De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet in die bewijslast is geslaagd. De inspecteur heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, niet aannemelijk gemaakt dat van een winstuitdeling ultimo 2014 sprake is.
De inspecteur meent dat sprake is van ‘prijsgegeven’ eind 2014 omdat de BV met de brief van 17 december 2014 op de hoogte is gekomen van het gegeven dat belanghebbende niet meer kan aflossen en dat de BV vervolgens geen actie heeft ondernomen. Dat is de onttrekking.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. Dat uit de brief blijkt dat de BV deels geen aflossing meer verwacht, kan niet automatisch het oordeel dragen dat de BV haar rechten als crediteur (voor dat deel) heeft prijsgegeven op grond van de met de aandeelhouder bestaande vennootschappelijke betrekkingen en er dus sprake is van een onttrekking.
Ten aanzien van de overige argumenten op het punt van de gestelde onttrekking overweegt de rechtbank als volgt. De inspecteur stelt dat de BV blijkens de brief van 17 december 2014, in 2014, op de hoogte is gekomen van de negatieve vermogenspositie van belanghebbende en de BV kortgezegd toen heeft nagelaten te handelen en daarmee haar vordering heeft prijsgegeven
.Naar het oordeel van de rechtbank stuit dit reeds af omdat het niet aannemelijk is gemaakt dat de BV pas in 2014 op de hoogte kwam van de negatieve vermogenspositie van belanghebbende; dit valt niet af te leiden uit de brief.
Ook heeft de inspecteur desgevraagd ter zitting verklaard dat de vermogenspositie van belanghebbende – en dus de verhaalpositie van de BV – gedurende 2014 niet noemenswaardig is gewijzigd, die vermogenspositie was gedurende 2014 (en al daarvoor) aanzienlijk negatief en is dat ook gebleven. Ten aanzien van de verdiencapaciteiten van belanghebbende is geen relevante wijziging gesteld. Ook is niet gesteld dat de rekening-courantschuld van belanghebbende in 2014 is opgelopen.
Dan resteert de omstandigheid dat belanghebbende in 2014 is geëmigreerd naar Spanje en dat de BV kortgezegd volgens de inspecteur ten onrechte heeft ‘stilgezeten’, waar een derde op dat moment zou pogen om zekerheden van belanghebbende te bedingen of haar verhaalsmogelijkheden in Spanje zou hebben onderzocht. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het ‘stilzitten’ van een crediteur, waar een vennootschap in derdenverhouding mogelijkerwijs wel gehandeld zou hebben – waarbij het nog maar de vraag is wat dat op dat moment nog zou opleveren – niet dat daarom de vordering is prijsgegeven op grond van de met de aandeelhouder bestaande vennootschappelijke betrekkingen en dus sprake is van een onttrekking.