ECLI:NL:RBZWB:2023:7267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3619
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van maatwerkvoorziening Hulp aan Huis op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak van 13 oktober 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, een 61-jarige vrouw met diverse lichamelijke en geestelijke klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] om haar 125 minuten hulp per week toe te kennen voor het schoon en leefbaar houden van haar huis. In een later besluit werd dit verhoogd naar 135 minuten per week, maar eiseres was van mening dat dit nog steeds onvoldoende was gezien haar situatie en de aanwezigheid van extra kamers in haar woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college zich terecht heeft gebaseerd op het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van Bureau HHM. Eiseres voerde aan dat het verslag van de hoorzitting ontbrak en dat het college niet op het HHM-normenkader mocht steunen. De rechtbank oordeelde dat het college de bezwaren van eiseres terecht gedeeltelijk gegrond had verklaard door de hulp te verhogen, maar dat de toekenning van extra tijd voor begeleiding bij regievoering niet nodig was. Eiseres had niet aangetoond dat haar situatie zodanig was dat extra ondersteuningstijd gerechtvaardigd was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, met uitzondering van een immateriële schadevergoeding van € 500,- voor de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de Staat tot vergoeding van deze schade moest worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3619 WMO 15

uitspraak van 13 oktober 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. A. van ’t Laar,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats](het college), verweerder,
gemachtigde: mr. M.H. Ligtenberg.

Procesverloop

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning van de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor het schoon en leefbaar houden van het huis van eiseres. Deze voorziening heeft betrekking op de periode van 8 juli 2021 tot en met 30 juni 2026.
1.2
Het college heeft deze voorziening in een besluit van 26 maart 2021 (primair besluit) toegekend in de vorm van gemiddeld 125 minuten hulp per week. In een besluit van 15 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Het primaire besluit is in zoverre herzien dat de toegekende Hulp aan Huis is verhoogd naar 135 minuten hulp per week, wegens de aanwezigheid van twee extra kamers die niet in gebruik zijn als slaapkamer.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
2.
Eiseres is een nu 61-jarige vrouw, die door lichamelijke en geestelijke klachten niet meer in staat is om het huishouden geheel op eigen kracht bij te houden. Zij kampt met PTSS en is onder behandeling bij een psychiater. Zij krijgt EMDR-therapie en spreekt de psychiater eens per twee weken. Ook is er eens per maand ondersteuning van medisch psychologen. Eiseres heeft HSP (hoog sensitiviteit), en is daardoor extra gevoelig voor prikkels zoals licht, geluid en geuren. Eiseres heeft diabetes type 1 en maakt gebruik van een insuline pomp met een sensor. Verder kampt zij met neuropathie, waardoor zij geen gevoel heeft in de bal van haar voeten. Ook heeft zij problemen met haar schildklier.
Met ingang van 1 januari 2020 is het beleid van het college over het toekennen van hulp aan huis gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is onderzocht in hoeverre eiseres nog in aanmerking komt voor hulp aan huis. Op 19 november 2020 vond een keukentafelgesprek plaats. Hierbij is een plan van aanpak opgesteld om de zorgvraag in kaart te brengen. Daarin is opgenomen dat eiseres recht heeft op de basisnorm van 125 minuten per week Hulp aan Huis voor het schoon en leefbaar houden van het huis. Zij heeft dit Plan van Aanpak getekend voor gezien, omdat zij zich niet kon verenigen met de inhoud ervan.
In het primaire besluit heeft het college – conform het plan van aanpak – aan eiseres de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis toegekend voor 125 minuten per week voor de periode van 8 juli 2021 tot en met 30 juni 2026. In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Het primaire besluit is in zoverre herzien, dat de toegekende hulp is verhoogd naar 135 minuten per week wegens de aanwezigheid van twee extra kamers die niet in gebruik zijn als slaapkamer.
Standpunt van het college
3.
Het college stelt zich op het standpunt dat hij zijn beleid over Hulp aan Huis mocht baseren op het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van Bureau HHM (hierna: HHM-normenkader). In het HHM-normenkader is bepaald dat als iemand recht heeft op de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden, hij de basismodule van 125 minuten per week krijgt voor licht en zwaar huishoudelijk werk in de woning. Aan eiseres is terecht deze basismodule toegekend voor het schoon en leefbaar houden van het huis. Volgens het college heeft hij in zijn beleid voorzien in maatwerk in geval van beïnvloedende factoren die maken dat moet worden afgeweken van de basismodule. Het college ziet in de aanwezigheid van twee extra kamers die niet in gebruik zijn als slaapkamer aanleiding om 10 minuten aan hulp per week extra toe te kennen. Het college heeft geen aanleiding gezien om meer minuten toe te kennen voor begeleiding bij het voeren van regie over het huishouden.
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt – samengevat weergegeven – dat het verslag van de hoorzitting ontbreekt bij het bestreden besluit, danwel ten onrechte niet is toegestuurd. Volgens eiseres mocht het college zich in zijn besluitvorming niet baseren op het HHM-normenkader, zowel wat betreft de basismodule als de beïnvloedende factoren. Eiseres voert verder aan dat onvoldoende tijd is toegekend voor de drie (slaap)kamers die in haar woning aanwezig zijn. Ook zijn ten onrechte geen extra minuten toegekend voor begeleiding bij regievoering. Eiseres heeft de rechtbank verder verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Relevante wet- en regelgeving
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is ten onrechte geen verslag van de hoorzitting toegestuurd?
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het verslag van de hoorzitting in de bezwaarfase ontbreekt bij het bestreden besluit, danwel dat dit verslag ten onrechte niet aan haar is toegestuurd. Uit artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat van het horen in de bezwaarfase een verslag wordt gemaakt. Het doel van het maken van een verslag van een hoorzitting is dat het bestuursorgaan of, als beroep is ingesteld, de bestuursrechter kennis kan nemen van hetgeen tijdens de hoorzitting is verhandeld. De rechtbank stelt vast dat het college het verslag van de hoorzitting in de beroepsfase heeft overgelegd, waardoor eiseres op dit verslag heeft kunnen reageren. In artikel 7:7 van de Awb is – anders dan eiseres kennelijk meent – geen verplichting opgenomen om het verslag van de hoorzitting aan een belanghebbende toe te zenden voor het nemen van een besluit op bezwaar. De rechtbank wijst hierbij op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2354).
Mocht het college zich in zijn besluitvorming baseren op het HHM-normenkader?
7. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar standpunt dat het college zich in zijn besluitvorming niet mocht baseren op het HHM-normenkader. In een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 4 juli 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:4705) is reeds geoordeeld dat het college voor zijn beleid over de basisuren en de beïnvloedende factoren mag uitgaan van het HHM-normenkader. Eiseres heeft in deze procedure geen wezenlijk andere argumenten aangevoerd over dit onderwerp, maar vooral onderbouwd waarom zij zich niet kan verenigen met de uitspraak van 4 juli 2023. Grieven die betrekking hebben op deze uitspraak moeten echter niet in deze procedure, maar in het kader van het door de gemachtigde van eiseres ingestelde hoger beroep tegen genoemde uitspraak naar voren worden gebracht. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om af te wijken van haar eerdere oordeel over het HHM-normenkader als basis voor de besluitvorming van het college.
Had het college meer tijd moeten toekennen voor extra kamers?
8. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat ten onrechte geen extra tijd is toegekend voor de drie (slaap)kamers in haar woning. Het gaat hierbij een slaapkamer, een kleed/strijk/waskamer, en een kamer die in gebruik is als hobbyruimte en computerruimte. In de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] 2021 (hierna: de beleidsregels) is bepaald dat als een extra slaapkamer in gebruik is dit kan leiden tot extra inzet van 18 minuten per week. Dit is een slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is door een huisgenoot. Een logeerkamer is geen extra kamer in gebruik. Een niet in gebruik zijnde extra (slaap)kamer (hobbykamer, computerkamer, werkkamer, logeerkamer o.i.d) moet wel periodiek schoongemaakt worden om het huis als geheel schoon en leefbaar te houden. Dit betreft 5 minuten per week. De beleidsregels zijn op dit punt ook in lijn met het HHM-normenkader, nu ook daarin onderscheid wordt gemaakt tussen extra kamers die in gebruik zijn als slaapkamer of die niet in gebruik zijn als slaapkamer. De rechtbank citeert uit pagina 26 van het HHM-normenkader:
"Voor de niet-slaapkamers indiceer je 5 minuten per week. Dat is in principe onafhankelijk waar deze andere kamer voor wordt gebruikt". Omdat de eigen slaapkamer van eiseres valt onder de basisvoorziening van 125 minuten, is in dit geval sprake van twee extra kamers die niet in gebruik zijn als slaapkamer. Het college heeft hiervoor daarom terecht 10 minuten per week extra hulp toegekend.
Had het college meer tijd moeten toekennen voor begeleiding bij regievoering?
9. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde het college ook geen extra tijd toe te kennen omdat eiseres niet in staat is om de regie te voeren over haar huishouden. Daarvoor is van belang dat in de beleidsregels is opgenomen dat een (huishoudelijke) hulp in de meeste gevallen zelf kan bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden. Indien blijkt dat de cliënt in onvoldoende mate regie kan voeren over zijn eigen huishouden, bestaat de mogelijkheid tot het inzetten van individuele begeleiding. Het betreft dan vaak een groter vraagstuk dan uitsluitend het aansturen van de huishoudelijke hulp. Anders dan zoals eiseres stelt, zijn de beleidsregels ook op dit punt in overeenstemming met het HHM-normenkader. Daarin is op pagina 30 weliswaar opgenomen dat extra tijd kan worden geïndiceerd als een hulp daardoor aantoonbaar extra werkzaamheden moet doen of bijvoorbeeld door het gedrag van de cliënt extra tijd nodig heeft indien een cliënt niet meer zelf (volledig) de regie kan voeren over het huishouden. Ook is daarin echter opgenomen:
"Van hulpen mag worden verwacht dat deze zelfstandig hun werkzaamheden kunnen plannen. Het gegeven dat een cliënt de hulp niet kan instrueren, betekent dus niet automatisch inzet van extra ondersteuningstijd. Er moet wel sprake zijn van extra werk".Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres in deze zaak niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in haar woning zodanig is, dat van een huishoudelijke hulp niet mag worden verwacht dat deze zelfstandig hun werkzaamheden kunnen plannen. Niet gebleken is van bijzondere factoren waardoor de hulp aansturing nodig zou hebben. De rechtbank merkt ten overvloede op dat het eiseres vrijstaat – zoals ook het college heeft geopperd – om een aanvraag in te dienen voor het inzetten van individuele begeleiding.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Overschrijding redelijke termijn
11. Eiseres heeft verder de rechtbank verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Het is vaste rechtspraak dat als uitgangspunt geldt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. Dit is behoudens factoren die onder omstandigheden aanleiding kunnen geven overschrijding van deze behandelingsduren gerechtvaardigd te achten. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
12. In beginsel is een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn is overschreden. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB vangt de termijn aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt en eindigt de termijn op het moment van de uitspraak. Het college heeft het bezwaar van eiseres op 19 april 2021 ontvangen. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar, zou de procedure uiterlijk 19 april 2023 moeten zijn afgerond met een uitspraak in beroep. Bij de beoordeling in welke mate de redelijke termijn is overschreden, moet worden uitgegaan van de datum van deze uitspraak.
13. De redelijke termijn is overschreden met iets minder dan zes maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 500. Omdat de behandeling van het bezwaar ongeveer drie maanden geduurd, is de termijnoverschrijding geheel toe te rekenen aan de rechtbank. De Staat wordt daarom veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van € 500,-. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat tot vergoeding van de toerekenbare schade, vastgesteld op € 500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 13 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie
Artikel 2.1.3
1. De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
2. In de verordening wordt in ieder geval bepaald:
a
.op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
b. van een ingezetene van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] 2021
Artikel 3.3 Hulp aan Huis
1. De algemene voorziening Hulp aan Huis blijft bestaan voor cliënten die op uiterlijk
31 december 2019 zijn toegelaten tot deze voorziening.
2. Voor deze algemene voorziening is met ingang van 1 januari 2020 een eigen bijdrage verschuldigd.
3. Cliënten met een algemene voorziening Hulp aan Huis, de zogenaamde overgangscliënten, worden gefaseerd via een indicatie omgezet naar de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis.
4. Tot deze beoordeling wordt het aantal uren van de algemene voorziening vastgezet op het aantal uren per week dat ze hadden in 2019. Indien een cliënt meer uren wenst zal er meteen een indicatie plaatsvinden voor de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis.
5. Het college stelt nadere regels.
Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening
1.Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
2.Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden
1. Bij de toekenning van ondersteuning bij het huishouden in de vorm van een maatwerkvoorziening richt het college zich op één of meerdere van de volgende resultaten:
a. het schoon en leefbaar houden van de woning;
b. het beschikken over schone en draagbare kleding.
2. Het schoon en leefbaar houden van de woning heeft uitsluitend betrekking op woonruimten binnen de woning. Buitenruimten vallen hier niet onder.
3. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, of de cliënt één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke zorg.
4. Een cliënt komt, in aanvulling op artikel 4.1, niet in aanmerking voor ondersteuning bij het huishouden als hij zelf, of met behulp van zijn partner/gezin of sociale netwerk de resultaten zoals genoemd in lid 1 kan behalen.
5. Het college stelt nadere regels.
Artikel 11.3 Besluit en Beleidsregels
Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] en beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage.
In bijlage 5 van de Verordening is het blokkenschema opgenomen met betrekking tot hulp bij het huishouden behorend bij artikel 4.5 van de Verordening.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] 2021
Artikel 4.2 Aantal uren Hulp bij het Huishouden
De maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden gaat uit van een modulair systeem met drie onderdelen:
  • Basisuren voor een schoon en leefbaar huis
  • Aanvullende uren voor wasverzorging
  • Aanvullende uren schoon en leefbaar huis
Voor het bepalen van het aantal benodigde uren/minuten voor Hulp aan Huis wordt gebruik gemaakt van het blokkenschema zoals opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] . In de beschikking wordt het gemiddeld aantal uren/minuten per week opgenomen.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] 2021
Hulp bij het Huishouden (Hulp aan Huis)
Maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden
Per 1 januari 2020 is de algemene voorziening Hulp aan Huis niet langer toegankelijk voor nieuwe cliënten. Bestaande cliënten (toegelaten tot en met 31 december 2019) mogen gebruik blijven maken van de algemene voorziening totdat ze zijn beoordeeld voor de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden.
Deze beleidsregels hebben betrekking op de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden.
Modulair systeem
Het college wil cliënten die dat nodig hebben passende ondersteuning bieden bij de huishoudelijke taken die zij niet zelf, of met behulp van hun partner/gezin of sociale netwerk, kunnen uitvoeren.
De resultaten van maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden zijn:
  • Het huis is schoon en leefbaar
  • De cliënt beschikt over schone en draagbare kleding.
De maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden gaat uit van een modulair systeem met drie onderdelen:
  • Basisuren voor schoon en leefbaar huis
  • Aanvullende uren voor wasverzorging
  • Aanvullende uren schoon en leefbaar huis
Deze modules, wat daaronder wordt verstaan en hoeveel uren daarvoor worden verstrekt, zijn gebaseerd op objectieve en onafhankelijke onderzoeken die zijn uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM in 2016 - 2017 in opdracht van diverse gemeenten en die juridisch zijn getoetst door verschillende rechtbanken en de Centrale Raad van Beroep. De uitwerking van de maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden zoals verwoord in deze beleidsregels is in samenspraak met bureau HHM opgesteld.
Basisuren voor schoon en leefbaar huis
Als een cliënt recht heeft op de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden, krijgt hij 108 basisuren per jaar (gebaseerd op 125 minuten per week) voor licht en zwaar huishoudelijk werk in de woning (zoals opgenomen in bijlage 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] ). Voor het schoonhouden van de ruimten buiten de woning zoals de ramen, het terras, de tuin of het balkon wordt geen ondersteuning geboden. Als de cliënt en/of zijn netwerk zelf een gedeelte van het huishoudelijk werk kan uitvoeren, wordt er 13 uur per jaar in mindering gebracht. Dit betreft voornamelijk lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals afstoffen op heuphoogte, het aanrecht schoonmaken, opruimen en zitmeubels afnemen (gebaseerd op 15 minuten per week).
Aanvullende uren schoon en leefbaar huis
Het kan zijn dat de basisuren onvoldoende zijn om een schoon en leefbaar huis te realiseren dat niet vervuilt. Dat kan komen door:
  • Beperkingen en belemmeringen van de cliënt
  • Samenstelling van het huishouden
  • Extra vervuiling door een huisdier
  • Kenmerken van de woning
Het kan voorkomen dat bovenstaande kenmerken leiden tot de noodzaak om aanvullende uren toe te kennen. Dit wordt bekeken per individueel geval. Let op dat de aanwezigheid van deze kenmerken niet automatisch leidt tot meer inzet. Het is steeds de vraag aan de Toegang of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraag om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is.
Samenstelling huishouden
Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet persé extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert. De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik.. Bij een kind kan er ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
In die gevallen waarin de samenstelling van het huishouden de noodzaak van extra schoonmaakactiviteiten met zich meebrengt, dan betreft dit 26 uur per jaar (30 minuten per week).
Als er een extra slaapkamer in gebruik is , kan dit leiden tot extra inzet van 16 uur per jaar (18 minuten per week). Dit is een slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is door een huisgenoot. Een logeerkamer is geen extra kamer in gebruik.
Een niet in gebruik zijnde extra (slaap)kamer (hobbykamer, computerkamer, werkkamer, logeerkamer o.i.d.) moet wel periodiek worden schoongemaakt om het huis als geheel schoon en leefbaar te houden c.q. niet te laten vervuilen. Dit betreft 4 uur op jaarbasis (5 minuten per week).
Het organiseren van huishoudelijke taken
Indien een cliënt niet in staat is de huishoudelijke hulp aan te sturen, wordt er gekeken of er een mantelzorger of iemand anders uit zijn netwerk hem daarbij kan ondersteunen. In de meeste gevallen kan een hulp zelf ook bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden.
Indien blijkt dat de cliënt in onvoldoende mate regie kan voeren over zijn eigen huishouden, bestaat de mogelijkheid tot het inzetten van individuele begeleiding. Het betreft dan vaak een groter vraagstuk dan uitsluitend het aansturen van de huishoudelijke hulp.