Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
het metterdaad bezigen van een onroerende zaak ter bevrediging van de eigen behoefte. [3] Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming van belanghebbende stond ingeschreven in het Handelsregister tót 29 januari 2020. Belanghebbende heeft onweersproken en geloofwaardig verklaard dat hij zich pas vanáf 17 januari 2020 kon inschrijven in het Handelsregister. Dit laatste wordt ondersteund door een afschrift van een e-mail van de zakenpartner van belanghebbende van 14 januari 2021, inhoudende de instructie om zich te gaan inschrijven bij het Handelsregister.
bij het begin van het kalenderjaareen binnen de gemeente Breda gelegen onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, gebruikt (de gebruiksbelasting). De passage ‘bij het begin van het kalenderjaar’ moet in dit geval worden gelezen als ‘op 1 januari 2020’. Omdat de rechtbank hiervoor heeft beslist dat belanghebbende op 1 januari 2020 geen gebruik maakt van het object, was hij voor het jaar 2020 niet belastingplichtig voor de onroerendezaakbelasting als gebruiker. De aanslag is daarom onterecht opgelegd. Daarom zal de rechtbank de aanslag OZB-gebruiker vernietigen.
naar tijdsgelanggeheven op grond van artikel 8 van de Verordening rioolheffing Breda. Omdat belanghebbende pas ná 1 januari belastingplichtig is geworden en zijn belastingplicht vóór 1 februari is geëindigd bedraagt de verschuldigde rioolheffing-gebruiker nihil. Nu belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank in het geheel geen rioolheffing-gebruiker is verschuldigd moet de aanslag worden verminderd naar nihil. Omdat het in stand laten van een nihil-beschikking geen functie heeft en mogelijk tot verwarring kan leiden, zal de rechtbank de aanslag rioolheffing-gebruiker om proceseconomische redenen eveneens vernietigen.