ECLI:NL:RBZWB:2023:7954

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10591804 CV EXPL 23-1611 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • Mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling van factuur voor autoreparatie

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 17 mei 2023, waarbij de kantonrechter te Middelburg de vordering van de gedaagde in verzet, oorspronkelijk eiser, heeft toegewezen. De eiser in verzet, die oorspronkelijk gedaagde was, heeft een factuur van € 10.727,91 ontvangen voor reparatiewerkzaamheden aan zijn BMW, waarvan hij € 8.000,00 heeft betaald. De eiser in verzet betwist de resterende vordering en stelt dat de gedaagde in verzet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser in verzet niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gebreken aan de auto het gevolg zijn van de werkzaamheden van de gedaagde in verzet. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in verzet niet in gebreke is gesteld en dat de ontbinding van de overeenkomst door de eiser in verzet ongerechtvaardigd is. De vordering van de eiser in verzet wordt afgewezen, en de gedaagde in verzet wordt in het gelijk gesteld. De kantonrechter vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van de eiser in verzet af, waarbij de eiser in verzet wordt veroordeeld tot betaling van de oorspronkelijke vordering en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10591804 \ CV EXPL 23-1611
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser in verzet],
te [plaats 1],
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
hierna te noemen: [eiser in verzet],
gemachtigde: mr. M. IJzelenberg,
tegen
[gedaagde in verzet],
h.o.d.n. [bedrijf gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
hierna te noemen: [gedaagde in verzet],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van de kantonrechter te Middelburg met zaaknummer
10505100 \ CV EXPL 23-1134 van 17 mei 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • de verzetdagvaarding van 20 juni 2023 met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 14 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in verzet] heeft aan [gedaagde in verzet] de opdracht gegeven om reparatiewerkzaamheden te verrichten aan een auto (BMW, [kenteken]).
2.2.
Op 4 augustus 2022 heeft [gedaagde in verzet] aan [eiser in verzet] laten weten dat de reparatiewerkzaamheden waren afgerond en dat er een APK had plaatsgevonden.
2.3.
Op 12 augustus 2022 stuurde [gedaagde in verzet] een factuur naar [eiser in verzet] met een bedrag van € 10.727,91.
2.4.
[eiser in verzet] heeft een bedrag van € 8.000,00 betaald. Het restant is door [eiser in verzet] onbetaald gelaten.
2.5.
Op 19 augustus 2022 heeft [eiser in verzet] aan [gedaagde in verzet] laten weten dat het oliepeil van de BMW heel laag was. [eiser in verzet] heeft aan [gedaagde in verzet] gevraagd of hij na de vakantie van [gedaagde in verzet] de BMW mocht komen brengen, waarop [gedaagde in verzet] bevestigend heeft gereageerd. Tussen partijen heeft vervolgens diverse correspondentie plaatsgevonden inzake de betaling van het openstaande factuurbedrag.
2.6.
Op 14 oktober 2022 heeft [eiser in verzet] [gedaagde in verzet] in gebreke gesteld. In de betreffende brief worden de volgende gebreken genoemd: de accu van de BMW loopt elke dag leeg, een brandstofleiding lekt, de uitlijning van de auto is niet correct, er is een te hoog olieverbruik en de BMW heeft meer storingen dan voorheen.
2.7.
Op 27 oktober 2022 heeft [gedaagde in verzet] op deze brief gereageerd. [gedaagde in verzet] schreef dat hij steeds heeft laten weten eventuele problemen te willen oplossen, ondanks dat hij niet van mening is dat de problemen door hem veroorzaakt zijn, maar dat [eiser in verzet] niet aan een oplossing wilde meewerken.
2.8.
De gemachtigde van [eiser in verzet] heeft – na ontvangst van het verstekvonnis van 17 mei 2023 – de tussen [eiser in verzet] en [gedaagde in verzet] gesloten overeenkomst van opdracht partieel ontbonden, meer specifiek ten aanzien van de gebreken.
2.9.
[eiser in verzet] heeft de BMW bij [autobedrijf] te [plaats 3] verkocht c.q. ingeruild voor een Audi A8. De BMW is 24 oktober 2022 overgeschreven.
2.10.
Op 12 juni 2023 heeft [eiser in verzet] een telefoongesprek gevoerd met de eigenaar van [autobedrijf]. In dit telefoongesprek heeft de eigenaar onder andere het volgende gezegd inzake de BMW:
“(…) Die auto lekte gruwelijk veel olie en hij laadde niet. Die accu loopt helemaal leeg. Was bij jou bekend heeft hij gezegd dat de accu leeg is. (…)
(…) Want ik heb jou expres niet gebeld, omdat ik me eigenlijk een beetje genaaid voel dat ik een auto binnen kreeg waar wat lekkage zat, die leeg liep en dat wist jij. Ik denk: “Ja, daar kan ik wel bombarie over maken, maar ik pak m’n verlies en werk door. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Bij op 25 april 2023 uitgebrachte dagvaarding heeft [gedaagde in verzet], als eiser in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [eiser in verzet] als gedaagde in de verstekzaak, te veroordelen tot betaling van € 2.727,91 terzake de (resterende) hoofdsom, een bedrag van € 145,19 terzake de rente tot 11 april 2023, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 2.727,91 vanaf 11 april 2023 tot de dag der algehele voldoening, een bedrag van € 497,79 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [eiser in verzet] in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten bovenvermelde termijn voor voldoening.
3.2.
Bij verstekvonnis van 17 mei 2023 heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde in verzet] toegewezen, en is [eiser in verzet] veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 583,84.
3.3.
[eiser in verzet] komt in verzet tegen dit vonnis. [eiser in verzet] vordert van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om de vordering van [gedaagde in verzet] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde in verzet] in de kosten van het verzet.
3.4.
[gedaagde in verzet] concludeert tot bekrachtiging van het verstekvonnis met veroordeling van [eiser in verzet] in de kosten van het verzet.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is bepaald dat het verzet moet worden gedaan binnen vier weken na onder andere het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Uit de e-mail van 31 mei 2023 van de gemachtigde van [gedaagde in verzet] aan [eiser in verzet] leidt de kantonrechter af dat [eiser in verzet] in ieder geval vanaf die datum bekend was met het verstekvonnis. De verzettermijn begon daarom op die datum. De verzetdagvaarding is op 20 juni 2023 betekend. Dat is tijdig. [eiser in verzet] kan in zoverre in zijn verzet worden ontvangen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan, waarbij [gedaagde in verzet] reparatiewerkzaamheden zou verrichten aan de BMW van [eiser in verzet] en [eiser in verzet] daarvoor zou betalen. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of [gedaagde in verzet] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst en zo ja, wat daarvan de gevolgen zijn.
4.3.
[gedaagde in verzet] heeft laten weten de door [eiser in verzet] gestelde gebreken niet te hebben geconstateerd ten tijde van de reparatiewerkzaamheden. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde in verzet] de aanwezigheid van de betreffende gebreken betwist, dan wel dat hij betwist dat de gebreken het gevolg zijn van zijn werkzaamheden.
4.4.
Het is aan [eiser in verzet] – die zich op de rechtsgevolgen van zijn stelling beroept – om aan te tonen dat de door hem gestelde gebreken het gevolg zijn van de door [gedaagde in verzet] al dan niet onjuist uitgevoerde reparatiewerkzaamheden. Het had op de weg van [eiser in verzet] gelegen om – bijvoorbeeld door middel van het overleggen van een deskundigenrapport – het causale verband tussen de werkzaamheden van [gedaagde in verzet] en de gestelde gebreken aan te tonen. [eiser in verzet] heeft dat niet gedaan. Hij heeft dit zonder enige onderbouwing gesteld en dat is – in het licht van de betwisting door [gedaagde in verzet] – onvoldoende. Daarom kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde in verzet] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst.
4.5.
Daar komt overigens bij dat onvoldoende is gebleken dat aan [gedaagde in verzet] voldoende gelegenheid is geboden om eventueel bestaande gebreken te verhelpen. Zoals [eiser in verzet] zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, is hij meermaals bij de garage van [gedaagde in verzet] langsgegaan, maar heeft hij geen afspraak gemaakt om de BMW te laten repareren. In zijn ingebrekestelling van 14 oktober 2022 heeft [eiser in verzet] aan [gedaagde in verzet] een termijn van veertien dagen gegeven om de BMW te herstellen. Vaststaat echter dat [eiser in verzet] de BMW al op 24 oktober 2022 – dus binnen de door [eiser in verzet] gestelde termijn van veertien dagen – heeft overgeschreven naar [autobedrijf].
4.6.
Uit het voorgaande volgt dus dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde in verzet] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst.. Bovendien is niet gebleken dat [eiser in verzet] [gedaagde in verzet] in de gelegenheid heeft gesteld om eventuele gebreken te onderzoeken en zo nodig herstellen. Dit betekent dat de partiële buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst door [eiser in verzet] ongerechtvaardigd is. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser in verzet] daarom af.
4.7.
Ten aanzien van de door [gedaagde in verzet] gevorderde wettelijke handelsrente, overweegt de kantonrechter als volgt. [eiser in verzet] betwist dat de overeenkomst is aangegaan door zijn eenmanszaak. Volgens [eiser in verzet] heeft hij de overeenkomst in privé, ten behoeve van zijn vader, gesloten. [gedaagde in verzet] heeft daarop aangevoerd dat hij altijd zaken heeft gedaan met de eenmanszaak van [eiser in verzet] en dat [eiser in verzet] niet eerder heeft geklaagd over de tenaamstelling van de factuur. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in verzet] verklaard dat bij het aangaan van de overeenkomst niet is gesproken over de hoedanigheid waarin [eiser in verzet] de overeenkomst sloot. Aangezien [gedaagde in verzet] heeft nagelaten daarover destijds nader te informeren, oordeelt de kantonrechter dat de gevolgen hiervan voor zijn rekening en risico dienen te komen. In dit geval leidt dat ertoe dat aan [gedaagde in verzet] niet de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, maar de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW kan worden toegekend. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen over een bedrag van € 2.727,91 vanaf 18 november 2022 (zijnde de datum na de in de ingebrekestelling van 14 november 2022 genoemde termijn voor nakoming) tot aan de dag der algehele voldoening.
4.8.
[gedaagde in verzet] vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 497,79. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [eiser in verzet] een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.9.
[eiser in verzet] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van het verzet betalen. De proceskosten van [gedaagde in verzet] worden tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
232,00
(1,00 punt x € 232,00)
- nakosten
116,00
Totaal
699,84
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het vonnis van 17 mei 2023 van de kantonrechter te Middelburg, gewezen onder zaaknummer 10505100 \ CV EXPL 23-1134,
5.2.
wijst de vorderingen van [eiser in verzet] af,
opnieuw rechtdoende
5.3.
veroordeelt [eiser in verzet] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde in verzet] te betalen € 2.727,91, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [eiser in verzet] in de proceskosten van € 699,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in verzet] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet [eiser in verzet] ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
veroordeelt [eiser in verzet] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.