ECLI:NL:RBZWB:2023:7251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag door gemeente Tilburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande man van 27 jaar, die als voltijdstudent studiefinanciering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had op 15 september 2022 een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag, welke door het college op 30 september 2022 werd afgewezen. Het college stelde dat het inkomen van de eiser, inclusief studiefinanciering, hoger was dan de toegestane grens van 130% van de bijstandsnorm. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld. De rechtbank overwoog dat de studiefinanciering als inkomen moet worden aangemerkt op basis van de Participatiewet en dat er geen dringende redenen waren om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet aan een bezwaarschriftencommissie had hoeven worden voorgelegd, omdat de zaak niet als complex kon worden gekwalificeerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1713 PW

uitspraak van 13 oktober 2023 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] ,

[gemachtigde] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 30 september 2022 (primair besluit) heeft het college eisers aanvraag voor een eenmalige energietoeslag afgewezen.
In een besluit van 26 januari 2023 (bestreden besluit) heeft het college eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 13 september 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door
mr. A.D.M. Rombouts.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser is een alleenstaande man van 27 jaar oud. Hij is een voltijd student en heeft recht op studiefinanciering. Daarnaast heeft eiser inkomsten uit een bijbaan. Hij heeft op 15 september 2022 een eenmalige energietoeslag aangevraagd bij het college. Het college heeft deze aanvraag in het primaire besluit afgewezen omdat eiser een te hoog inkomen heeft. In het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van het college
2. Volgens het college komt eiser niet in aanmerking voor de eenmalige energietoeslag omdat zijn inkomen hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, wat neerkomt op een nettobedrag van € 1.360,75. Het college baseert zich hierbij op de 'Beleidsregels 130% Eenmalige Energietoeslag 2022 gemeente Tilburg' (de beleidsregels). Volgens het college moet hij eisers inkomen uit studiefinanciering op grond van artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet in aanmerking nemen bij het berekenen van de hoogte van zijn inkomen. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet het college geen dringende redenen die aanleiding geven om de hardheidsclausule toe te passen. Ook omdat eiser heeft aangegeven dat hij na de periode die het college heeft beoordeeld meer is gaan verdienen.
Eisers standpunt
3. Eiser stelt – samengevat weergegeven – dat hij ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor de eenmalige energietoeslag, omdat het college zijn studiefinanciering niet mag aanmerken als inkomen. Hij voert daartoe aan dat het bij studiefinanciering gaat om een voorschot of lening die moet worden terugbetaald. Volgens eiser is een strikte toepassing van artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet zozeer in strijd met algemene rechtsbeginselen of ander ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Hij voert daarbij aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Eiser stelt verder dat het bestreden besluit ten onrechte niet is voorgelegd aan een bezwaarschriftencommissie.
Relevante wet- en regelgeving
4. De relevante wet- en regelgeving in deze zaak is opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Moest het bestreden besluit worden voorgelegd aan een bezwaarschriftencommissie?
5. Niet in geschil is dat het bestreden besluit niet is voorgelegd aan een bezwaarschriftencommissie. Eisers stelling dat dit wel had moeten gebeuren slaagt niet. In artikel 10 van de Procesregeling behandeling bezwaarschriften van de gemeente Tilburg (de procesregeling) is opgenomen dat als aan een van de criteria genoemd in bijlage 2 ('Criteria complexe sociale zaken') wordt voldaan, de te nemen beslissing op bezwaar wordt voorgelegd aan de commissie voor advies. De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt ter zitting dat het besluit over eisers eenmalige energietoeslag in bijlage 2 van de procesregeling wordt uitgezonderd van de categorie "complexe sociale zaken”. Deze zaak kan naar het oordeel van de rechtbank worden geschaard onder besluiten op aanvragen om bijzondere bijstand die ‘slechts een goed’ betreffen.
Vormt studiefinanciering in aanmerking te nemen inkomen in de zin van de Participatiewet?
6. Niet in geschil is dat eiser in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag van 15 september 2022 een inkomen had dat hoger is dan 130% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Verder is duidelijk dat eisers inkomen lager was dan deze inkomensgrens als het college eisers aanspraak op studiefinanciering buiten beschouwing had gelaten. In geschil is met name of het college hiertoe had moeten overgaan.
7. In de beleidsregels is aansluiting gezocht bij het inkomensbegrip uit de Participatiewet. In de artikelen 32 en 33 van deze wet, in combinatie met artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), is geregeld dat en welk bedrag aan inkomen uit studiefinanciering wordt meegerekend bij het in aanmerking te nemen inkomen. Van belang is dat artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet een bepaling is van dwingendrechtelijke aard. Het college was daarom gehouden om het in artikel 3.18 van de Wsf 2000 genoemde bedrag als inkomen van eiser aan te merken. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraken van 12 oktober 2021, ECLI:NL: CRVB:2021:2523 en van 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:867) moet de tot de studiefinanciering behorende component 'rentedragende lening' als middel worden beschouwd, waarover in het kader van de voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt.
8. De enkele door eiser gestelde omstandigheid dat de door hem ontvangen studiefinanciering in feite een voorschot of lening is die moet worden terugbetaald, doet er niet aan af dat hij redelijkerwijs over de studiefinanciering kon beschikken. Eisers stelling dat hij de dupe is geworden van het feit dat het tweede lid van artikel 33 van de Participatiewet niet is gewijzigd bij de invoering van het sociaal leenstelsel slaagt ook niet. Het sociaal leenstelsel is al in september 2015 in het leven geroepen, waardoor deze ontwikkeling kan worden geacht te zijn verdisconteerd in de aangehaalde rechtspraak van de CRvB. Daarin is bovendien ook expliciet geoordeeld dat de tot de studiefinanciering behorende component 'rentedragende lening' in aanmerking moet worden genomen bij de beoordeling van de draagkracht in het kader van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dit uitgangspunt af te wijken ten gunste van eiser.
Geen toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, geen contra legem toepassing
9. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat strikte toepassing van artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet in zijn geval tot zodanige onbillijke en onevenredige gevolgen leidt dat het college van die toepassing had moeten afzien. Het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet staat bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling in de weg aan toetsing van het dwingend geformuleerde artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet aan het evenredigheidsbeginsel. Verder bestaat in dit geval geen aanleiding voor zogenoemde contra legem-toepassing van dit beginsel. De essentie van genoemde bepaling is dat studenten gebruik moeten maken van de volledige leenmogelijkheid in het kader van de studiefinanciering om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waaronder de energielasten. Deze essentie kan de wetgever bij het vaststellen van de betrokken wettelijke bepaling niet zijn ontgaan, zodat moet worden aangenomen dat de wetgever dit gevolg bewust heeft bedoeld en voorzien. Van niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden waaronder tot contra legem toepassing kan worden overgegaan, is dan ook geen sprake.
Had het college toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
10. De rechtbank is van oordeel dat het college in wat eiser naar voren heeft gebracht ook geen aanleiding hoefde te zien om de hardheidsclausule toe te passen. De enkele door eiser gestelde omstandigheid dat hij wel aanspraak had gemaakt op de energietoeslag als hij zijn aanvraag twee weken eerder had ingediend, is in dit verband in ieder geval onvoldoende. Mede gezien de hoogte van eisers totale inkomen heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank ook op het standpunt kunnen stellen dat in zijn geval geen sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 5 van de beleidsregels. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat eiser niet concreet heeft gemaakt wat zijn energielasten zijn (geweest), en evenmin heeft eiser onderbouwd dat hij niet in staat is of was om die lasten te dragen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. I.M. Josten en mr. M. Snoeks, leden, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 13 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – relevante wet- en regelgeving

Participatiewet
Ingevolge artikel 15 van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
Artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet bepaalt dat het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) in aanmerking wordt genomen naar het van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, genoemd in artikel 3.18 van de Wsf 2000 en, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet is toegekend, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet. Ten tijde hier van belang bedroeg het normbedrag voor een uitwonende student die hoger onderwijs volgt € 932,87.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan in afwijking van het eerste lid tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
Beleidsregels 130% Eenmalige Energietoeslag 2022 gemeente Tilburg
Artikel 1: Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. wet: Participatiewet;
(…)
e. student: persoon van 18 tot en met 26 jaar die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan;
f. maximale beurs: bedrag dat een uitwonende student van DUO krijgen kan door maximaal te lenen; de maximale beurs bedraagt per 010722 voor een student HBO/WO €932,87 en voor een student MBO €766,06 euro;
g. in aanmerking te nemen inkomen van studenten: de maximale beurs vermeerderd met inkomsten uit een bijbaan of andere verdiensten. Het inkomen van een eventuele partner telt ook mee. (…)
Artikel 2: Doelgroep eenmalige energietoeslag 2022
1. De eenmalige energietoeslag 2022 van € 800,- per adres is bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
2. De aanvulling op de eenmalige energietoeslag 2022 van € 500,- per adres wordt ambtshalve vertrekt aan huishoudens die eerder ambtshalve of na een aanvraag de toeslag uit artikel 2.1 hebben ontvangen.
3. De EET2022 kan vanaf 15 september 2022 worden aangevraagd door een student ouder dan 18 maar jonger dan 27 jaar die woont in een zelfstandige woonruimte en aan kan tonen dat hij zelf de woon- en energiekosten betaalt voor het adres waar hij woont;
4. Voor de toepassing van deze regeling wordt het vermogen niet in aanmerking genomen.
5a. Een huishouden (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden) heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
5b. Een student heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen van de student niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden). De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
6. Tot een huishouden wordt niet gerekend de persoon die:
a. in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet;
of
b. is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres.
7. Per adres wordt één keer het maximale bedrag van € 1300,- verstrekt.
7a. Bij ambtshalve toekenning: Indien op één adres meerdere personen wonen die voldoen aan de doelgroep- en inkomenscriteria volgens lid 3 en 4 van artikel 2, ontvangt degene die volgens het BRP het langst op het adres woont de EET2022. Wij merken diegene aan als hoofdbewoner.
7b. Bij toekenning op aanvraag: We betalen de EET2022 uit aan de persoon die voldoet aan de doelgroep- en inkomenscriteria volgens lid 5a en 5b en lid 6 van artikel 2 en van wiens bankrekeningnummer de energiekosten voor het adres betaald worden.
7c. Bij inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep gaan we in afwijking van de referteperiode uit van het inkomen exclusief vakantietoeslag over het kalenderjaar voorafgaand aan de ambtshalve toekenning. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag over dat jaar en secundair de aangifte.
Artikel 2a
1. Een eenmalige energietoeslag 2022 van € 1300,- is vanaf 7 oktober aan te vragen door een huishouden met een inkomen tussen de 120% en 130% van de toepasselijke bijstandsnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden). De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
2. Studenten met een gedurende de referteperiode in aanmerking te nemen inkomen tussen de 120 en 130% van de toepasselijke bijstandsnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden), in acht nemend de criteria uit artikel 2.3, kunnen vanaf 7 oktober een aanvraag doen voor een energietoeslag van € 1300,- . De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 5: Hardheidsclausule
1. Als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag kan het college, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van deze beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.
Procesregeling behandeling bezwaarschriften van de gemeente Tilburg
Artikel 10 - Advisering
1. Wanneer aan één van de criteria genoemd in bijlage 2 "Criteria complexe sociale zaken" wordt voldaan legt de ambtenaar de te nemen beslissing op bezwaar voor aan de commissie voor advies. Bij twijfel of er sprake is van een complexe zaak kan hierover worden overlegd met de portefeuillehouder. De commissie adviseert vervolgens aan het college over de te nemen beslissing op bezwaar.
2. De ambtenaar adviseert aan het college over de te nemen beslissing op bezwaar met betrekking tot de overige besluiten.
3. Het hoofd van de afdeling wordt in de gelegenheid gesteld een overweging mee te geven aan het college om het advies al dan niet te volgen.
Bijlage 2 - Criteria complexe sociale zaken:
(…)
Participatiewet:
(…)
-besluiten op aanvragen om bijzondere bijstand, met uitzondering van:
○aanvragen die slechts 1 goed (bijvoorbeeld 1 koelkast, 1 wasmachine, 1 stuk inboedel/ huisraad) betreffen;
○aanvragen die betrekking hebben op de eigen bijdrage voor proceskosten in juridische procedures;
○aanvragen die betrekking hebben op kosten in verband met bewindvoering.