eiser sub 1] meermaals aangeschreven en aanspraak gemaakt op terugbetaling van het bedrag van € 12.000,00. [eiser sub 1] heeft betwist enig bedrag aan [gedaagden] verschuldigd te zijn.
2.5.
Op 26 juli 2022 heeft [gedaagden] conservatoir beslag gelegd op de woning van
[eiser sub 1].
2.6.
Op 4 augustus 2022 heeft [gedaagden] [eiser sub 1] en Manageable IT gedagvaard voor de kantonrechter in Tilburg. [gedaagden] heeft gevorderd [eiser sub 1] en Manageable IT te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.000,00 (met bijkomende wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten) en te verklaren voor recht dat de op [eiser sub 1] ontstane vordering niet te goeder trouw is ontstaan. Tegenover [eiser sub 1] legt [gedaagden] primair ten grondslag dat [eiser sub 1] zich per e-mail en per Whatsapp persoonlijk garant heeft gesteld voor het terugbetalen van de inleg van € 12.000,00 als [gedaagden] na een jaar haar inleg in het SuperNode Project nog niet heeft terugverdiend. Volgens [gedaagden] heeft zij de inleg na een jaar niet terugverdiend, reden waarom [eiser sub 1] de inleg van € 12.000,00 aan haar moet terugbetalen. Subsidiair stelt [gedaagden] zich op het standpunt dat [eiser sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld. Tegenover Manageable IT stelt [gedaagden] dat zij het bedrag van € 12.000,00 onverschuldigd heeft betaald, omdat uiteindelijk geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. De entiteit The SuperNode Project (en haar handelsnaam HyperionNode) blijken namelijk niet in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te zijn ingeschreven.
2.7.
[eiser sub 1] noch Manageable IT zijn in die procedure verschenen. Op 14 september 2022 heeft de kantonrechter daarom een verstekvonnis tegen [eiser sub 1] en Manageable IT gewezen (zaaknummer 10048118 CV EXPL 22-3002).
2.8.
Op 24 oktober 2022 zijn [eiser sub 1] en Manageable IT deze verzetprocedure gestart. [eiser sub 1] en Manageable IT vinden dat de veroordelingen uit het verstekvonnis van
14 september 2022 moeten worden vernietigd. [eiser sub 1] en Manageable IT vorderen daarom in deze verzetprocedure om hen te ontheffen van de veroordelingen in het vonnis van 14 september 2022 door het vonnis te vernietigen, en opnieuw recht te doen door de vorderingen van [gedaagden] af te wijzen, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
2.9.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] vindt dat de vordering van [eiser sub 1] en Manageable IT tot vernietiging van het verstekvonnis moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiser sub 1] en Manageable IT primair in de werkelijke proceskosten en subsidiair in de wettelijke proceskosten (inclusief gemachtigdensalaris, nakosten en beslagkosten). Daarnaast heeft [gedaagden] bij eisvermeerdering gevorderd [eiser sub 1] en Manageable IT te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.270,50 aan deskundigenkosten.
2.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.Wat vindt de kantonrechter?

Persoonlijke garantstelling [eiser sub 1]
3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] het bedrag van € 12.000,00 aan [gedaagden] moet terugbetalen, omdat [eiser sub 1] zich daarvoor persoonlijk garant heeft gesteld. Dat blijkt uit een e-mailbericht van [eiser sub 1] aan [gedaagden] van 17 april 2020 in combinatie met Whatsappberichten van [eiser sub 1] en [gedaagden] van 23 april 2020 en 6 juli 2020.
3.2.
In de e-mail van 17 april 2020 [1] schrijft [eiser sub 1] aan [gedaagden]: “
(…) Omdat je in mijn persoonlijke vriendenlijst staat, krijg je van mij persoonlijk de garantie dat als het project zou vertragen of zou falen, dat ik je als het na een jaar nog je inleg niet heeft terugverdiend, ik je persoonlijk je inleg terugstort op je rekening (…)
.Uit deze tekst blijkt de persoonlijke garantstelling van [eiser sub 1]. [eiser sub 1] voert aan dat deze e-mail vals is.
Hij heeft daarop de volgens hem juiste versie van het e-mailbericht van 17 april 2020 overgelegd [2] . Die versie van het e-mailbericht is identiek aan de versie die [gedaagden] heeft overgelegd, behalve dat in de versie van [eiser sub 1] bovengenoemde geciteerde tekst ontbreekt. De kantonrechter gaat aan dit verweer van [eiser sub 1] voorbij. [gedaagden] heeft namelijk een rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) overgelegd [3] , waaruit de echtheid van haar e-mail blijkt. [eiser sub 1] heeft tegenover dit rapport onvoldoende ingebracht. [eiser sub 1] heeft enkel aangevoerd dat hij zijn versie van de e-mail als standaardtekst naar meerdere aandeelhouders heeft gestuurd. Dat mag zo zijn, maar dat sluit niet uit dat [eiser sub 1] in de e-mail naar [gedaagden] een aantal alinea’s heeft toegevoegd, vooral gelet op de omstandigheid dat [gedaagden] kennelijk op de ‘persoonlijke vrienden-lijst’ van [eiser sub 1] staat.
3.3.
De juistheid van de door [gedaagden] overgelegde e-mail en de wil van [eiser sub 1] om [gedaagden] een persoonlijke garantstelling te geven, worden daarnaast ondersteund door de Whatsappberichten die [eiser sub 1] en [gedaagden] naar elkaar hebben gestuurd op 23 april 2020 en 6 juli 2020. In het Whatsappbericht van 23 april 2020 stuurt [gedaagden] aan
[eiser sub 1]: “
(…) Ik ben echt een leek met company shares en start ups, dus loads of questions, maar jouw personal promise geeft ons heel veel comfort (…)”. [gedaagden] heeft onbetwist gesteld dat hieruit blijkt dat de persoonlijke garantstelling een belangrijke reden voor haar was om de aandelen te kopen. Op 6 juli 2020 stuurt [eiser sub 1] aan [gedaagden]: “
(…) nogmaals geen zorgen geen stress ik heb je aangegeven dat ik garant sta voor je (…)”. [eiser sub 1] heeft ook de echtheid van deze Whatsappberichten betwist. De kantonrechter gaat ook aan dit verweer voorbij. [gedaagden] heeft namelijk printscreens van de Whatsappgesprekken en het bijbehorende telefoonnummer van [eiser sub 1] overgelegd [4] .
[eiser sub 1] heeft de juistheid van dit telefoonnummer niet betwist.
3.4.
[eiser sub 1] heeft subsidiair aangevoerd dat hij met de hierboven (in onderdeel 3.2.) weergegeven tekst in het e-mailbericht van 17 april 2020 en in de Whatsappgesprekken hooguit een borgstelling heeft bedoeld en geen persoonlijke garantstelling. Omdat [gedaagden] niet eerst rechtstreeks bij de aandeelhouder aanspraak heeft gemaakt op uitbetaling van het bedrag € 12.000,00, stelt [eiser sub 1] nog niet te kunnen worden aangesproken op betaling van dat bedrag. De kantonrechter volgt dat verweer evenmin. Door de mededelingen die [eiser sub 1] heeft gedaan, mocht [gedaagden] uitgaan van een persoonlijke garantstelling. Op geen enkel moment heeft [eiser sub 1] het voorbehoud gemaakt dat hij de inleg pas zou terugbetalen als de aandeelhouder niet bereid zou blijken te zijn het bedrag aan [gedaagden] terug te betalen.
3.5.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagden] haar inleg na een jaar niet heeft terugverdiend. Omdat [eiser sub 1] zich persoonlijk garant heeft gesteld, moet [eiser sub 1] zijn afspraak nakomen en de inleg van € 12.000,00 aan [gedaagden] terugbetalen.
3.6.
[eiser sub 1] is met terugbetaling van het bedrag van € 12.000,00 nalatig (juridisch: ‘in verzuim’). [gedaagden] heeft [eiser sub 1] bij brieven van (in ieder geval) 27 september 2021, 14 oktober 2021 en 25 oktober 2021 in de gelegenheid gesteld het bedrag van € 12.000,00 binnen de gestelde termijn te betalen. Daar heeft [eiser sub 1] geen gehoor aan gegeven.
[eiser sub 1] heeft nog gesteld dat het bedrag van € 12.000,00 (minus kosten) al in de e-wallet van [gedaagden] is teruggestort. [eiser sub 1] verwijst daarbij naar printscreens van de e-wallet [5] . De kantonrechter volgt die stelling niet. [gedaagden] betwist toegang te hebben tot de e-wallet. [eiser sub 1] heeft op de vraag van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling niet onderbouwd dat en hoe [gedaagden] toegang heeft tot de e-wallet en op welke wijze en op welke termijn de uitbetaling dan aan [gedaagden] zal geschieden. De door [eiser sub 1] overgelegde printscreens geven daarin ook geen duidelijkheid. De kantonrechter kan daarom niet uitgaan van de juistheid van deze stelling van [eiser sub 1].
3.7.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter [eiser sub 1] veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.000,00.
Onverschuldigde betaling Manageable IT
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] niet onverschuldigd aan Manageable IT heeft betaald. Tussen [gedaagden] en The SuperNode is een koopovereenkomst tot stand gekomen. De omstandigheid dat The SuperNode (en haar handelsnaam HyperionNode) niet in het handelsregister van de Kamer van Koophandel zou staan, heeft niet tot gevolg dat de koopovereenkomst niet tot stand is gekomen of dat [gedaagden] geen partij is geworden bij de koopovereenkomst. Wel kan die omstandigheid van belang zijn voor de vraag welke wederpartij [gedaagden] voor de contractuele verplichtingen kan aanspreken [6] . Het bedrag van € 12.000,00 heeft [gedaagden] conform afspraak uit de koopovereenkomst gestort op de bankrekening van Manageable IT. Volgens [eiser sub 1] is dat bedrag doorgestort naar HyperionNode en fungeerde Manageable IT slechts als tussenpersoon (escrow). Er is dus een rechtsgrond aanwezig voor de betaling door [gedaagden] aan Manageable IT. Daarom kan geen sprake zijn van onverschuldigde betaling.
Verklaring voor recht: WSNP
3.9.
De kantonrechter wijst de door [gedaagden] gevorderde verklaring voor recht, dat de op [eiser sub 1] ontstane vordering niet te goeder trouw is ontstaan, af. [gedaagden] stelt dat [eiser sub 1] met meerdere schuldeisers kampt en dat hij in de toekomst mogelijk in de WSNP wenst te worden toegelaten. Om dat te voorkomen, verzoekt [gedaagden] in deze procedure de gevraagde verklaring voor recht. Volgens de wet [7] is een vordering (onder andere) niet te goeder trouw ontstaan als [eiser sub 1] een schuld heeft gemaakt waarvan hij op voorhand al wist dat hij deze niet kon terugbetalen. Die omstandigheid heeft [gedaagden] in deze procedure in het geheel niet onderbouwd. De verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Wettelijke rente
3.10.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum dat [eiser sub 1] in verzuim was. De kantonrechter stelt die datum vast op 16 oktober 2021. [gedaagden] vordert de wettelijke rente vanaf 28 april 2021, maar op die datum was [eiser sub 1] nog niet in verzuim. Dat is (voor zover de kantonrechter uit het dossier kan opmaken) voor het eerst gebeurd bij brief van 27 september 2021 [8] . In die brief is [eiser sub 1] een termijn voor terugbetaling gegeven van 16 dagen na ontvangst van de brief. Ervan uit mag worden gegaan dat [eiser sub 1] de brief 2 dagen na verzending ervan heeft ontvangen (zondagen, maandagen en officiële feestdagen niet meegerekend), zodat hij op 16 oktober 2021 in verzuim is komen te verkeren.
Buitengerechtelijke kosten
3.11.
[eiser sub 1] maakt ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het ‘Besluit vergoeding voor buiten-gerechtelijke incassokosten’ (hierna: ‘het Besluit’) van toepassing is. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Omdat [eiser sub 1] heeft gehandeld in de uitoefening van beroep of bedrijf, is het versturen van een veertiendagenbrief niet vereist. Een veertien-dagenbrief is overigens wel op 27 september 2021 naar [eiser sub 1] gestuurd. Het gevorderde bedrag van € 895,00 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 4 augustus 2022, zal eveneens worden toegewezen, omdat daartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
Beslagkosten
3.12.
De beslagkosten die zien op het verzoek met zaaknummer C/02/399768/KG RK 22-575 zijn op grond van de wet [9] toewijsbaar. Deze worden op basis van de door [gedaagden] overgelegde stukken begroot op € 1.256,36 (€ 314,00 griffierecht, € 563,00 salaris, € 289,02 explootkosten en € 90,34 betekeningskosten).
Deskundigenkosten
3.13.
[gedaagden] vordert verder betaling van de kosten voor het opmaken van het deskundigenrapport van het NFO van € 1.270,50. De kantonrechter acht deze kosten toewijsbaar, omdat [eiser sub 1] de verplichting van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft geschonden. Op grond van deze verplichting moeten partijen de voor de beslissing van de kantonrechter van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. Omdat [eiser sub 1] de e-mail van 17 april 2020 in strijd met de waarheid in de procedure heeft gebracht, is [gedaagden] op kosten gejaagd doordat zij haar e-mail van 17 april 2020 door een deskundige op echtheid heeft moeten laten onderzoeken. De kanton-rechter ziet daarom aanleiding deze deskundigenkosten voor rekening van [eiser sub 1] te laten komen.
Proceskosten
3.14.
[eiser sub 1] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter ziet geen aanleiding [eiser sub 1] te veroordelen in de werkelijke proceskosten, omdat de extra kosten, die [gedaagden] door de schending van artikel 21 Rv heeft moeten maken, al in de vorm van toewijzing van de deskundigenkosten zijn gecompenseerd. De kantonrechter zal de proceskosten daarom vaststellen aan de hand van het liquidatietarief. De proceskosten van [gedaagden] worden tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
379,00
(€ 693,00 minus € 314,00 griffierecht beslagkosten)
- salaris gemachtigde
1.305,50
(3,5 punt × € 373,00)
- nakosten
132,00
Totaal
1.941,53
3.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.4. De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het op 14 september 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10048118 CV EXPL 22-3002;
en opnieuw rechtdoende:
4.2.
veroordeelt [eiser sub 1] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van € 12.000,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser sub 1] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van € 895,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [eiser sub 1] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van € 1.270,50 aan deskundigenkosten;
4.5.
veroordeelt [eiser sub 1] in de beslagkosten, vastgesteld op € 1.256,36;
4.6.
veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten, vastgesteld op € 1.941,53, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling. Wordt bij niet-betaling het vonnis daarna betekend, moet [eiser sub 1] ook de kosten van betekening betalen;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad [10] ;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van
mr. Hartman, senior gerechtsjurist, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.

Voetnoten

1.productie 2 bij dagvaarding van [gedaagden]
2.productie 4 bij verzetdagvaarding van [eiser sub 1]
3.nagezonden productie 9 van [gedaagden]
4.productie 3 bij conclusie van antwoord in verzet van [gedaagden]
5.productie 8 conclusie van repliek van [eiser sub 1]
6.zie de uitspraak van de Hoge Raad van 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:144)
7.artikel 288 lid 1 onderdeel b van de Faillissementswet
8.productie 7 bij dagvaarding van [gedaagden]
9.artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
10.Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen in het vonnis uitgevoerd moeten worden ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.