ECLI:NL:RBZWB:2023:6959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22-001884 en 22-001885
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschriften tot vergoeding van schade wegens inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker, geboren in Roemenië, die een schadevergoeding eiste van de Staat wegens immateriële schade als gevolg van zijn inverzekeringstelling op 26 en 27 oktober 2021. De verzoekschriften, ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, zijn op 28 januari 2022 ter griffie ontvangen. De verzoeker heeft een vergoeding van € 260,00 gevraagd voor de schade door de inverzekeringstelling en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de kosten van het indienen van de verzoekschriften.

Tijdens de zitting op 13 april 2023 zijn de officier van justitie, mr. S.B.C. Nicolaes, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. A.W. Syrier, gehoord. Verzoeker was niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft aangevoerd dat de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd. De officier van justitie heeft primair betoogd dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verzoekschriften niet door verzoeker zelf zijn ondertekend. Subsidiair heeft de officier van justitie gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekschriften niet rechtsgeldig zijn ingediend, omdat deze niet door verzoeker zijn ondertekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor indiening door een gemachtigde in dit geval. Daarom heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoekschriften. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-291529-21
rk-nummers: 22-001884 en 22-001885
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 28 januari 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Roemenië)
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.W. Syrier, Kruisstraat 307 te 3581 GK Utrecht.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 27 oktober 2021;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 26 oktober 2021 in verzekering is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 13 april 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. S.B.C. Nicolaes en mr. A.W. Syrier als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling op 26 en 27 oktober 2021. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 260,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk en in raadkamer primair op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, nu het verzoekschrift niet is ondertekend door verzoeker. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank constateert dat de verzoekschriften niet door verzoeker zijn ondertekend. Noch in artikel 533 Sv noch elders in het Wetboek van Strafvordering is in indiening van een verzoekschrift door een gemachtigde uitdrukkelijk voorzien, zodat aangenomen moet worden dat de wetgever van vertegenwoordiging te dezen niet heeft willen weten (ECLI:NL:HR:1987:AB7723). De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoekschriften.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoekschriften.
Deze beslissing is op 26 april 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).