ECLI:NL:RBZWB:2023:7241

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4893
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 28 december 2022, waarin het beroep van de opposanten niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. C. van der Ent, hebben verzet aangetekend tegen deze beslissing, omdat zij van mening zijn dat hun beroepschrift tijdig is ingediend. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroepschrift niet op tijd was ingediend, omdat het poststempel op de envelop een datum van 14 oktober 2022 droeg, terwijl de uiterste indieningsdatum 13 oktober 2022 was.

De rechtbank heeft in het verzet enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De opposanten voerden aan dat het beroepschrift op 13 oktober 2022 voor de laatste buslichting ter post was bezorgd, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het poststempel op de envelop als bewijsrechtelijk uitgangspunt geldt en dat het aan de opposanten was om aan te tonen dat het stuk eerder ter post was bezorgd.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond. De rechtbank wees erop dat de gemachtigde van de opposanten een risico had genomen door het beroepschrift niet aangetekend of digitaal te verzenden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4893 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 op het verzet van

[bewindvoerder]

in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van

[opposanten] , uit [plaats] , opposanten

(gemachtigde: mr. C. van der Ent).

Procesverloop

Opposanten hebben tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda van 1 september 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
In de uitspraak van 28 december 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 29 september 2023 op zitting behandeld. Opposanten hebben zich op zitting laten vertegenwoordigen door mr. C.L.J. Beljaarts, kantoorgenoot van hun gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposanten hun beroepschrift niet tijdig hebben ingediend en dat niet is gebleken van een verontschuldiging voor dat verzuim.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de uitspraak van 28 december 2022 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. Daarin is bepaald dat een bezwaar- of beroepschrift ook tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn (voor de laatste buslichting) ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is volgens opposanten op 13 oktober 2022 omstreeks 16.00 uur in de brievenbus van PostNL gedeponeerd. Deze brievenbus wordt na 17.00 uur geleegd. Uit navraag bij PostNL is opposanten gebleken dat het mogelijk is dat, als een poststuk in de middag ter post wordt aangeboden, dit pas de volgende dag wordt gestempeld. Het datumstempel zegt dus volgens opposanten niets over wanneer een poststuk ter post is bezorgd.
4. Uit de uitspraak van 28 december 2022 blijkt dat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt op 1 september 2022 en dat 13 oktober 2022 de laatste dag was waarop het beroepschrift kon worden ingediend. Dat wordt door opposanten ook niet betwist. Verder staat vast dat op de enveloppe, waarin het beroepschrift zat, een poststempel van 14 oktober 2022 staat.
5. Opposanten hebben in hun verzetschrift terecht opgemerkt dat een beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Terpostbezorging als bedoeld in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb vindt volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] plaats op het moment waarop een poststuk in een brievenbus wordt gedeponeerd of op het moment waarop het op het postkantoor wordt aangeboden.
De CRvB heeft in haar uitspraak van 26 april 2022 [2] in een vergelijkbare situatie overwogen dat de omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum is afgestempeld, niet uitsluit dat het stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt naar het oordeel van de CRvB echter niet weg dat het datumstempel veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk is afgestempeld. Bevat het stuk een poststempel met een datum gelegen na de laatste dag van de termijn, dan is het aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat het stuk op een eerdere datum dan het poststempel aangeeft, en wel uiterlijk op de laatste dag van de termijn, ter post is bezorgd.
Opposanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift op 13 oktober 2022, voor de laatste buslichting, in de brievenbus van PostNL is gedeponeerd. De enkele stelling dat het beroepschrift op 13 oktober 2022 vóór 16.00 uur is gepost, is daarvoor niet voldoende. Namens opposanten is op zitting toegelicht dat zij in bewijsnood verkeren. Dat maakt echter niet dat de rechtbank op 28 december 2022 niet tot haar uitspraak heeft kunnen komen. De gemachtigde van opposanten heeft een risico genomen door het beroepschrift niet met aangetekende post en/of digitaal te verzenden of bij de centrale balie van de rechtbank af te geven. Dat moet naar het oordeel van de rechtbank voor risico van opposanten blijven.
6. In wat opposanten hebben aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 18 december 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 12 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 12 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4263