ECLI:NL:RBZWB:2023:6956

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22-001874 en 001875
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker, geboren in 1995 in Roemenië, die een schadevergoeding vroeg van de Staat wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoekschriften, ingediend op 28 januari 2022, betroffen een vergoeding van € 260,00 voor immateriële schade en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de kosten van het indienen van de verzoekschriften. De verzoeker was op 26 en 27 oktober 2021 in verzekering gesteld en de strafzaak tegen hem was op 27 oktober 2021 geseponeerd.

Tijdens de zitting op 13 april 2023 zijn de officier van justitie, mr. S.B.C. Nicolaes, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. A.W. Syrier, gehoord. De verzoeker was niet aanwezig, maar zijn advocaat voerde aan dat de verzoekschriften tijdig waren ingediend en dat verzoeker recht had op de gevraagde vergoedingen. De officier van justitie stelde dat verzoeker niet ontvankelijk was omdat het verzoekschrift niet door hem was ondertekend, maar gaf ook aan dat het verzoek in zijn geheel kon worden toegewezen.

De rechtbank oordeelde dat de verzoekschriften ontvankelijk waren, ondanks de discussie over de ondertekening. De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding toe, waarbij het bedrag van € 260,00 werd vastgesteld op basis van de LOVS-uitgangspunten voor de dagen in verzekeringstelling. De rechtbank verklaarde het verzoek ex artikel 530 Sv als ingetrokken, omdat dit al in een andere zaak was toegewezen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-291355-21
rk-nummers: 22-001874 en 001875
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 28 januari 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] (Roemenië)
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.W. Syrier, Kruisstraat 307 te 3581 GK Utrecht.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 27 oktober 2021;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 26 oktober 2021 in verzekering is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 13 april 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. S.B.C. Nicolaes en mr. A.W. Syrier als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling op 26 en 27 oktober 2021. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 260,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat in aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoekschriften, nu deze wel degelijk tijdig zijn ingediend. Op de brief van de kennisgeving van het sepot staat vermeld dat verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats is. Verzoeker is via zijn justitiële documentatie op de hoogte geraakt van het sepot. Daarnaast is een ondertekend exemplaar van de verzoekschriften nagezonden. De advocaat heeft voorts te kennen gegeven dat het verzoek ex artikel 530 Sv in de zaak van verzoeker [naam] óf [verzoeker] als ingetrokken kan worden beschouwd, nu de advocaat slechts in één zaak de forfaitaire vergoeding wenst te verzoeken omdat het gemeenschapsgeld betreft.
De officier van justitie heeft zich primair schriftelijk op het standpunt gesteld dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, nu het verzoekschrift niet is ondertekend door verzoeker. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verzoekschriften niet binnen drie maanden na beëindiging van de zaak zijn ingediend. Namens verzoeker is gesteld dat hij pas later kennis heeft genomen van het feit dat de zaak is geseponeerd. De rechtbank kan niet vaststellen wanneer verzoeker op de hoogte is geraakt. Op de brief van de kennisgeving van het sepot staat immers geen adres genoteerd. Daarnaast zijn de verzoekschriften ondertekend door verzoeker. Zij zal verzoeker dan ook ontvankelijk verklaren in zijn verzoeken.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Namens verzoeker is gesteld dat hij twee dagen in verzekering heeft doorgebracht, te weten op 26 en 27 oktober 2021. De officier van justitie heeft dit in de schriftelijke reactie bevestigd. De rechtbank gaat er dan ook gelet op deze standpunten van uit dat verzoeker
twee dagen in verzekeringheeft doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Nu de advocaat in raadkamer te kennen heeft gegeven dat het verzoek ex artikel 530 Sv in ofwel de zaak van [naam] ofwel de zaak van [verzoeker] als ingetrokken kan worden beschouwd en de rechtbank reeds ten aanzien van [naam] dit deel van het verzoek heeft toegewezen, zal de rechtbank dit verzoek in onderhavige zaak als ingetrokken beschouwen.
3. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
bepaalt dat een bedrag van
€ 260,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Strafwerk Advocaten te Utrecht, onder vermelding van “ [verzoeker] /OM 530 Sv”.
Deze beslissing is op 26 april 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).