Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
- 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 (2016);
- 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (2017);
- 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 (2018).
2.Feiten
Termijn behandeling verzoek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De belanghebbende, woonachtig in Portugal, had verzocht om teruggaaf van loonheffing over de jaren 2016 tot en met 2018. De inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk, omdat er geen loonheffing was ingehouden door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de bezwaren te laat waren ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 24 januari 2023 behandeld, waarbij de belanghebbende aanwezig was, maar de inspecteur niet.
De rechtbank constateert dat er over de jaren 2016 tot en met 2018 geen loonheffing is ingehouden. De belanghebbende trok haar verzoek om teruggaaf in, maar voerde aan dat zij misleid was door de communicatie van de inspecteur. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet misleidend heeft gehandeld en dat er geen strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van griffierecht en proceskosten af, omdat de beroepen ongegrond zijn verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaren en de noodzaak voor de inspecteur om belanghebbenden te informeren over hun rechten. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de belanghebbende geen teruggaaf van loonheffing ontvangt.