ECLI:NL:RBZWB:2023:6970

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-011127 en 23-020831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding in verband met invordering rijbewijs

Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende verzoekschriften tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker, die in verband met de invordering van zijn rijbewijs een vergoeding van de Staat verzocht. De verzoekschriften waren ingediend op 1 mei 2023 en betroffen een schadevergoeding van € 300,00 voor de invordering van het rijbewijs en een vergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 2.318,94. Tijdens de zitting op 15 september 2023 waren de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de advocaat van verzoeker, mr. H.A. van der Hout, aanwezig. Verzoeker was niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker op 17 april 2023 is geseponeerd en dat verzoeker kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand en een vergoeding voor de invordering van zijn rijbewijs heeft verzocht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor de invordering van het rijbewijs kan worden toegewezen, maar dat de kosten voor rechtsbijstand gematigd dienen te worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 300,00 voor de invordering van het rijbewijs en heeft de kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.385,21 toegewezen. De rechtbank heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het deel van het verzoek dat betrekking heeft op de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De totale toegewezen schadevergoeding bedraagt € 2.065,21, die zal worden overgemaakt op de rekening van de advocaat van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-202851-22
rk-nummers: 23-011127 en 23-020831
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet 1994
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) en artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna te noemen: WVW) ingekomen ter griffie op 1 mei 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal op het adres Bovendonk 11A, 4707 ZH Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 164 lid 9 WVWten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 300,00, € 300,00, voor schade wegens de invordering van het rijbewijs;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.318,94, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 17 april 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat het rijbewijs op 11 augustus 2022 is ingevorderd en op 9 september 2022 aan verzoeker is teruggegeven;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 15 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. H.A. van der Hout als waarnemend en gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van rijden onder invloed. De strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd op 17 april 2023. Verzoeker stelt kosten te hebben gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van € 2.318,94 en verzoekt de rechtbank genoemd bedrag toe te wijzen. Voort stelt verzoeker dat zijn rijbewijs 30 dagen ingevorderd is geweest en hij acht het redelijk dat hem daarvoor een vergoeding wordt toegekend van € 10,00 per dag. Tot slot wordt een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift gevraagd.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding voor het inhouden van het rijbewijs kan worden toegewezen en dat de verzochte vergoeding voor rechtsbijstand dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.423,69. De raadsman heeft 2 uren en 48 minuten besteed aan de klaagschriftprocedure ex artikel 164 lid 8 WVW. Ten aanzien van deze kosten is geen wettelijke grondslag voor het toekennen van een vergoeding te vinden in artikel 530 Sv, waardoor deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 164 lid 9 WVW wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend voor de schade die hij ten gevolge van de invordering van het rijbewijs heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat het rijbewijs van verzoeker voor de duur van 30 dagen ingevorderd is geweest. De rechtbank acht het redelijk en billijk om verzoeker de standaardvergoeding van een bedrag van € 10,00 per dag toe te kennen voor de ten gevolge van de invordering van het rijbewijs geleden immateriële schade, zijnde in totaal een bedrag van
€ 300,00(30 x € 10,00).
De rechtbank stelt voorts vast dat ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand 2 uren en 48 minuten is besteed aan de klaagschriftprocedure ex artikel 164 lid 8 WVW. De Hoge Raad heeft daarover bepaald dat een verzoek tot toekenning van een vergoeding van de kosten voor deze rechtsbijstand binnen drie maanden na het eindigen van de zaak kan worden ingediend. Onder het eindigen van de zaak dient in dit verband te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing in de beklagzaak. De rechtbank stelt vast dat genoemd klaagschrift op 31 augustus 2022 gegrond is verklaard en dat deze beslissing op 14 september 2022 onherroepelijk is geworden. De rechtbank constateert dat het verzoek tot toekenning van een vergoeding van de kosten voor deze rechtsbijstand echter pas op 1 mei 2023 op de griffie is binnengekomen. Er is in dit geval dus sprake van een termijnoverschrijding. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De rechtbank zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van zijn verzoek.
Het overige verzochte bedrag aan kosten voor rechtsbijstand, te weten
€ 1.385,21, is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk voor zover het verzoekschrift zich richt op de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure ex artikel 164 lid 8 WVW;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 164 WVW toe tot een bedrag van
€ 300,00, bestaande uit kosten voor schade wegens de invordering van het rijbewijs;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.065,21, bestaande uit:
- € 1.385,21 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.365,21zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V., onder vermelding van “ [verzoeker] [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).