ECLI:NL:RBZWB:2023:694

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
395515_T01022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van koopovereenkomst wegens non-conformiteit van houten vloer in horecagelegenheid

In deze civiele zaak vordert de eiser, eigenaar van een café, schadevergoeding van de gedaagden, die een houten vloer hebben geleverd en gelegd. De eiser stelt dat de vloer niet voldoet aan de overeenkomst, omdat deze in natte toestand een te lage slipweerstand heeft, wat gevaarlijke situaties in zijn café oplevert. De eiser heeft de gedaagden in gebreke gesteld, maar zij hebben geen adequate oplossing geboden. De rechtbank heeft de gedaagde partijen in de gelegenheid gesteld om hun verweer te voeren, waarbij zij betwisten dat de vloer gebrekkig is en dat de eiser hen voldoende gelegenheid heeft gegeven om het probleem op te lossen. De rechtbank heeft de eiser opgedragen bewijs te leveren dat de vloer in de geschetste situaties een reëel risico op uitglijden met zich meebrengt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling van de vorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/395515 / HA ZA 22-125
Vonnis van 1 februari 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R. Wouters te Middelburg,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde in conventie sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde in conventie sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.A. Platteeuw te Middelburg.
Eiser zal hierna [eiser in conventie] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna [gedaagden in conventie] en, ieder voor zich, [gedaagde in conventie sub 1] , [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
  • de beslissing van de rolrechter dat aan [eiser in conventie] akte niet dienen is verleend in verband met de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het tussenvonnis van 6 juli 2022;
  • de akte overlegging producties in conventie van [eiser in conventie] ;
  • de akte overlegging productie in conventie van [gedaagden in conventie]
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Beide partijen hebben ter gelegenheid daarvan spreekaantekeningen overgelegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie] exploiteert een café genaamd ‘ [café naam] ’ in een pand aan de [adres 1] in Middelburg (hierna: het café). [gedaagde in conventie sub 1] V.O.F. exploiteert een winkel in parket-, laminaat- en kurkvloeren. [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3] zijn de vennoten van deze vennootschap onder firma.
2.2.
Op 14 december 2020 heeft [gedaagde in conventie sub 1] een prijsopgave aan [eiser in conventie] gestuurd die ziet op het leveren en plaatsen van een houten Merbau vloer en het verrichten van bijbehorende werkzaamheden voor een bedrag van € 7.848,35 incl. BTW. Verder is in deze prijsopgave opgenomen:
“(…) De CBW-erkend voorwaarden voor Woonwinkels maken deel uit van de koopovereenkomst. Opdrachtgever verklaart door middel van ondertekening of akkoord per e-mail, de tekst van deze voorwaarden te hebben ontvangen. (…)”
2.3.
Op 31 december 2021 heeft [gedaagde in conventie sub 1] een bedrag van € 7.848,35 aan [eiser in conventie] gefactureerd.
2.4.
Op 16 januari 2021 heeft [gedaagde in conventie sub 1] een nieuwe prijsopgave aan [eiser in conventie] gestuurd. Deze prijsopgave ziet op het leveren en plaatsen van een houten Tajibo vloer en het verrichten van bijbehorende werkzaamheden voor een bedrag van € 8.200,00 incl. BTW. Ook in deze prijsopgave is de hiervoor geciteerde tekst opgenomen.
2.5.
[eiser in conventie] heeft beide prijsopgaven en een afschrift van de CBW-erkend voorwaarden voor Winkels (hierna: de algemene voorwaarden) ontvangen. In deze algemene voorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 5 · Overeenkomst (voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte of op afstand: zie artikel 18)
Schadevergoeding bij zakelijke afnemers
11.De ondernemer hoeft nooit andere schadevergoeding te betalen aan een zakelijke afnemer dan in deze voorwaarden uitdrukkelijk is geregeld. Hij hoeft andere directe of indirecte schade, waaronder begrepen schade van derden, winstderving en dergelijke, niet te vergoeden.
(…)
Artikel 16 · Aansprakelijkheid
De ondernemer is niet aansprakelijk voor schade door oorzaken die hij niet kende of zou moeten kennen, behalve als hij aansprakelijk is volgens de wet of als anders tussen partijen is afgesproken. Die oorzaken kunnen bijv. zijn:
  • het ontstaan van krimpnaden en/of haarscheurtjes als gevolg van het geleidelijk verlies aan bouwvocht na nieuwbouw of verbouw;
  • het ontstaan van verkleuringen, krimpnaden en/of haarscheurtjes door de directe inwerking van warmtebronnen zoals zon, CV-leidingen en haarden;
  • een te hoog of te laag luchtvochtigheidspercentage in de betreffende ruimte en omliggende ruimten of een extreme verandering daarin;
  • een onjuiste samenstelling van de tussen- en/of ondervloer, indien en voor zover deze niet door de ondernemer is aangebracht of een onvoldoende vlakke ondervloer, als deze niet door de ondernemer is aangebracht. De ondernemer meldt voor de start van het werk het onvoldoende vlak zijn aan de afnemer;
  • het niet-blijvend droog zijn van de vloer, mits de ondernemer vooraf de vochtigheidsgraad van de vloeren heeft gemeten en het resultaat daarvan voldoende was.
(…)”
2.6.
[eiser in conventie] heeft aan [gedaagde in conventie sub 1] opdracht gegeven de houten Tajibo vloer te leggen en de bijbehorende werkzaamheden uit te voeren.
2.7.
Nadat de vloer gelegd was, heeft [eiser in conventie] bij [gedaagde in conventie sub 1] geklaagd over krassen. Daarop heeft [gedaagde in conventie sub 1] de vloer behandeld met een dunne laag onderhoudsolie. Na deze behandeling ontstond een witte waas op het vloeroppervlak. Vervolgens heeft [gedaagde in conventie sub 1] de vloer behandeld met olie van het type Monocoat 2C Pure.
2.8.
Op 9 augustus 2021 om 08:22:46 heeft [eiser in conventie] via Whatsapp het volgende gemeld aan [gedaagde in conventie sub 2] van [gedaagde in conventie sub 1] :
“(…) Goedemorgen [gedaagde in conventie sub 2] Heb jij al een oplossing voor de vloer? Hij is spiegelglad als het nat is en de mensen glijden uit! (…)”
2.9.
Op 1 september 2021 heeft [gedaagde in conventie sub 2] van [gedaagde in conventie sub 1] per e-mail onder meer het volgende laten weten aan [eiser in conventie] :
“(…) Ondanks dat de vloer in de technische zin voldoet aan de eisen die normalerwijs gesteld worden, heb ik wel een advies opgevraagd wat eventueel de vloer stroever zou kunnen maken. In overleg met de fabrikant is er nog één optie mogelijk en dat is de vloer licht aanschuren dat de olie laag dunner wordt zodat het water er in kan dringen en niet zoals het hoort op de afwerklaag blijft liggen. Dat zal de vloer stroever maken, maar met één nadeel hiervoor wordt de vloer wel gevoelig voor vlekken. De verwachting is wel wanneer er veel verkeer over de vloer heen gaat lopen dat met de tijd door invloeden die op het hout komen er een wat meer egaal beeld in zal ontstaan. En dan zou u de vloer met uw eigen lijnzaad olie onderhouden kunnen worden.
Wij willen u hier ook in helpen door het arbeid en het benodigde materiaal aan u kostenloos beschikbaar te stellen. Hierbij kunnen wij niet meer garant staan voor een goede bescherm laag maar het vermoeden is wel dat hierbij de ‘aqua planning’ zal worden opgelost (…)”
2.10.
Op 13 september 2021 heeft [eiser in conventie] raadsman een brief gestuurd aan ‘ [gedaagde in conventie sub 1] ’ onder vermelding van het [adres 2] te Middelburg. In deze brief stelt [eiser in conventie] ‘ [gedaagde in conventie sub 1] ’ aansprakelijk voor alle schade die hij lijdt en nog zal lijden omdat de vloer, zeker als deze nat wordt, een te lage slipweerstand heeft. De raadsman van [eiser in conventie] schrijft ook:
“(…) Middels deze brief wordt u een laatste mogelijkheid geboden om tot herstel over te gaan van de vloer, waarbij het gebrek wordt weggenomen en dus voor een hogere slipweerstand wordt gezorgd (als de vloer nat is). Cliënt sommeert u dit binnen veertien dagen na heden te doen, bij gebreke waarvan u in verzuim raakt. (…)”
2.11.
Op verzoek van [eiser in conventie] heeft [ingenieur 1] van TCKI (hierna: TCKI) de vloer geïnspecteerd op 22 september 2021. Op 23 september 2021 heeft TCKI haar rapport uitgebracht. TCKI rapporteert onder meer (p. 3, 6 en 7):
“(…) De bepaling van de antislipeigenschappen van het vloeroppervlak heeft plaatsgevonden door middel van de bepaling van de dynamische wrijvingscoëfficiënt in natte en/of droge toestand conform NEN 7909. Bij de beproeving van de vloer in natte toestand wordt de vloer overspoeld met water waaraan een oppervlaktespanningverlagend middel (natrium lauryl sulfaat) is toegevoegd. De vloer is beproefd in de toestand zoals deze is aangetroffen.
(…)
Er wordt voor de vloer een richtingsafhankelijkheid verondersteld, omdat het langwerpige houten planken betreft. Er is in de lengterichting van de planken gemeten wat tevens de looprichting is. De metingen zijn uitgevoerd op de aangetroffen situatie, er heeft geen specifieke reinigingsprocedure plaatsgevonden. Het betreft hier een vloer in een (feest)café waar, als gevolg van werkzaamheden van het personeel en het gebruik van de ruimte door gasten, de vloer nat wordt. Van deze vloer wordt aangenomen dat deze een natte toepassing heeft.
(…)
De gemeten waarden van de posities 1 t/m 6 voldoen niet aan de grenswaarde van µ ≥ 0.40 zoals gesteld in de NEN 7909. De vloer kan op deze posities als niet voldoende stroef worden beschouwd.
Positie 7 is gemeten in droge toestand; zoals eerder vermeld kan er aan deze meting geen conclusie worden verbonden. (…)”
2.12.
Op 28 september 2021 heeft [eiser in conventie] raadsman wederom een brief gestuurd aan ‘ [gedaagde in conventie sub 1] ’. In deze brief ontbindt [eiser in conventie] de overeenkomst met [gedaagde in conventie sub 1] .
2.13.
Op 13 oktober 2021 heeft [eiser in conventie] de vloer licht laten opschuren en vervolgens is antisliptape aangebracht.
2.14.
Op verzoek van [gedaagde in conventie sub 1] heeft [ingenieur 2] (hierna: [ingenieur 2] ) de vloer geïnspecteerd op 22 oktober 2021. Op 26 oktober 2021 heeft [ingenieur 2] zijn rapport uitgebracht. [ingenieur 2] rapporteert onder meer (p. 5, 6, 7, 8):
“(…)
Verder wordt in het bevindingen rapport uitgegaan van een natte ruimte. Ondergetekende is het daar ook zeker niet mee eens. Hout is een natuurproduct dat onder invloed van vochtinwerking uitzet of krimpt. Daarom worden parketvloeren ook nooit en te nimmer geadviseerd in natte ruimten, zoals bijv. badkamers of toiletgebouwen, etc. Op onderhavig project is sprake van een droge toepassing, een situatie waar alleen in geval van reinigingsactiviteiten of bij calamiteiten sprake is van een contaminatie met een vloeistof. Het morsen van bier en/of andere dranken kan gezien worden als een calamiteit situatie.
In het rapport werden de testen uitgevoerd in de toestand zoals deze werd aangetroffen. Bekend is dat de gladheid van een oppervlak ook afhankelijk is van diverse parameters, zoals bijv. aanwezigheid van vervuiling en type vervuiling, snelheid van beproeving, slijtagegraad oppervlak / ouderdom vloer etc. Daarom kan men zich afvragen of de gemeten waarden ook representatief zijn voor de gehele ruimte en afwerking van de vloerdelen.
(…)
Op onderhavig project werd de afweking Rubio Monocoat 2C Pure getest volgens de DIN norm DIN 51130 en voldoet deze vloerolie aan classificatie R10, wat een betrekkelijk veilige indeling betreft.
(…)
In droge toestand werd slechts 1 positie gemeten waarbij een waarde van µ = 0,44 werd bepaald. Dit zou zelf een R11 waarde beteken. Volgens de norm NEN 7909 dient men echter op minimaal drie posities te meten en dat werd in droge toestand niet uitgevoerd.
(…)
Conclusie:
De vloer die ondertekende heeft kunnen beoordelen voldoet zeker aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Dit type vloeren, parketvloeren en/of andere houten vloeren worden veelvuldig in Cafés en andere horecagelegenheden met groot succes toegepast.
Deze toepassingsgebieden dient men in de te delen als zijnde een droge ruimte en derhalve moeten eventuele antislip testen op locatie volgens zelfs NEN 7909 ook uitgevoerd worden conform de test in droge toestand.
Verder dient men zich ook qua bepalingsmethode en uitvoering van de metingen te conformeren / houden aan de eerder genoemde norm.
Ik ben van mening dat het uitgevoerde onderzoek niet correct werd uitgevoerd en dat men appels met peren aan het vergelijken is. (…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie] vordert – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden in conventie] hoofdelijk veroordeelt een bedrag van € 113.350,30 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 111.460,69 vanaf, primair, 28 september 2021 en [gedaagden in conventie] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Samengevat legt [eiser in conventie] het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [gedaagden in conventie] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser in conventie] , omdat [gedaagden in conventie] een vloer heeft geleverd die niet aan de overeenkomst beantwoordt. In natte toestand heeft de vloer een veel te lage slipweerstand voor het beoogde gebruik, namelijk het gebruik van de vloer in een (feest)café. Ondanks ingebrekestelling is [gedaagden in conventie] niet overgegaan tot herstel van de vloer en daarom mocht [eiser in conventie] de overeenkomst ontbinden. [gedaagden in conventie] is gehouden de door [eiser in conventie] geleden en nog te lijden schade te vergoeden. De schade in verband met het moeten laten vervangen van de vloer en het laten leggen van een nieuwe waterdichte vloer is door [naam] van [bouwkundig adviesbureau] (hierna: [bouwkundig adviesbureau] ) begroot op € 32.352,69 excl. BTW. De door [eiser in conventie] gemaakte onderzoekskosten bedragen in totaal € 3.139,00 (€ 1.040,00 voor het onderzoek door TCKI en € 2.099,00 voor het onderzoek door [bouwkundig adviesbureau] ). Van augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 heeft [eiser in conventie] de binnenruimte van het café niet kunnen gebruiken. Als gevolg daarvan is [eiser in conventie] een omzet van € 17.500,00 misgelopen. Verder zullen de herstelwerkzaamheden aan de vloer vier weken in beslag nemen. De omzetderving die daar het gevolg van zal zijn, kan worden vastgesteld op € 58.468,00. Tot slot stelt [eiser in conventie] dat hij recht heeft op vergoeding van buitengerechtelijke kosten in verband met de vele correspondentie die vooraf gegaan is aan het uitbrengen van de dagvaarding. In dat kader vordert [eiser in conventie] een bedrag van € 1.889,61.
3.3.
[gedaagden in conventie] concludeert dat de vorderingen van [eiser in conventie] moeten worden afgewezen, althans dat [eiser in conventie] niet ontvankelijk moet worden verklaard, met veroordeling van [eiser in conventie] in de proceskosten en de rente over de proceskosten als deze niet tijdig worden voldaan. [gedaagden in conventie] verzoekt de rechtbank het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [gedaagden in conventie] betwist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming, althans van een tekortkoming die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. De vloer is niet gebrekkig. Ook de door [eiser in conventie] gevorderde schade wordt door [gedaagden in conventie] betwist. Volgens [gedaagden in conventie] is het niet noodzakelijk de vloer volledig te vervangen. Als de vloer al vervangen zou moeten worden, dan kan de schadebegroting van [bouwkundig adviesbureau] niet worden gevolgd. Ook de gevorderde expertisekosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. [gedaagden in conventie] betwist dat het café dicht is geweest in september en oktober 2021. De gevorderde misgelopen omzet moet in ieder geval worden afgewezen. Hooguit kan worden aangeknoopt bij misgelopen nettowinst. [eiser in conventie] heeft [gedaagden in conventie] niet de gelegenheid geboden het door [eiser in conventie] gestelde gebrek binnen een redelijke termijn weg te nemen. Daarom is sprake van schuldeisersverzuim. Omdat [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3] niet afzonderlijk in gebreke zijn gesteld, zijn zij niet in verzuim geraakt. Bovendien heeft [eiser in conventie] ten opzichte van [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3] de klachtplicht van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geschonden. Ook staan de artikelen 16 en 5.11 van de algemene voorwaarden in de weg aan toewijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] . Tot slot heeft [eiser in conventie] de op hem rustende schadebeperkingsplicht geschonden door de vloer in de periode na de ontbinding niet te laten opknappen.
in reconventie
3.4.
[eisers in reconventie] vordert – samengevat – veroordeling van [verweerder in reconventie] tot betaling van € 391,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 mei 2022 en veroordeling van [verweerder in reconventie] in de proceskosten met wettelijke rente.
3.5.
Samengevat legt [eisers in reconventie] het volgende aan deze vorderingen ten grondslag. [verweerder in reconventie] heeft uiteindelijk gekozen voor een Tajibo vloer. De prijsopgave van de Tajibo vloer lag € 351,65 hoger dan die van de Merbau vloer. Partijen hebben afgesproken dat [verweerder in reconventie] de factuur voor de Merbau vloer samen met het verschil in verband met de Tajibo vloer zou betalen. Het verschil heeft [verweerder in reconventie] tot op heden nog niet betaald, terwijl wel om betaling gevraagd is. Verder heeft [eisers in reconventie] recht op vergoeding van de wettelijke handelsrente en de invorderingskosten van € 40,00.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In deze procedure staat de vraag centraal of [gedaagden in conventie] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [gedaagden in conventie] en [eiser in conventie] gesloten overeenkomst en, zo ja, of [eiser in conventie] de overeenkomst heeft mogen ontbinden. De rechtbank gaat eerst in op een aantal door [gedaagden in conventie] opgeworpen verweren. Als deze verweren slagen dan staan zij namelijk (deels) in de weg aan toewijzing van [eiser in conventie] ’s vorderingen.
Geen ingebrekestelling / schending klachtplicht t.a.v. [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3]
4.2.
Gedaagden [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3] hebben aangevoerd dat zij niet in gebreke zijn gesteld en dat zij daarom niet in verzuim zijn geraakt. Ook hebben zij een beroep gedaan op schending van de klachtplicht van artikel 6:89 BW. Beide verweren worden verworpen.
4.3.
Verklaringen ‘jegens de vof’ zijn verklaringen gericht tot de gezamenlijke vennoten. Een verklaring jegens de vof die de vof bereikt – doordat die verklaring wordt ontvangen hetzij op het kantoor van de vennootschap, hetzij door een van de vertegenwoordigingsbevoegde vennoten –, wordt in verband daarmee geacht ieder van de vennoten te hebben bereikt (art. 3:37 lid 3 BW). Uitgangspunt moet daarom zijn dat die verklaring jegens ieder van hen werking heeft. Vgl. Hoge Raad 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1315.
4.4.
[eiser in conventie] brief van 13 september 2021 is gericht aan ‘ [gedaagde in conventie sub 1] ’ en is geadresseerd aan het adres waarop [gedaagde in conventie sub 1] V.O.F gevestigd is (zie r.o. 2.8 en 2.10). De ontvangst van deze brief is niet betwist. De inhoud van deze brief heeft dan ook te gelden als een ‘verklaring jegens de vof’. In deze brief heef [eiser in conventie] geklaagd over het door hem gestelde gebrek en er is bovendien een ingebrekestelling in opgenomen. Dit leidt tot de conclusie dat gedaagden [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 3] in gebreke zijn gesteld en dat ook zij tijdig [eiser in conventie] ’s klacht hebben ontvangen.
Algemene voorwaarden
4.5.
Verder heeft [gedaagden in conventie] aangevoerd dat de artikelen 16 en 5.11 van de algemene voorwaarden aan toewijzing van [eiser in conventie] vorderingen in de weg staan.
4.6.
Of de algemene voorwaarden tussen partijen overeengekomen zijn, hetgeen tussen partijen in geschil is, kan in het midden blijven. [gedaagden in conventie] wordt namelijk niet gevolgd in haar stelling dat de artikelen 5.11 en 16 van de algemene voorwaarden tot afwijzing van [eiser in conventie] vorderingen moeten leiden. Bij de uitleg van deze artikelen gaat het niet alleen om de taalkundige bewoordingen van de tekst van de overeenkomst, maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [gedaagden in conventie] heeft haar beroep op deze artikelen echter niet onderbouwd met feiten of omstandigheden die tot een van de bewoordingen afwijkende uitleg van de artikelen zouden moeten leiden. De bewoordingen van de artikelen 5.11 en 16 vormen dan ook het uitgangspunt.
4.7.
Uit de bewoordingen van artikel 16 volgt (onder meer) dat de ondernemer aansprakelijk kan zijn voor oorzaken die hij niet kende of zou moeten kennen als dit uit de wet of uit partijafspraken volgt. Aansprakelijkheid op basis van de wet is in dit artikel dan ook niet in algemene zin uitgesloten. Ook wordt in artikel 16 niet gerept over (een beperking van) de schadevergoeding die de ondernemer verschuldigd is als aansprakelijkheid kan worden aangenomen.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden in conventie] toegelicht dat artikel 5.11 zo moet worden uitgelegd dat [gedaagden in conventie] hoogstens de factuurwaarde verschuldigd is indien aansprakelijkheid komt vast te staan. [eiser in conventie] heeft deze uitleg betwist. [eiser in conventie] voert aan dat in artikel 5.11 enkel is bepaald dat nooit andere schadevergoeding verschuldigd is dan in de voorwaarden is geregeld en dat uit de artikelen 15 en 16 voortvloeit dat de ondernemer aansprakelijk is als dit uit de wet volgt. In het licht van deze betwisting had het op de weg van [gedaagden in conventie] gelegen toe te lichten hoe de artikelen 5.11 en 16 zich tot elkaar verhouden en, bijvoorbeeld, welke vormen van schadevergoeding volgens [gedaagden in conventie] dan wél en niet uitdrukkelijk geregeld zijn in de algemene voorwaarden. De enkele stelling dat bedoeld is een praktische invulling te geven aan de aansprakelijkheid van een vloerenlegger is in dit kader onvoldoende. De slotsom is dan ook dat de door [gedaagden in conventie] ingeroepen artikelen niet in de weg staan aan toewijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] .
Redelijke mogelijkheid bieden tot herstel
4.9.
Verder heeft [gedaagden in conventie] zich verweerd met de stelling dat sprake is geweest van schuldeisersverzuim aan de kant van [eiser in conventie] . Volgens [gedaagden in conventie] heeft [eiser in conventie] haar geen gelegenheid gegeven het gestelde gebrek binnen een redelijke termijn te verhelpen. Ook dit verweer faalt. Uit de inhoud van [gedaagde in conventie sub 2] e-mail van 1 september 2021 volgt dat [gedaagden in conventie] in de gelegenheid is gesteld een oplossing te bieden voor het gestelde gebrek (zie r.o. 2.9 hiervoor). [eiser in conventie] hoefde echter geen genoegen te nemen met de voorgestelde oplossing. Uit de inhoud van [gedaagde in conventie sub 2] e-mail volgt namelijk dat de voorgestelde oplossing er weliswaar toe zou leiden dat de vloer stroever zou worden, maar ook dat de vloer daarmee gevoelig zou worden voor vlekken. De vlekgevoeligheid van de vloer had [gedaagden in conventie] even daarvoor juist willen verhelpen met het aanbrengen van de olie van het type Monocoat 2C Pure. Ook vermeldt [gedaagde in conventie sub 2] dat [gedaagden in conventie] in het kader van deze oplossing niet meer garant kan staan voor een goede beschermlaag. [gedaagden in conventie] heeft daarmee geen oplossing aangedragen waar [eiser in conventie] genoegen mee hoefde te nemen. Van schuldeisersverzuim van de kant van [eiser in conventie] is dan ook geen sprake geweest.
Tekortkoming [gedaagden in conventie]
4.10.
De vraag is of [gedaagden in conventie] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de met [eiser in conventie] gesloten overeenkomst. Van een tekortkoming is sprake als de vloer, althans de latere afwerking met olie, niet de kwaliteitseigenschappen bezit die [eiser in conventie] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [eiser in conventie] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de vloer in natte toestand een veel te lage slipweerstand heeft voor het beoogde gebruik van de vloer in zijn (feest)café.
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vloer in droge toestand voldoende stroef is. Daarmee komt het aan op de vraag of [eiser in conventie] mocht verwachten dat de vloer ook in natte toestand voldoende stroef zou blijven en wat dan moet worden verstaan onder ‘natte toestand’ in het licht van het gebruik van het café. Op deze punten verschillen partijen van mening.
4.12.
Partijen zijn geen specifieke norm overeengekomen waaraan kan worden getoetst hoe stroef de vloer in natte toestand moet zijn. Partijen verschillen van mening over de vraag of niettemin kan worden aangeknoopt bij objectieve normen zoals de NEN 7909 of de DIN 51130; ook als de toepasselijkheid daarvan niet door partijen overeengekomen is. De rechtbank overweegt dat dergelijke normen wel degelijk een objectief aanknopingspunt kunnen bieden bij het beoordelen van de staat van het opgeleverde werk, in dit geval dus van de (afwerking van) de vloer. Het door [gedaagden in conventie] gedane beroep op het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0393, staat hier niet aan in de weg. In dit arrest heeft de Hoge Raad (enkel) geoordeeld dat NEN-normen niet kunnen worden gekwalificeerd als algemeen verbindende voorschriften in de (beperkte) zin van de Grondwet of de Bekendmakingswet zodat de Staat niet gehouden is de NEN-normen dienovereenkomstig bekend te maken. Dergelijke NEN-normen moeten echter wel worden nageleefd door de burgers, aldus de Hoge Raad.
4.13.
Partijen zijn het er verder over eens dat de vloer, althans de afwerking ervan, geschikt moest zijn voor gebruik in de horeca, meer specifiek in het café van [eiser in conventie] . Of het café van [eiser in conventie] ook gebruikt wordt als feestcafé, hetgeen door [gedaagden in conventie] wordt betwist, kan buiten beschouwing blijven. [eiser in conventie] heeft namelijk niet toegelicht dat deze omstandigheid strengere eisen met zich meebrengt als het gaat om de slipweerstand van de vloer. Tussen partijen is verder niet in geschil dat er zich in het café een bar met barkrukken bevindt, dat in het café door gasten gegeten en gedronken wordt en dat het bedienend personeel rondloopt met eten en drinken. Gezien het voorgaande moet voor [gedaagden in conventie] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dan ook voorzienbaar zijn geweest dat de vloer van het café regelmatig in enige mate nat wordt. Bijvoorbeeld als bezoekers het café met natte schoenen betreden, als een glas of fles drank op de vloer belandt, als er drank wordt gemorst door personeel en/of bezoekers en als de ruimte achter de bar nat wordt als gevolg van de werkzaamheden van het personeel achter de bar. [eiser in conventie] mocht ervan uitgaan dat de vloer in de hiervoor genoemde situaties zodanig stroef zou blijven dat het niet nodig zou zijn om de vloer direct droog te maken en/of een waarschuwingsbord te plaatsen om een reëel risico op uitglijden te voorkomen. Als de vloer in de hiervoor geschetste situaties wel zodanig glad wordt dat een reëel risico op uitglijden ontstaat, dan is [gedaagden in conventie] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit haar overeenkomst met [eiser in conventie] en is die tekortkoming voldoende ernstig om ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen.
4.14.
Op grond van de hoofdregel zoals die is neergelegd in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is het aan [eiser in conventie] om voldoende te stellen, en zo nodig te bewijzen, voor de conclusie dat de slipweerstand van de vloer, gelet op het hiervoor geschetste beoogde gebruik, inderdaad onvoldoende is om een reëel risico op uitglijden te voorkomen. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de slipweerstand van de vloer onvoldoende is, heeft [eiser in conventie] verwezen naar het rapport van TCKI. TCKI concludeert dat de vloer op de zes gemeten posities niet voldoende stroef is (vgl. r.o. 2.11 hierboven). TCKI licht daarbij toe dat zij gemeten heeft conform NEN 7909 en dat zij voor het bepalen van de grenswaarden is uitgegaan van een zogenaamde ‘natte toepassing’ van de vloer. TCKI neemt daarbij aan dat de vloer nat wordt als gevolg van het gebruik van de ruimte door gasten en als gevolg van de werkzaamheden van het personeel.
4.15.
Hiertegenover staat het rapport van [ingenieur 2] dat is overgelegd door [gedaagden in conventie] (vgl. r.o. 2.14 hierboven). [ingenieur 2] wijst erop dat TCKI de wijze van testen zoals wordt voorgeschreven in NEN 7909 niet heeft gevolgd en dat het rapport van TCKI daarom niet representatief is. Ook moet volgens hem de gehele vloer op een representatieve manier worden onderzocht, terwijl nu slechts op zes plaatsen getest is. [ingenieur 2] benadrukt echter met name dat TCKI van een onjuiste toepassing uitgegaan is. Volgens [ingenieur 2] moet in het kader van metingen niet worden uitgegaan van de ‘natte toepassing’ maar van de ‘droge toepassing’, waarbij het morsen van dranken kan worden gezien als een calamiteit. Ook geeft [ingenieur 2] aan dat niet de houtsoort maar de afwerking relevant is. Volgens de norm die gehanteerd wordt voor de afwerking van vloeren, de DIN 51130, voldoet de afwerking aan de classificatie R10. Dat is een betrekkelijk veilige indeling, aldus [ingenieur 2] . [ingenieur 2] concludeert dat de vloer voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en voegt daar nog aan toe dat dit type vloer (parketvloer en/of andere houten vloer) veelvuldig met succes wordt toegepast in horecagelegenheden. Verder heeft [gedaagden in conventie] de deskundigheid van TCKI op het vlak van parketvloeren in twijfel getrokken en heeft [gedaagden in conventie] aangevoerd dat NEN 7909 alleen ziet op tegels, en niet op parketvloeren.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat beide rapporten voldoende inzicht geven in het probleem en dat de door partijen geraadpleegde deskundigen hun rapporten van voldoende onderbouwing hebben voorzien. De deskundigen spreken elkaar echter op belangrijke punten tegen. Zo zijn zij het niet eens over de wijze waarop de stroefheid van de vloer moet worden vastgesteld en of de door TCKI uitgevoerde proef voldoende representatief is. Ook verschillen zij van mening over de vraag van welke mate van stroefheid moet worden uitgegaan. Aan de hand van deze rapporten kan de rechtbank dan ook niet vaststellen of de vloer al dan niet gebrekkig is. Gelet hierop krijgt [eiser in conventie] de opdracht te bewijzen dat de vloer in de hiervoor in r.o. 4.13 geschetste situaties zodanig glad wordt dat een reëel risico op uitglijden ontstaat. Omdat [eiser in conventie] op dit punt een concreet bewijsaanbod heeft gedaan, zal hij in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs te leveren.
4.17.
Als [eiser in conventie] slaagt in het leveren van dit bewijs, dan geldt het volgende. De ontbinding van een overeenkomst leidt tot ongedaanmakingsverbintenissen en eventueel een verplichting tot waardevergoeding. Naast de ontbinding kan aanspraak worden gemaakt op aanvullende schadevergoeding (waaronder gevolgschade) en de zogenoemde ontbindingsschade indien daarvan sprake is. Er kan naast ontbinding echter geen aanspraak worden gemaakt op vervangende schadevergoeding. Partijen hebben hun debat nog niet langs deze lijnen gevoerd en mogen zich daar nog bij akte over uitlaten. In het kader van de reeds gevoerde discussies, geldt het volgende.
4.18.
[eiser in conventie] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de vloer alleen kan worden hersteld door deze in het geheel te vervangen. Als dit juist is, dan dient [gedaagde in conventie sub 1] [eiser in conventie] daarvoor te compenseren, met inachtneming van het door partijen nog te voeren debat over de gevolgen van de ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde in conventie sub 1] heeft gemotiveerd betwist dat de vloer alleen kan worden hersteld door deze in het geheel te vervangen. Zij heeft er op gewezen dat de geschiktheid van de vloer zelf niet in het geding is, maar dat het hier om de afwerking gaat. De vloer kan volgens [gedaagden in conventie] worden opgeschuurd. [gedaagden in conventie] heeft het rapport van [bouwkundig adviesbureau] ook inhoudelijk betwist en heeft er op gewezen dat ing. [naam] van [bouwkundig adviesbureau] geen vloerenspecialist is. Gezien deze gemotiveerde betwisting, kan de rechtbank niet vaststellen of de vloer alleen kan worden hersteld door deze in het geheel te vervangen, en, zo ja, hoeveel dit dan zal kosten. Daarom krijgt [eiser in conventie] de opdracht te bewijzen welke herstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn om de (afwerking van de) vloer te herstellen en welke kosten hiermee gepaard gaan. Omdat [eiser in conventie] een ter zake dienend bewijsaanbod heeft gedaan, zal [eiser in conventie] – om proceseconomische redenen – nu alvast tot bewijslevering worden toegelaten.
4.19.
Als [eiser in conventie] slaagt in het leveren van het hiervoor aan hem opgedragen bewijs, dan moet nog worden vastgesteld of en, zo ja, in welke mate, [eiser in conventie] schade heeft geleden als gevolg van het niet kunnen gebruiken van de binnenruimte van het café. Ook moet worden bepaald of [eiser in conventie] schade zal lijden als gevolg van eventueel te verrichten herstelwerkzaamheden en, zo ja, om welk bedrag het dan zal gaan. [gedaagden in conventie] heeft de door [eiser in conventie] in dit kader gevorderde schade gemotiveerd betwist. Zo heeft [gedaagden in conventie] er onder meer op gewezen dat de overgelegde berekening gebaseerd is op een onvoldoende gespecificeerde gemiddelde omzet en dat [eiser in conventie] geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing daarvan. Gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagden in conventie] als het gaat om de gevorderde misgelopen en mis te lopen omzet, zal het – als [eiser in conventie] slaagt in zijn bewijsopdrachten – ook hier nog op de weg van [eiser in conventie] liggen om op deze punten zijn vordering nader met stukken te onderbouwen en zo nodig bewijs te leveren.
Deskundigenbericht
4.20.
[eiser in conventie] krijgt de gelegenheid zich bij akte uit te laten over de vraag of, en zo ja, op welke wijze, hij bewijs wenst te leveren. Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen al besproken dat het leveren van bewijs door middel van een deskundigenbericht voor de hand ligt. Partijen hebben toen verklaard dat onderzoek door één deskundige volstaat en dat deze deskundige expertise moet bezitten op het gebied van vloeren en slipweerstand van vloeren. Als [eiser in conventie] er inderdaad voor kiest om het hem opgedragen bewijs te leveren door middel van een deskundigenbericht, dan dient [eiser in conventie] zich nog uit te laten over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. [gedaagden in conventie] krijgt dan de gelegenheid bij antwoordakte te reageren. Als partijen zich uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiervoor naar de rol verwijzen.
4.21.
De rechtbank stelt voor om aan de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
1.
Bestaat er bij (normaal gebruik van) de vloer een reëel risico op uitglijden voor personen, bijvoorbeeld als bezoekers het café met natte schoenen betreden, als een glas of fles drank op de vloer belandt, als er drank wordt gemorst door personeel en/of bezoekers en als de ruimte achter de bar nat wordt als gevolg van de werkzaamheden van het personeel achter de bar?
2)
Op grond van welke methode dient de slipweerstand van de vloer volgens u te worden bepaald? Indien u uit zou gaan van de methode waarbij wordt gemeten aan de hand van de NEN-norm 7909, kunt u dan exact omschrijven in hoeverre het gebruik van deze methode aansluit bij het normale gebruik van het café?
3)
Wat is de slipweerstand van de vloer als deze nat is? Kunt u daarbij aangeven hoeveel vocht gebruikt wordt om de slipweerstand te testen?
4)
Vanaf wanneer – bij toepassing van welke mate van vocht – ontstaat er een reëel risico op uitglijden op de vloer? Kunt u daarbij concreet testen in de volgende situaties: bezoekers die het café met natte schoenen betreden, een glas of fles drank die op de vloer belandt, de situatie dat drank wordt gemorst door personeel en/of bezoekers en de situatie waarin de ruimte achter de bar nat wordt als gevolg van de werkzaamheden van het personeel achter de bar?
5)
Welke werkzaamheden zijn nodig om een eventueel gebrek aan slipweerstand op te heffen? Wilt u in uw antwoord in ieder geval aangeven of het volgens u noodzakelijk is om de gehele vloer te verwijderen en een nieuwe vloer te leggen?
6)
Hoeveel tijd neemt het uitvoeren van de (eventueel) door u geadviseerde herstelwerkzaamheden in beslag?
7)
Op welk bedrag begroot u de kosten van de (eventueel) door u geadviseerde herstelwerkzaamheden? Indien u meerdere herstelmogelijkheden ziet, geeft u dan de kosten per herstelmogelijkheid aan.
8)
Geeft het onderzoek u nog aanleiding tot verdere opmerkingen? Zo ja, tot welke?
4.22.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Het voorschot zal dus door [eiser in conventie] moeten worden betaald.
4.23.
Met het oog op de bewijsopdracht zal iedere verdere beslissing in conventie worden aangehouden.
in reconventie
4.24.
Gezien het oordeel in conventie, zal de beoordeling en beslissing in reconventie worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt [eiser in conventie] op te bewijzen:
  • dat de vloer in de hiervoor in r.o. 4.13 geschetste situaties zodanig glad wordt dat een reëel risico op uitglijden ontstaat; en
  • (indien en voor zover komt vast te staan dat de vloer in de hiervoor in r.o. 4.13 geschetste situaties zodanig glad wordt dat een reëel risico op uitglijden ontstaat) welke herstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn om de (afwerking van de) vloer te herstellen en welke kosten hiermee gepaard gaan;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 februari 2023voor het nemen van een akte door [eiser in conventie] waarin hij zich conform het bepaalde in r.o. 4.17 en 4.20 mag uitlaten, waarna [gedaagden in conventie] de gelegenheid zal krijgen hierop bij antwoordakte te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Roose en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.