ECLI:NL:RBZWB:2023:6816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10384175 CV EXPL 23-849
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens derving woongenot en verhuiskostenvergoeding toegewezen, immateriële schadevergoeding afgewezen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, hebben huurders schadevergoeding gevorderd van verhuurders wegens gederfd woongenot en verhuiskosten. De huurders, vertegenwoordigd door mr. L.L. Ross, stelden dat verhuurders, vertegenwoordigd door mr. N.A.J. van Heel, tekortgeschoten waren in hun verplichtingen door ernstige gebreken in de huurwoning, waaronder schimmel, lekkages en andere vochtproblemen. Huurders vorderden in totaal € 19.805,00, inclusief immateriële schadevergoeding, die werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de huurders recht hadden op een schadevergoeding van € 10.552,50, bestaande uit € 7.300,00 voor gederfd woongenot en € 3.252,50 voor verhuiskosten. De vordering van verhuurders in reconventie tot betaling van € 3.900,00 aan achterstallige huur werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verhuurders niet adequaat hadden gereageerd op de klachten van huurders en dat de gebreken niet tijdig waren verholpen. De huurders hadden ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten, die door de rechtbank werden toegewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het waarborgen van een veilige en leefbare huurwoning.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10384175 \ CV EXPL 23-849
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [plaats 1] ,
en
2.
[eiser sub 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: huurders,
gemachtigde: mr. L.L. Ross,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [plaats 2] ,
en
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: verhuurders,
gemachtigde: mr. N.A.J. van Heel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte inbrengen producties van 13 juli 2023 met producties 1 tot en met 10 van huurders
- de mondelinge behandeling van 13 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. Huurders huurden met ingang van 15 juli 2019 de woning aan de [adres] te [plaats 3] (hierna: de woning/het gehuurde), welke woning verhuurders op 31 december 2020 van RNC Wonen in eigendom hebben verkregen.
b. Bij brief van 23 februari 2021 hebben huurders klachten geuit over de staat van de woning, te weten:
- aanwezigheid van ernstige schimmels op muren van alle woonlagen (keuken, slaapkamer en zolder),
- ernstige lekkages aan het dak,
- verstoppingen van de riolering, waardoor de tuin veelvuldig onderloopt,
- het niet kunnen openen of sluiten van diverse ramen om te ventileren,
- regenwater loopt langs de muren naar beneden.
Verzocht is om de gebreken binnen veertien dagen op te lossen.
c. Partijen hebben daarna veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd. Verhuurders hebben begin april 2021 aangeboden om herstelwerkzaamheden uit te voeren en dat huurders de woning dan al dan niet tijdelijk dienen te verlaten. Verhuurders hebben vier woningen aangeboden, maar dit heeft wegens meerdere redenen niet geleid tot verhuizing van huurders.
d. Op 27 april 2021 berichten verhuurders aan huurders dat renovatie van het dak op
28 april 2021 wordt begonnen.
e. In juli 2021 worden door verhuurders aangegeven dat de lekkages zijn verholpen. Bij de eerste regenval daarna in augustus was er weer een lekkage in de woning.
f. In september 2021 hebben partijen afspraken gemaakt over de gebreken en de huurbetalingen.
g. Op 7 april 2022 stuurt de gemachtigde van huurders opnieuw een e-mailbericht dat er nog altijd ernstige gebreken aanwezig zijn in de woning.
h. Verhuurders hebben Lekdetectiecentrale te ‘s-Hertogenbosch ingeschakeld die op 11 april 2022 een lekdetectie in de woning heeft uitgevoerd. In dit meetrapport staat onder “Bevindingen en advies” vermeld:
“De gehele woning zit vol met vocht en schimmel. Wanden van de gehele woning isoleren. Bouw droger plaatsen voor het vocht uit de woning te kunnen krijgen. Goed laten ventileren. Dak laten nakijken (Rookproef).”
i. Huurders hebben Strooming te Zwijndrecht ingeschakeld die op 26 april 2022 een binnenmilieu onderzoek in de woning heeft uitgevoerd. In dit rapport staat onder “VIII conclusie uitgevoerd onderzoek” vermeld:
“• Tijdens de visuele inspectie zijn er schimmel en vochtplekken plekken op de muren in de woning waargenomen. De plekken zijn zichtbaar in verschillende ruimtes van de woning (zie foto’s 9 t/m 13).
• Uit de metingen kan geconcludeerd worden dat de koolstofdioxide (C02) slecht is bevonden, de luchtvochtigheid beter kan, en de gemiddelde temperatuur goed is.
• Op het moment van onderzoek zijn er verhoogde vochtconcentraties gemeten in de muren en plafonds van de woning (zie foto’s 5 t/m 8). Op de zolder zit er een gat in het riet (zie foto 8) daardoor lekt het in de woning en gaat het via de muren naar de kasten kamer. Wat betreft de keuken, het dak is volgens de bewoonster gerepareerd. Het riool onder de keuken was een probleem mee, is leeggezogen maar nooit gerepareerd vandaar de vochtige vloer in de keuken en de badkamer
ernaast.
• Er zijn gezien de hoge C02 waarde te weinig ventilatie mogelijkheden in de woning. Boven zijn er geen ventilatieroosters maar alleen ramen die open kunnen. Beneden in de keuken kan het raam niet open vanwege een defect rolluik.
• Uit het microbiologisch onderzoek blijkt dat er een verhoogde/hoge schimmelconcentratie in de woning aanwezig is (zie tabel). In de slaapkamers boven en in de keuken is zichtbaar schimmel te zien.”
j. In de brief van 26 april 2022 schrijft de gemeente Tilburg aan verhuurders, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…) Er is geconstateerd dat u, ondanks aanpassingen aan het pand, nog steeds handelt in strijd met de van toepassing zijnde wet en regelgeving.
Constateringen
Wij hebben het volgende geconstateerd:
Waarschuwing
U moet voor de hiervoor genoemde overtreding uiterlijk10 mei 2022een plan van aanpak hebben overlegd. Het plan van aanpak kunt u naar het onderstaand emailadres sturen. In het plan van aanpak moet duidelijk vermeld staan hoe en wanneer u de geconstateerde overtreding gaat oplossen. De termijn om de overtreding op te lossen moet voor ons passend zijn bij de overtreding en het gebruik van het pand.(…)”
k. Op 15 september 2022 heeft de Urgentiecommisie de door huurders ingediende urgentieaanvraag toegewezen. In dit bericht schrijft de Urgentiecommissie, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…) Het is belangrijk dat uw woonsituatie verbeterd. U krijgt urgentie op basis van hardheid. Dat betekent dat we bij hoge uitzondering urgentie toekennen. Ook al voldoet u niet aan de formele urgentiecriteria. Uw situatie is zodanig schrijnend dat een woning een noodzakelijke oplossing is.(…)”
l. Huurders hebben de huurovereenkomst per 1 november 2022 opgezegd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Huurders vorderen - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
hoofdelijke veroordeling van verhuurders tot betaling van € 19.805,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 2021, buitengerechtelijke kosten, proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente hierover en nakosten.
3.2.
Huurders leggen aan hun vordering ten grondslag dat aan de zijde van verhuurders sprake is van een wanprestatie ex artikel 6:74 BW. Zij hebben als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van verhuurders, door gebreken aan de woning niet tijdig en adequaat te kunnen oplossen, schade geleden. Er is sprake van gederfd woongenot.
Huurders werden ziek en kregen gezondheidsklachten. Er was overal schimmelvorming en vochtophoping in de woning alsmede stankoverlast. Er is waterschade aan kasten, bedden en kleding ontstaan. Deze schade willen huurders thans vergoed krijgen. Hoewel er op 2 november 2021 concrete afspraken zijn gemaakt over herstelwerkzaamheden, is de lekkage pas in september 2022 verholpen. In de tussenliggende periode is er geen adequate oplossing gekomen. Herstel van de gebreken is steeds niet afdoende geweest. Ondanks meerdere verzoeken daartoe hebben huurders pas in september 2022 een plan van aanpak - waarin staat omschreven welke herstelwerkzaamheden zouden worden uitgevoerd - ontvangen. Huurders hadden geen andere keuze dan te verhuizen. Huurders begroten hun schade als volgt: vergoeding derving woongenot € 7.300,00, verhuiskostenvergoeding
€ 6.505,00 en immateriële vergoeding € 6.000,00.
3.3.
Verhuurders voeren verweer. Verhuurders concluderen tot niet-ontvankelijkheid van huurders, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van huurders, met veroordeling van huurders in de kosten van deze procedure en nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
Verhuurders voeren aan dat zij op alle klachten van huurders steeds adequaat hebben gereageerd, waarbij door hen (en door ingeschakelde derden) binnen korte termijn is gepoogd om het gebrek te detecteren. Na detectie heeft reparatie steeds onmiddellijk plaatsgevonden. Verhuurders hebben aan huurders alternatieve woonruimte aangeboden, maar huurders hebben geen van de woningen willen accepteren. Huurders hebben eenzijdig de huurprijs verlaagd, terwijl een vordering tot huurprijsvermindering als bedoeld in artikel 7:207 BW door huurders niet is ingediend. Huurders moesten de woning beter ventileren en bouwdrogers aanzetten, maar lieten dit na. Verhuurders betwisten primair dat sprake is van verzuim, nu geen sprake is van het uitblijven van nakoming. Dat de door verhuurders en derden verrichte werkzaamheden uiteindelijk, hetgeen pas bleek nadat het opnieuw geregend had, niet steeds toereikend bleken te zijn voor het verhelpen van het gebrek en/of dat zich telkens een nieuw gebrek manifesteerde, laat onverlet dat door verhuurders telkens gehoor zijn gegeven aan de sommaties. Nu verhuurders niet in verzuim zijn komen te verkeren, dienen de vorderingen van huurders te worden afgewezen. Subsidiair betwisten verhuurders dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Gedurende de huurperiode hebben zich verschillende gebreken gemanifesteerd waarop door verhuurders telkens afzonderlijk op adequate wijze is gereageerd. Voor zover wel sprake is van een tekortkoming, kunnen verhuurders niet aansprakelijk zijn voor de schade nu de gebreken (en de tekortkoming) niet aan verhuurders zijn toe te rekenen. Het is niet hun schuld dat zich diverse gebreken in de woning hebben gemanifesteerd. Tot slot voeren verhuurders aan dat de schade onvoldoende is onderbouwd, aldus verhuurders.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
Verhuurders vorderen - samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van huurders tot betaling van € 3.900,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.7.
Verhuurders stellen dat huurders een bedrag van € 3.900,00 aan achterstallig huur wegens het onterecht toepassen van huurkorting nog dienen te voldoen.
3.8.
Huurders voeren verweer. Huurders concluderen primair tot niet-ontvankelijkheid van verhuurders, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van verhuurders, met voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van verhuurders in de kosten van deze procedure vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. Subsidiair vorderen huurders om de proceskosten te matigen alsmede om de kosten te compenseren.
3.9.
Huurders betwisten dat zij een bedrag van € 3.900,00 verschuldigd zijn. Afgesproken is dat huurders dat mochten verrekenen met het nadeel van de gebreken.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De kantonrechter zal de vorderingen in conventie en in reconventie vanwege hun
samenhang gezamenlijk behandelen.
Schadevergoeding derving woongenot / huurachterstand
4.2.
Voor derving van het woongenot (vermogensschade) vanwege zeer ernstige gebreken willen huurders deze gelijk stellen aan 75% van de huursom over de periode september 2021 tot en met september 2022. Zonder vermindering van huurgenot zouden huurders een bedrag van 13 maanden x € 1.200,00 = € 15.600,00 aan huur verschuldigd zijn. Vast staat dat partijen hebben afgesproken dat voor het plaatsen en laten draaien van de bouwdroger een vermindering van € 100,00 op de huurprijs zou worden toegepast voor de periode van 5 maanden. Dat betekent dat huurders stellen € 3.400,00 verschuldigd te zijn (25% van € 15.600,00 minus € 500,00) over de periode september 2021 tot en met september 2022. Zij hebben over die periode een bedrag van € 11.200,00 aan huursommen betaald, zodat zij feitelijk nog recht hebben op terugbetaling van € 7.300,00, hetgeen zij vorderen in deze procedure. Huurders betwisten dat zij niet hebben willen ingaan op alternatief aangeboden woonruimte en dat zij daarin eigen schuld hebben. In april 2021 hebben verhuurders huurders aangeboden om een andere woning te betrekken. Een van de woningen, in Goirle gelegen, was erg oud, had lekkage en was te duur. Bij een andere woning werd niet opengedaan. De derde woning was slecht geïsoleerd en de vierde woning is wel door huurders geaccepteerd maar is aan een ander verhuurd. Daarnaast was de woning in Goirle veel te ver, in verband met de school van de kinderen en nu zij geen auto hebben. Huurders hebben geprobeerd waar nodig goed te ventileren en de bouwdrogers aangezet, aldus huurders.
4.3.
Verhuurders voeren als verweer aan dat onvoldoende duidelijk is of, wanneer en in welke omvang huurders voor vergoeding in aanmerking komend woongenot hebben gederfd. Gemis van woongenot kan veel ergernis met zich teweegbrengen, maar die ergernis is geen vermogensschade. Daarnaast wordt de schade op geen enkele wijze aangetoond en onderbouwd en evenmin dat sprake is van causaal verband. Voor zover wel sprake is van gederfd woongenot, dan doen verhuurders een beroep op eigen schuld van huurders. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om te verhuizen, maar hebben daarvan geen gebruik van gemaakt. Daarnaast hebben huurders zelf schade laten ontstaan door niet voldoende te ventileren en door het niet aanzetten van de bouwdrogers. Huurders hebben een huurachterstand, door verhuurders coulance vastgesteld op € 3.900,00 die zij thans in reconventie van huurders vorderen, aldus verhuurders.
4.4.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Huurders vorderen schadevergoeding wegens gederfd woongenot als gevolg van gemis aan comfort in het gehuurde. Dat sprake is geweest van lekkage, vochtdoorslag en schimmels is door verhuurders niet betwist. Huurders vorderen schadevergoeding wegens gederfd woongenot en stellen daartoe dat de woning in elk geval van 1 september 2021 tot en met september 2022 ernstige gebreken vertoonde. De kantonrechter zal de door huurders gestelde gebreken als één gebrek kwalificeren, te weten lekkage, vochtdoorslag en schimmel. Hoewel gebleken is dat verhuurders van goede wil zijn geweest en steeds getracht hebben om de gebreken aan het gehuurde te verhelpen, is gebleken dat deze niet tijdig en adequaat genoeg door verhuurders zijn opgelost. Hieruit volgt dat er wel sprake is van verzuim ingevolge artikel 6:81 en 6:82 BW. Dit blijkt ook uit de rapporten van Lekdetectiecentrale en Strooming. Uit deze rapporten blijkt dat sprake is van vocht en schimmel in de gehele woning. Voorts blijkt uit de brief van de gemeente Tilburg dat de gebreken in april 2022 nog niet waren opgelost en dat de woning niet voldeed aan het bouwbesluit waarbij verhuurders zelfs en waarschuwing kregen. Ook blijkt uit de door huurders overgelegde video’s dat sprake is geweest van een onhoudbare situatie, waarbij water naar binnen stroomt en een paddenstoeltje in de plint groeit. Uit de overgelegde rapportages, stukken en de video’s blijkt dat sprake is geweest van zeer ernstige gebreken in de woning. In hoeverre onvoldoende ventileren en het niet aanzetten van bouwdrogers hebben bijgedragen aan de gebreken (lekkage en vochtdoorslag) is door verhuurders niet aangetoond. Bovendien blijkt uit het rapport van Strooming dat er te weinig ventilatie mogelijkheden in de woning aanwezig waren. De kantonrechter is van oordeel dat gebleken is dat verhuurder tekort zijn geschoten in het verschaffen van rustig huurgenot en dat huurders voldoende hebben aangetoond dat de lekkage, vochtdoorslag en schimmel schade tot gevolg hebben gehad in de vorm van verminderd woongenot. De kantonrechter zal deze schade als vermogensschade opvatten en de omvang daarvan schatten (zie ECLI:NL:HR:2011:BP1410).
De kantonrechter acht het door huurders niet accepteren van alternatieve woonruimte die door verhuurders werden aangeboden onvoldoende om op grond van artikel 6:101 BW eigen schuld van huurders aan te nemen. Immers, huurders hebben op de aangeboden woningen gemotiveerd aangevoerd waarom de woning die zij wel hebben bezichtigd voor hen niet geschikt was, waarbij financiën, de afstand tot de school van de kinderen en staat van de aangeboden woningen een rol speelde, waarbij ook meespeelde dat huurders geen vertrouwen hadden in een andere door verhuurders aangeboden woning. De kantonrechter volgt de berekening van de huurders en zal de schade als gevolg van verminderd woongenot in redelijkheid schatten op 75% van de huurprijs. Dat betekent dat het in conventie gevorderde bedrag van € 7.300,00 toewijsbaar is. Dat brengt mee dat de vordering van verhuurders in reconventie tot betaling van een huurachterstand van € 3.900,00 moet worden afgewezen.
Verhuiskostenvergoeding
4.5.
Voor vergoeding van de verhuiskostenvergoeding wensen huurders zich aan te sluiten bij de wettelijke vergoeding die daarvoor staat, zijnde een bedrag van € 6.505,00.
Verhuurders voeren aan dat geen sprake is geweest van de noodzaak te moeten verhuizen vanwege de sloop of renovatie van de woning (artikel 7:220 lid 5 BW). Daarnaast hebben huurders de huurovereenkomst zelf opgezegd. Hierdoor kunnen zij geen aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding, aldus verhuurders.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat huurders wegens de zeer ernstige gebreken in de woning genoodzaakt voelden om te verhuizen. Zij hebben zelfs wegens de zeer ernstige omstandigheden een woning via urgentie toegekend gekregen.
De kantonrechter acht het aannemelijk dat huurders schade hebben geleden doordat zij zich in de door hen met ingang 1 november 2022 gehuurde andere woning weer hebben moeten inrichten. Hierbij kan met name gedacht worden aan kosten van stoffering van de woning, zoals kosten van laminaat, vloerbedekking. Indien huurders een door verhuurders aangeboden woning hadden betrokken, hadden zij deze kosten ook moeten maken. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om tot op zekere hoogte aansluiting te zoeken bij de verhuiskostenvergoedingen (waaronder mede te begrijpen valt de vergoeding voor kosten van herinrichting) die plegen te worden toegekend bij gedwongen verhuizingen als gevolg van sloop of ingrijpende renovatie van woningen. Dit alles in aanmerking nemend zal de kantonrechter ter zake deze vordering op de voet van artikel 6:97 BW schattenderwijs een vergoeding van 50% van de verhuiskostenvergoeding, zijnde een bedrag van € 3.252,50 toekennen.
Immateriële schadevergoeding
4.7.
Huurders stellen dat zij ruim een jaar lang in zeer slechte omstandigheden hebben moeten leven. Hierdoor hebben huurders en hun gezin gezondheidsschade geleden en veel stress ervaren. Daarom hebben zij recht op een immateriële vergoeding. Voor de hoogte van deze vergoeding sluiten zij zich aan bij de letselschadegids, aldus huurders.
4.8.
Verhuurders betwisten dat sprake is van een ‘aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106 BW. Voorts is onvoldoende onderbouwd dat huurders met lichamelijke problemen wegens gebreken aan de woning te kampen hebben gehad, aldus verhuurders.
4.9.
De door huurders gevorderde immateriële schadevergoeding wijst de kantonrechter af. Dat sprake is van gezondheidsschade als gevolg van de ondervonden vocht- en schimmelproblematiek hebben huurders onvoldoende onderbouwd. Dit blijkt evenmin uit de door huurders overgelegde huisartsinformatie. De enkele stelling van huurders dat zij door de situatie veel stress hebben ervaren is voor het toewijzen van immateriële schadevergoeding niet voldoende.
Conclusie
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in conventie een bedrag van € 10.552,50 (€ 7.300,00 + € 3.252,50) wordt toegewezen. De kantonrechter zal de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2022 toewijzen (de dag waarop de woning is verlaten). De vordering in reconventie wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Huurders vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig het Besluit buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat de vordering in conventie niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) valt. De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Huurders hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden ter voldoening buiten rechte zijn verricht. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking voor zover zij voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub c BW, te weten dat voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. Op basis van het toegewezen bedrag aan hoofdsom is een bedrag van
€ 1.065,44 aan buitengerechtelijke kosten redelijk te achten, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Proceskosten in conventie
4.12.
Verhuurders worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van huurders worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 130,57
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 792,00 (2 punten x tarief € 396,00)
- nakosten
€ 132,00(0,5 punt met een maximum van € 132,00)
Totaal € 1.140,57‬
De wettelijke rente over de proceskosten zoals is gevorderd, zal worden toegewezen.
Proceskosten in reconventie
4.13.
Verhuurders dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de samenhang met de conventie worden deze kosten vastgesteld op de helft van het salaris in conventie, zijnde een bedrag van € 396,00 aan salaris gemachtigde.
Hoofdelijke veroordeling
4.14.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt verhuurders hoofdelijk tot betaling aan huurders van een schadevergoeding van € 10.552,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt verhuurders hoofdelijk tot betaling aan huurders van € 1.065,44 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt verhuurders hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van huurders tot dit vonnis vastgesteld op € 1.140,57. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten verhuurders ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
veroordeelt dat verhuurders hoofdelijk tot betaling van wettelijke rente verschuldigd zijn als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten van € 1.008,57 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van verhuurders af,
5.8.
veroordeelt verhuurders hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van huurders tot dit vonnis vastgesteld op € 396,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op
13 september 2023.