ECLI:NL:RBZWB:2023:7679

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9566
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het UWV inzake WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 15 augustus 2022 tegen het besluit van 27 juli 2022 betreffende de weigering van een uitkering per 7 juli 2022 ingevolgde de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres heeft het UWV op 1 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep toch ontvankelijk is, gezien de omstandigheden van het geval. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen en de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50 en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.G. in de Braekt),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 15 augustus 2022 tegen het besluit van 27 juli 2022 betreffende de weigering van een uitkering per 7 juli 2022 ingevolgde de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het UWV beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. [2] Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 15 augustus 2022. Het UWV heeft de termijn verlengd met zes weken, waarna de beslistermijn met instemming van eiseres verder is uitgesteld tot 1 augustus 2023. Het UWV had dus uiterlijk op 1 augustus 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij.
3.1.
Eiseres heeft het UWV op 1 augustus 2023 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog net niet verstreken. Verweerder alvast in gebreke stellen, voor het geval er niet tijdig zou worden beslist, is in beginsel niet mogelijk. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is en de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Vanwege de omstandigheden van dit geval vindt de rechtbank dat het beroep toch ontvankelijk is, omdat eiseres de ingebrekestelling heeft verzonden in reactie op de brief van het UWV van 12 juli 2023 waarin staat dat het het UWV niet lukt om voor het einde van de beslistermijn een beslissing te nemen. Het UWV heeft deze brief kort voor het verstrijken van de beslistermijn verstuurd en geeft hierin aan dat eiseres het UWV vanwege het niet tijdig beslissen in gebreke kan stellen, zonder daarbij te vermelden dat dit eigenlijk pas mogelijk is na het einde van de beslistermijn. Sinds 1 augustus zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn wordt aan het UWV opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. In het verweerschrift van 27 september 2023 heeft het UWV uitgelegd dat er vanwege een zeer beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen een achterstand is opgelopen met het inplannen van de hoorzittingen. Voor een zorgvuldige heroverweging dient er een fysieke hoorzitting met de verzekeringsarts plaats te vinden. Het is het UWV niet bekend binnen welke termijn een beslissing kan worden genomen, maar dit lijkt de eerstkomende maanden nog niet aan de orde.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 2 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 112 van de Wet WIA.