ECLI:NL:RBZWB:2023:6954

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22-012430 en 22-012431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschriften tot vergoeding van schade wegens inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in de zaak met de parketnummers 22-012430 en 22-012431. De rechtbank behandelde verzoekschriften van een verzoekster, geboren in 1975 in Turkije, die een schadevergoeding vroeg van de Staat voor immateriële schade als gevolg van haar inverzekeringstelling op 19 en 20 mei 2022. De verzoekster had een vergoeding van € 260,00 aangevraagd voor de schade door de inverzekeringstelling en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de kosten van het indienen van de verzoekschriften. De verzoekschriften waren ingediend op 15 juni 2022 en de zaak werd behandeld in raadkamer op 13 april 2023, waarbij de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van verzoekster aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft de advocaat van verzoekster aangegeven dat de verzoekschriften als ingetrokken konden worden beschouwd, omdat verzoekster niet in verzekering was gesteld. De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek afgewezen moest worden, aangezien de inverzekeringstelling niet had plaatsgevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd was om het verzoek te behandelen, maar dat een inhoudelijke beoordeling niet nodig was omdat verzoekster haar verzoek had ingetrokken. De rechtbank heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoekschriften.

De beslissing is genomen door mr. A. Hello, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 26 april 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-125360-22
rk-nummers: 22-012430 en 22-012431
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 juni 2022, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Turkije)
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E.M.J. Thomas, Chassésingel 4 te 4811 HA Breda.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 20 mei 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 13 april 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. S.B.C. Nicolaes en mr. E.M.J. Thomas als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat de strafzaak tegen haar op 20 mei 2022 is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Verzoekster stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door haar ondergane inverzekeringstelling op 19 en 20 mei 2022. Verzocht wordt om haar hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 260,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat te kennen gegeven dat de verzoekschriften – voor zover dit bericht niet reeds bij de rechtbank is overgekomen – als ingetrokken kunnen worden beschouwd, aangezien verzoekster niet in verzekering is gesteld.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen, aangezien verzoekster niet in verzekering is gesteld. Het ophouden voor verhoor valt, conform de uitspraken van onderhavige rechtbank, niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv. Gelet hierop komen ook de forfaitaire kosten niet voor vergoeding in aanmerking.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
In raadkamer heeft de advocaat te kennen gegeven dat hij de verzoekschriften wenst in te trekken. Gelet daarop kan een inhoudelijke beoordeling van de verzoekschriften bij gebrek aan belang van verzoekster achterwege blijven. De rechtbank zal verzoekster niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoekschriften.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in zijn verzoekschriften.
Deze beslissing is op 26 april 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).