ECLI:NL:RBZWB:2023:6953

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22-025548 en 22-025549
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van verzoekschriften tot schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding vroeg na een sepot van zijn strafzaak. De verzoekschriften, ingediend op 10 november 2022, betroffen een vergoeding voor schade door ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.M.J. Thomas, stelde dat hij immateriële schade had geleden door de inverzekeringstelling van 12 januari 2020 tot en met 14 januari 2020 en vroeg om een schadevergoeding van € 520,00. Daarnaast vroeg hij om een vergoeding van € 3.193,67 voor de kosten van rechtsbijstand, plus een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.

Tijdens de zitting op 13 april 2023 heeft de officier van justitie, mr. S.B.C. Nicolaes, zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken gedeeltelijk konden worden toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 390,00 voor de inverzekeringstelling, omdat hij drie dagen in plaats van vier dagen in verzekering heeft gezeten. Voor de kosten van rechtsbijstand heeft de rechtbank een bedrag van € 2.661,40 toegewezen, omdat het gehanteerde uurtarief van € 300,00 als bovenmatig werd beschouwd. De rechtbank heeft ook de forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften toegewezen.

De totale schadevergoeding die aan de verzoeker is toegekend bedraagt € 3.873,67. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-184315-21
rk-nummers: 22-025548 en 22-025549
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 10 november 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E.M.J. Thomas, Chassésingel 4 te 4811 HA Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 520,00, € 520,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.193,67, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 21 oktober 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 12 januari 2020 in verzekering is gesteld en op 14 januari 2020 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 13 april 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. S.B.C. Nicolaes en mr. E.M.J. Thomas als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem op 21 oktober 2022 is geseponeerd. Verzoeker acht gronden van billijkheid aanwezig dat aan hem een schadevergoeding wordt toegekend, nu hij de tegen hem gerezen verdenking niet aan zichzelf te wijten heeft gehad. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling van 12 januari 2020 tot en met 14 januari 2020. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 520,00. Voorts heeft verzoeker kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 3.193,67, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat ten aanzien van het aantal dagen inverzekeringstelling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige is gepersisteerd bij de ingediende verzoekschriften. Daartoe is aangevoerd dat een uurtarief ter hoogte van € 300,00 alleszins redelijk is, aangezien een rechtzoekende ook betaalt voor zaken als ervaring en snelheid. In vergelijking: een minder ervaren advocaat kan bijvoorbeeld twee keer zo veel tijd zijn per verrichte handeling. Gelet op het standpunt van de officier van justitie zijn de verzoekschriften niet schriftelijk afgedaan, hetgeen ertoe leidt dat de advocaat in aanmerking komt voor een hogere forfaitaire vergoeding. Dit bedrag van € 340,00 extra komt bijna in de buurt van het deel van het bedrag welke volgens de officier van justitie niet in aanmerking komt voor vergoeding.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk en in raadkamer op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen. Ten aanzien van de kosten wegens ondergane inverzekeringstelling kan slechts een bedrag van € 390,00 worden toegekend, nu verzoeker drie in plaats van vier dagen in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast kunnen de kosten rechtsbijstand tot een bedrag van € 2.661,40 worden toegekend, aangezien het gehanteerde uurtarief van € 300,00 gezien de aard en complexiteit als bovenmatig valt aan te merken en aanzienlijk afwijkt van het gemiddeld gehanteerde uurtarief van € 250,00. De officier van justitie acht een uurtarief van € 250,00 passend. Tot slot kan de forfaitaire vergoeding worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft – anders dan namens verzoeker is gesteld –
drie dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Ten aanzien van de verzochte kosten voor rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat het niet aan de rechtbank of de officier van justitie is om het uurtarief van de advocaat te bepalen. Zij acht het verzochte bedrag ter hoogte van
€ 3.193,67in voldoende mate onderbouwd. Dit bedrag komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.873,67, bestaande uit:
- € 3.193,67 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.263,67zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDP Advocaten, onder vermelding van “[verzoeker]/OM 530-533 Sv”.
Deze beslissing is op 26 april 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).