Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiseres sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 september 2021 en de daarin vermelde stukken
- de bij brief van 9 februari 2022 van de zijde van [eiseressen] in het geding gebrachte producties, genummerd 4 t/m 9,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 22 februari 2022,
- de conclusie van repliek met één productie, genummerd 10,
- de conclusie van dupliek met producties, genummerd 8 en 9.
2.De feiten
10 jaar van het leven van erflaatster de (mantel-)zorg voor erflaatster op zich genomen. Vanaf 2010 was [gedaagde sub 1] gevolmachtigd om met een eigen bankpas bankzaken voor erflaatster te regelen. Met ingang van 19 februari 2014 is de betaalrekening van erflaatster toegevoegd aan de Internetbankrekening van [gedaagde sub 1] bij ING, waarmee hij (mede) het beheer over de rekening van erflaatster heeft gekregen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Eén vonnis op tegenspraak
€ 9.800,-- aan de nalatenschap terug te betalen.